ECLI:NL:RBSGR:2005:AU1422

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 05/904
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot intrekking van schorsingsbesluit en beëindiging lidmaatschap binnen de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, hebben eisers, bestaande uit de Afdeling Oegstgeest/Sassenheim van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren en drie individuele leden, een kort geding aangespannen tegen de Landelijke vereniging. De eisers vorderden onder andere dat de Landelijke vereniging hen zou verplichten om een schorsingsbesluit van 16 juni 2005 in te trekken en rectificaties te plaatsen in diverse media. De eisers stelden dat het schorsingsbesluit onterecht was genomen, omdat er geen sprake zou zijn van onbehoorlijk bestuur en de Afdeling financieel gezond was.

De Landelijke vereniging voerde verweer en stelde dat de eisers niet ontvankelijk waren in hun vorderingen, omdat de bestuursleden die de opdracht tot het aanhangig maken van het kort geding hadden gegeven, geschorst waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eisers inderdaad niet rechtsgeldig waren vertegenwoordigd en verklaarde de Afdeling niet-ontvankelijk in haar vorderingen. De rechter concludeerde dat de schorsing van de bestuursleden door de Landelijke vereniging gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden waaronder de schorsing was opgelegd. De vorderingen van de eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de kosten van het geding.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van goede vertegenwoordiging binnen verenigingen en de gevolgen van onbehoorlijk bestuur. De rechter bevestigde dat de schorsing de toets der kritiek kon doorstaan en dat er geen reden was voor intrekking van de besluiten tot beëindiging van het lidmaatschap. De uitspraak werd gedaan op 23 augustus 2005.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 23 augustus 2005,
bij vervroeging gewezen in de zaak met rolnummer KG 05/904 van:
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Afdeling Oegstgeest/Sassenheim van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren,
gevestigd te Oegstgeest,
2. [eiser sub 2],
3. [eiser sub 3],
beiden wonende te [woonplaats],
4. [eiser sub 4],
wonende te [woonplaats], Egypte
eisers,
procureur mr. P.J. Arentshorst,
tegen:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. K.T.B. Salomons.
Eisers zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als '[eisers]' en afzonderlijk als 'de Afdeling', '[eiser sub 2]', '[eiser sub 3]' en '[eiser sub 4]' en gedaagde als 'de Landelijke vereniging'.
1. De feiten
Kortheidshalve wordt verwezen naar de feiten zoals weergegeven onder 1. in het vonnis KG 05/337 van 13 april 2005 en onder 1. in het vonnis KG 05/881 van heden van de voorzieningenrechter alhier.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
[eisers] vorderen, na wijziging van eis, - zakelijk weergegeven - de Landelijke vereniging op straffe van een dwangsom te gebieden:
- om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis [eiser sub 2], [eiser sub 3] en [eiser sub 4] ieder afzonderlijk schriftelijk te verklaren dat zij het schorsingsbesluit d.d. 16 juni 2005 (schorsing bestuur Afdeling) intrekt, althans als ingetrokken beschouwt, waarbij de Landelijke Vereniging een en ander binnen diezelfde termijn rectificeert middels een advertentie in de streekkranten "De Sassenheimer", "De Warmonder", "De Voorhouter", alsmede in de "Oegstgeester Courant", althans in een veelgelezen persorgaan in de plaatsen waar de Afdeling haar werkgebied heeft;
- om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de hiervoor genoemde schriftelijke verklaring en rectificatie te plaatsen op haar intranet alsmede in het tijdschrift "Dier";
- om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de ING-bank te Leiderdorp te berichten dat de blokkering van de bankrekeningen van de Afdeling per direct dient te worden opgeheven;
- om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis [eiser sub 2], [eiser sub 3] en [eiser sub 4] ieder afzonderlijk schriftelijk te verklaren dat zij het besluit tot beëindiging van het lidmaatschap van de Afdeling en dat van de Landelijke vereniging intrekt, althans als ingetrokken beschouwt.
Daartoe voeren [eisers]. onder meer het volgende aan.
Het schorsingsbesluit van 16 juni 2005 is onterecht genomen, nu er in het geheel geen sprake is van onbehoorlijk bestuur. De Afdeling is financieel gezond, de lopende zaken worden goed behartigd en het bestuur komt al zijn verplichtingen na. De Landelijke vereniging wordt daarbij van het reilen en zeilen van de Afdeling op de hoogte gehouden. Daarnaast hebben eisers meegewerkt aan het wijzigen van de afdelingsstatuten. Voorts is het oprichten van de Stichting en het daarin onderbrengen van de gelden uit het legaat niet in strijd met doel en strekking van het Convenant CBF keurmerk uit 1998.
Door de opgelegde schorsing kunnen lopende zaken van de Afdeling thans niet goed worden behartigd.
De Landelijke vereniging voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. De Landelijke vereniging heeft bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging, stellende dat deze te laat is gedaan. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat, hoewel de eiswijziging in een zeer laat stadium is gedaan, dit nog geen strijd met de eisen van een goede procesorde oplevert nu de Landelijke vereniging blijkens positum 7 tot en met 11 van haar pleitnota (bij voorbaat) ingegaan is op de onderwerpen waarop de eiswijziging ziet en haar eveneens in repliek de mogelijkheid is geboden, van welke mogelijkheid ook gebruik is gemaakt, om verweer te voeren tegen de vermeerderde eis. Aldus kan niet gezegd worden dat de Landelijke vereniging in haar verdediging onredelijk is bemoeilijkt. De eiswijziging zal daarom worden toegestaan.
3.2. De Landelijke vereniging heeft voorts betoogd dat de Afdeling niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen omdat zij in dit geding niet rechtsgeldig is vertegenwoordigd nu de bestuursleden die namens de Afdeling de opdracht hebben gegeven tot het aanhangig maken van dit kort geding zijn geschorst en dus niet bevoegd zijn.
3.3. Dit verweer slaagt. Kortheidshalve wordt verwezen naar de overwegingen onder 3.2. van het vonnis van heden met kenmerk KG 05/881 ten aanzien van de ontvankelijkheid van de Afdeling in dat kort geding. Daaruit volgt dat, nu gedurende de schorsing de leiding van de afdeling in handen van het bestuur van de Landelijke vereniging is, [eiser sub 2], [eiser sub 3] en [eiser sub 4] niet bevoegd zijn de Afdeling te vertegenwoordigen, zodat de Afdeling niet ontvankelijk is in haar vorderingen.
3.4. Ingevolge artikel 30 lid 1 van de landelijke statuten kan het hoofdbestuur van de Landelijke vereniging overgaan tot schorsing van het bestuur van een afdeling in de in dat artikel genoemde gevallen. De vraag die hier voorligt is of in de onderhavige zaak terecht tot schorsing is overgegaan. Aangezien in de landelijke statuten in een bijzondere beroepsgang is voorzien, kan hier door de voorzieningenrechter slechts terughoudend worden getoetst. Beoordeeld dient te worden of het bestuur van de Landelijke vereniging in redelijkheid tot haar schorsingsbesluit heeft kunnen komen.
3.5. Die vraag moet bevestigend worden beantwoord. [eiser sub 2] en [eiser sub 3] hebben welbewust een stichting opgericht zonder de statutair vereiste goedkeuring van het bestuur van de Landelijke vereniging en de ingevolge het CBF convenant vereiste toestemming van de Commissie van Toezicht. Voorts is de Stichting volledig onafhankelijk gemaakt van de Landelijke vereniging en de Afdeling en is, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, elk inzicht in de financiën van de Afdeling en het legaat door hen geweigerd aan de Landelijke vereniging. Aldus is een aanmerkelijk bedrag onttrokken aan het vermogen van de Afdeling. Nog daargelaten de wijze waarop uiteindelijk de statutenwijziging welke de inzet was van het eerdere kort geding van 13 april 2005 heeft plaatsgevonden, geeft voormelde handelwijze blijk van onbehoorlijk bestuur. Niet alleen is evident sprake van strijd met de statuten, maar ook zijn de belangen van de Afdeling geschaad. Aan de Afdeling is immers een zeer groot bedrag onttrokken, terwijl anderzijds de reputatie van de Landelijke vereniging en de Afdeling op het spel is gezet, hetgeen de bescherming van dieren in het algemeen en de Landelijke vereniging en de Afdeling in het bijzonder kan schaden.
3.6. Het voorgaande geldt evenzeer ten aanzien van [eiser sub 4]. Hoewel vraagtekens gezet kunnen worden bij haar feitelijke betrokkenheid bij het besturen van de Afdeling en zij niet rechtstreeks betrokken was bij de overmaking van de gelden aan de Stichting, was zij tot de schorsing in ieder geval formeel belast met het bestuur van de Afdeling. Als zodanig heeft zij verzuimd ervoor zorg te dragen dat de gelegateerde gelden voor de Afdeling behouden bleven waardoor sprake is van het onbehoorlijk behartigen van de belangen van de Afdeling en het onvoldoende erop toezien dat de statuten worden nageleefd, in strijd met het bepaalde in artikel 16 lid 2 van de afdelingsstatuten, hetgeen eveneens onbehoorlijk bestuur oplevert. Overigens lijkt in het geval van [eiser sub 4] ook aan de overige in artikel 30 lid 1 van de Landelijke statuten genoemde gronden voor schorsing te zijn voldaan.
3.7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de schorsing de toets der kritiek kan doorstaan. Evenmin kan dan de schorsing disproportioneel genoemd worden. Voor intrekking van de besluiten tot beëindiging van het lidmaatschap is evenmin - op dezelfde gronden - reden. De vordering tot opheffing van het beslag deelt hetzelfde lot. De vorderingen van [eiser sub 2], [eiser sub 3] en [eiser sub 4] zullen derhalve worden afgewezen, met veroordeling van hen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
verklaart de Afdeling niet-ontvankelijk in haar vorderingen;
wijst het gevorderde voor het overige af;
veroordeelt [eiser sub 2], [eiser sub 3] en [eiser sub 4] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Landelijke vereniging begroot op € 1.060,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 244,-- aan griffierecht;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 23 augustus 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
svw