RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 22 juli 2005,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 05/912 van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. W.P. den Hertog,
advocaten mrs. A.J.M. van Roy en J.W. Soeteman te Amsterdam,
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie, Openbaar Ministerie),
waarvan de zetel is gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureurs mrs. F.W. Bleichrodt en J.J. van der Helm.
1. Het verloop van de procedure
Eiser heeft gedaagde bij exploot van 20 juli 2005 gedagvaard voor de zitting van deze rechtbank van 20 juli 2005. Eiser heeft ter zitting zijn vordering toegelicht; gedaagde heeft daartegen verweer gevoerd. Het vonnis is bepaald op heden. Aan partijen is op 22 juli 2005 een uittreksel uit het audiëntieblad verstrekt relaterend de uitspraak in deze zaak. Het onderstaande vormt een uitwerking daarvan.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 20 juli 2005 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Eiser heeft tot februari 2005 ingeschreven gestaan als advocaat te Amsterdam.
2.2. In het kader van een lopend onderzoek naar een onjuist persbericht met betrekking tot een beweerdelijke verregaande samenwerking tussen Verstatel, Talpa en Deutsche Telekom hebben opsporingsambtenaren van de FIOD op zaterdagochtend 16 juli 2005 een bezoek gebracht aan het woonadres van eiser teneinde hem als getuige te horen.
2.3. Voornoemde rechercheurs hebben tijdens hun bezoek een pc, laptop en router van eiser in beslag genomen. Eiser heeft met een beroep op zijn verschoningsrecht tegen deze inbeslagname ter plekke bezwaar gemaakt.
2.4. Bij brief van 19 juli 2005 heeft mr. L. Mannheims, de waarnemend deken van de Orde van Advocaten te Amsterdam (hierna: de deken), aan mr. H.J. Biemond, de behandelend officier van justitie, bericht dat voornoemd beslag onmiddellijk dient te worden opgeheven en de in beslag genomen apparatuur aan eiser moet worden geretourneerd. Zij schrijft daartoe onder meer het volgende:
"Wel heb ik bezwaar tegen de inbeslagname van de computers nadat [eiser] aan verbalisanten kenbaar heeft gemaakt dat daar vertrouwelijke stukken en informatie in staan die hem zijn toevertrouwd of zijn opgesteld in zijn hoedanigheid van advocaat, waardoor deze bestanden onder het verschoningsrecht vallen. Inbeslagname van dergelijke stukken is met diverse waarborgen omkleed volgens vaste jurisprudentie. Uitgangspunt is dat een rechter-commissaris daarbij betrokken wordt en dat de deken aanwezig is."
3. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
Eiser vordert - zakelijk weergegeven - gedaagde te bevelen om binnen zes uur na het uitspreken van dit vonnis de computers en de router aan hem af te geven, alsmede te gebieden daaraan geen onderzoek te doen en eventueel aldus reeds verkregen informatie - eveneens binnen zes uur na het uitspreken van dit vonnis -aan hem te overhandigen.
Daartoe voert eiser het volgende aan.
Opsporingsambtenaren van de FIOD zijn zonder zich te legitimeren en zonder mededeling te doen van het doel van hun bezoek de woning van eiser binnengetreden. Evenmin is door hen meegedeeld in verband met welk strafbaar feit zij hem als getuige wensten te horen. Aanvankelijk hebben de rechercheurs met een beroep op artikel 96a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de computers en de router ingevorderd. Nadat eiser zich op zijn verschoningsrecht had beroepen en na overleg met de officier van justitie hebben zij deze niet op grond van voornoemde bepaling ingevorderd maar in beslag genomen. Gedaagde is voornemens om de bestanden op de meegenomen computers en router te onderzoeken. Eiser heeft een spoedeisend belang om dit door middel van het gevorderde verbod te voorkomen, nu zich daarop bestanden bevinden die onder zijn verschoningsrecht vallen. Het voorstel van gedaagde om mr. Mannheims (de deken) daarbij aanwezig te laten zijn doet niet af aan de onrechtmatigheid van het beslag en staat dan ook niet aan toewijzing van de vordering van eiser in de weg.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Vooropgesteld moet worden dat ingevolge artikel 98 lid 1 Sv onder verschoningsgerechtigden in beginsel geen beslag kan worden gelegd op brieven en/of geschriften - waar computerbestanden in zoverre mede onder begrepen worden - die onder hun geheimhoudingsplicht vallen. Dit is slechts anders indien die brieven en geschriften voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan gediend hebben (artikel 98 lid 2 Sv). Aan zijn vorderingen heeft eiser ten grondslag gelegd dat de computers (en de router) bestanden bevatten die onder zijn geheimhoudingsplicht vallen. Gedaagde heeft daartegen aangevoerd dat de FIOD slechts geïnteresseerd is in bestanden die zijn aangemaakt ná 1 juli 2005 en om die reden onmogelijk onder het verschoningsrecht van eiser kunnen vallen. Bovendien, aldus gedaagde, staat het enkele feit dat op de computer (mogelijk) bestanden staan die onder het verschoningsrecht vallen niet aan inbeslagname van de gehele computer in de weg. In de opvatting van gedaagde heeft de behandelend officier van justitie voorts een alleszins werkbare methode voorgesteld om te voorkomen dat bestanden die onder het verschoningsrecht van eiser vallen in het onderzoek worden betrokken. Hij heeft, nu de computers tot dan toe onaangeroerd bij de FIOD opgeslagen waren, op 18 of 19 juli 2005 aan de deken voorgesteld om de inhoud van de computers in haar aanwezigheid te bekijken.
4.2. In dit kort geding dient allereerst de vraag beantwoord te worden of de FIOD zonder meer bevoegd was om de computers en de router van gedaagde in beslag te nemen. Vast staat dat de FIOD aanvankelijk voornemens was om op grond van artikel 96a Sv de uitlevering van deze gegevensdragers te bevelen. Pas nadat eiser zich op zijn verschoningsrecht had beroepen en nadat de rechercheurs telefonisch hadden overlegd met de - niet ter plekke aanwezige - zaaksofficier, hebben zij daarvan afgezien en met een beroep op de 'algemene' bevoegdheid tot inbeslagname op grond van artikel 96 Sv de computers en de router in beslag genomen. Nu partijen kennelijk van mening zijn dat aan de vereisten van dat artikel is voldaan, zal ook de voorzieningenrechter daar vanuit gaan. Volgens vaste jurisprudentie dient - in ieder geval voor zover het gaat om bestanden die geen voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend - de rechter-commissaris, bij voorkeur in gezamenlijk overleg met de deken in het desbetreffende arrondissement, te beslissen of deze bestanden onder het verschoningsrecht vallen. Dat het in dit geval computers betreft waarop zich mede bestanden bevinden die niet onder het verschoningsrecht vallen en gedaagde ook met zoveel woorden heeft aangegeven alleen in die bestanden geïnteresseerd te zijn, betekent niet op voorhand dat de computers (en de router) in hun geheel - dus inclusief de bestanden die wel onder het verschoningsrecht vallen - in beslag genomen mogen worden. Dat zich op die computers mogelijk bestanden zouden kunnen bevinden die onderwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend - voorshands is dit echter op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt - kan evenmin tot die conclusie leiden.
4.3. Uit hetgeen hiervoor onder 4.2 is overwogen volgt dat de inbeslagname door de opsporingsambtenaren van de FIOD in beginsel als onrechtmatig aangemerkt moet worden. Immers, de beslissing daartoe is niet genomen door een rechter-commissaris en er is evenmin vooraf overleg geweest met de deken. Indien de belangen ter bescherming waarvan voornoemde regel strekt op andere wijze voldoende gewaarborgd worden zou dit mogelijk tot een ander oordeel kunnen leiden. Gedaagde heeft in dat verband aangevoerd dat de bestanden op de computers en de router tot op heden nog niet zijn ingezien en dat de deken bij het inzien daarvan aanwezig kan zijn. Naar voorlopig oordeel biedt deze door de zaaksofficier voorgestelde procedure onvoldoende waarborgen ter bescherming van het verschoningsrecht van eiser. De in de jurisprudentie ontwikkelde praktijk verlangt minstgenomen dat procedureafspraken ter bescherming van het verschoningsrecht voorafgaande aan inbeslagname gemaakt worden. Dit is te meer noodzakelijk nu de computerbestanden die onder het verschoningsrecht vallen niet op eenvoudige wijze gesepareerd kunnen worden. Indien het niet mogelijk is om deze procedureafspraken ter plekke - in aanwezigheid van de rechter-commissaris en de deken - te maken zullen die maatregelen getroffen moeten worden die redelijkerwijze nodig zijn om enerzijds wegmaking of beschadiging te voorkomen (zie artikel 96 lid 2 Sv) en anderzijds het verschoningsrecht van eiser in volle omvang respecteren. Daarbij zou gedacht kunnen worden aan het 'verzegelen' van de computers. De enkele toezegging achteraf van gedaagde dat de bestanden nog niet zijn ingezien en dat de deken bij het bekijken van de inhoud aanwezig mag zijn is in ieder geval onvoldoende.
4.4. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat gedaagde, althans de FIOD, de computers en de router niet zonder meer in beslag had mogen nemen. Door onvoldoende maatregelen te treffen teneinde het verschoningsrecht van eiser te waarborgen heeft gedaagde onrechtmatig gehandeld, hetgeen het beslag eveneens onrechtmatig maakt. Dit betekent dat de vorderingen van eiser - op de wijze als hierna vermeld - worden toegewezen.
Onder die omstandigheden kan in het midden blijven of de FIOD zonder zich te legitimeren en zonder mededeling te doen van het doel van zijn bezoek de woning van eiser is binnengetreden.
4.5. Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
beveelt gedaagde om binnen zes uur na betekening van dit vonnis de op 16 juli 2005 door gedaagde meegenomen computers van eiser, een personal computer van het merk Wave PC en een laptop van het merk Toshiba, alsmede één router aan eiser te retourneren door middel van afgifte op het adres [adres], zijnde het gekozen domicilie van eiser;
gebiedt gedaagde om tot het moment van deze afgifte op geen enkele wijze enig onderzoek aan, op of in de computers en/of de router te (doen) verrichten, hier op enigerlei wijze informatie uit te verkrijgen of een kopie daarvan te maken;
gelast gedaagde om binnen zes uur na betekening van dit vonnis alle informatie die door enigerlei onderzoek aan, op of in de computers en/of de router is verkregen, waaronder elke gemaakte kopie van deze informatie of van de inhoud van de computers en/of de router aan eiser te overhandigen door middel van afgifte op het adres [adres];
veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, tot dusver aan de zijde van eiser begroot op € 1.145,60, waarvan € 816,-- aan salaris procureur, € 244,-- aan griffierecht en € 85,60 aan dagvaardingskosten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juli 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.