ECLI:NL:RBSGR:2005:AU1148

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/19975, 05/19978
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • S.G.M. Buys
  • H. Gorter
  • C. van Linschoten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de aanwijzing tot verblijf in een vertrekcentrum voor asielzoekers

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 juni 2005 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de rechtmatigheid van een aanwijzing tot verblijf in een vertrekcentrum voor asielzoekers. De eisers, A en B, van Iraanse nationaliteit, hebben een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet hebben betwist dat de Minister bevoegd was om een aanwijzing te geven op basis van artikel 57 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft overwogen dat de Minister een discretionaire bevoegdheid heeft en dat hij in redelijkheid tot het geven van de aanwijzing heeft kunnen komen. De rechtbank heeft de argumenten van eisers, waaronder de geestelijke gezondheid van eiseres en de hardheid van de maatregel, niet gevolgd. Er is geen bewijs geleverd dat de medische voorzieningen in het vertrekcentrum ontoereikend zouden zijn voor de noodzakelijke behandeling van eiseres. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de bestreden besluiten in stand kunnen blijven en heeft de beroepen ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de maatregel op te heffen, gezien het ontbreken van bijzondere omstandigheden die de rechtmatigheid van de maatregel in twijfel zouden trekken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
zittinghoudende te Utrecht
Reg.nr.: AWB 05/19975 BEPTDN
AWB 05/19978 BEPTDN
UITSPRAAK van de meervoudige kamer voor de behandeling van vreemdelingenzaken, inzake het beroep van:
A, geboren op [...] 1965, eiser, B, geboren op [...] 1974, eiseres,
en mede namens hun minderjarige kind, C, geboren op [...] 1996,
allen van Iraanse nationaliteit,
gemachtigde: mr. J.M. Langenberg, advocaat te Utrecht,
tegen een besluit van
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. R. Reede, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag.
1. INLEIDING
Bij beslissing van 10 augustus 2001 heeft verweerder de aanvraag van eiser en eiseres (hierna: eisers) van 2 januari 2001 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Eisers hebben hiertegen beroep bij deze rechtbank ingesteld. Bij uitspraak van 12 november 2004 (AWB 01/44071 en AWB 01/48474) heeft deze rechtbank, zittingplaats Utrecht, de beroepen ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen deze uitspraak geen hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 26 april 2005 heeft verweerder bepaald dat de (opvang)voorzieningen op 3 mei 2005 worden beëindigd. Verweerder heeft op grond van artikel 57 van de Vreemdelingenwet (Vw) aan betrokkenen vanaf de dag dat de (opvang)voorzieningen zijn beëindigd de verplichting opgelegd zich voor de terugkeer op te houden in het Vertrekcentrum te Vlagtwedde. Eisers hebben hiertegen op 3 mei 2005 beroep bij deze rechtbank ingesteld.
Het geding is behandeld ter zitting van 19 mei 2005, waar eisers niet zijn verschenen. De gemachtigde van eisers heeft bij brief van 17 mei 2005 aan de rechtbank medegedeeld niet ter zitting te verschijnen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. OVERWEGINGEN
Eisers hebben tegen het besluit van 26 april 2005 aangevoerd dat verwijdering uit het Asielzoekerscentrum (AZC) D en overbrenging naar het Vertrekcentrum (VC) te Vlagtwedde bij een juiste afweging van de belangen van eisers en de belangen van verweerder van onevenredige hardheid getuigt. De geestelijke gezondheid van eiseres staat een dergelijke aanwijzing/maatregel niet toe. Verwezen wordt naar de bijgevoegde verklaring van het ziekenhuis waar eiseres werd opgenomen na een suïcidepoging. Direct voorafgaande aan de verwijdering uit het AZV deed eiseres wederom een suïcidepoging.
Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de stelling van eisers dat de aanwijzing onredelijk is in verband met de geestelijke gezondheid van eiseres, niet wordt gevolgd. Gesteld noch gebleken is dat eisers na de tenuitvoerlegging van de maatregel verstoken zijn geweest van de noodzakelijke medische zorg. Ook overigens hebben eisers geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het opleggen van de maatregel in hun geval niet rechtmatig zou zijn. Nu eisers geen omstandigheden hebben aangevoerd op grond waarvan verweerder de maatregel niet had mogen opleggen en ook overigens geen (bijzondere) omstandigheden zijn gebleken, ziet verweerder geen aanleiding de maatregel op te heffen.
Ingevolge artikel 57 Vw kan de Minister de vreemdeling wiens aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 is afgewezen de aanwijzing geven zich op te houden in een bepaalde ruimte of op een bepaalde plaats en aldaar de aanwijzingen van de bevoegde autoriteit in acht te nemen, ook indien de beschikking waarbij de aanvraag is afgewezen nog niet onherroepelijk is dan wel het beroep de werking van de beschikking opschort.
De rechtbank overweegt als volgt.
Als eerste stelt de rechtbank vast dat eisers niet hebben betwist dat verweerder in dit geval een aanwijzing als bedoeld in artikel 57 Vw kan geven.
Voorts overweegt de rechtbank dat gelet op de bewoording van artikel 57 Vw verweerder een discretionaire bevoegdheid heeft ten aanzien van de vraag of hij al dan niet overgaat tot het geven van een dergelijke aanwijzing.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid tot het geven van deze aanwijzing kunnen komen.
De enkele stelling dat verwijdering uit het Asielzoekerscentrum (AZC) D en overbrenging naar het Vertrekcentrum (VC) te Vlagtwedde van onevenredige hardheid getuigt, alsmede dat de geestelijke gezondheid van eiseres een dergelijke aanwijzing/maatregel niet toe staat, doet daar niet aan af. Niet gesteld of gebleken is dat de medische voorzieningen in het VC ontoereikend zouden zijn voor de vereiste medische behandeling van eiseres.
Aangezien ook overigens niets is aangevoerd bestaat geen aanleiding om te oordelen dat de bestreden besluiten niet in stand kunnen blijven. De beroepen worden ongegrond verklaard.
Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is niet gebleken.
3. BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. Buys, voorzitter, en mr. H. Gorter en mr. C. van Linschoten, leden van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken en uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2005, in tegenwoordigheid van mr. F.K. Williams als griffier.
de griffier
de rechter
afschrift verzonden op:
RECHTSMIDDEL
Ingevolge artikel 120 Vw staat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open.