ECLI:NL:RBSGR:2005:AU0182

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 05/688
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige handelingen van de Staat der Nederlanden in asielprocedure en onderzoek in Azerbeidzjan

In deze zaak vordert eiseres, een asielzoekster, dat de gedaagde, de Staat der Nederlanden (Ministerie van Buitenlandse Zaken), wordt geboden om zijn onderzoek in Azerbeidzjan te staken totdat in de bodemprocedure is beslist of dat onderzoek rechtmatig is. Eiseres stelt dat het onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd en dat dit heeft geleid tot onrechtmatige gevolgen voor haar positie in de asielprocedure. Tijdens een vragenuur in de Tweede Kamer heeft de minister van Buitenlandse Zaken verklaard dat vertrouwenspersonen geen namen van asielzoekers mogen noemen, maar in de praktijk blijkt dit niet altijd het geval te zijn. Eiseres stelt dat als gevolg van het handelen van gedaagde, een lerares wiskunde niet meer bereid is om een verklaring af te leggen, wat haar positie in de asielprocedure heeft verslechterd.

De voorzieningenrechter oordeelt dat eiseres een redelijk belang heeft om te voorkomen dat er onzorgvuldig onderzoek wordt verricht in Azerbeidzjan, wat niet alleen haar belangen kan schaden, maar ook die van haar familieleden. De rechter wijst erop dat gedaagde niet voldoende heeft aangetoond dat het onderzoek op zorgvuldige wijze is uitgevoerd en dat er twijfels bestaan over de veiligheid van de betrokken personen. De voorzieningenrechter besluit om gedaagde te gebieden verder onderzoek in Azerbeidzjan achterwege te laten totdat er garanties zijn verstrekt die de zorgen over de zorgvuldigheid van het onderzoek wegnemen. De zaak wordt pro forma aangehouden tot 23 juli 2005 voor verdere behandeling van de garanties.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 13 juli 2005,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 05/688 van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. T. Scholtus,
advocaat mr. J.M.C. de Kok te Liempde, gemeente Boxtel,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Buitenlandse Zaken),
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. A. van Blankenstein.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 29 juni 2005 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. In 1999 hebben de ouders van eiseres, die toen nog minderjarig was, ten behoeve van eiseres en zichzelf asiel aangevraagd in Nederland. Die aanvraag is afgewezen, laatstelijk bij beschikking van 9 februari 2005. Tegen die afwijzing hebben eiseres en haar ouders beroep ingesteld bij de vreemdelingenrechter.
1.2. In juli 2004 heeft de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) gedaagde gevraagd nadere informatie te verschaffen met betrekking tot het asielverzoek van eiseres en haar ouders.
1.3. Gedaagde heeft vervolgens in Azerbeidzjan onderzoek doen verrichten. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van een of meerdere zogeheten vertrouwenspersonen. Bij individueel ambtsbericht van 17 december 2004 heeft hij de IND onder meer als volgt bericht:
'6. en 7. De naam [eiseres] komt niet voor op de lijst van leerlingen die op school nummer 151 te Bakoe onderwijs hebben genoten. De naam van de lerares wiskunde van school nummer 151 te Bakoe komt overeen met de naam die betrokkenen hebben opgegeven. De lerares heeft echter verklaard geen leerling met de naam [eiseres] te kennen.
8. Volgens de lerares wiskunde van school nummer 151 te Bakoe heeft geen leerling bij haar in huis gewoond. Ook de aangezochte buren van de lerares herinneren zich geen inwonende leerling.'
1.4. In de asielprocedure hebben eiseres en haar ouders de juistheid van dit individuele ambtsbericht betwist. Volgens hen heeft de in dat bericht bedoelde lerares wiskunde -in een brief aan de advocaat van eiseres- verklaard dat niemand bij haar informatie over eiseres heeft ingewonnen en dat zij wel degelijk onderwijs heeft gegeven aan eiseres.
1.5. Bij dagvaarding van 18 april 2005 heeft eiseres een bodemprocedure tegen gedaagde aanhangig doen maken. In die bodemprocedure vordert eiseres -zakelijk weergegeven- voor recht te verklaren dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld alsmede gedaagde te veroordelen tot het herroepen van het individuele ambtsbericht.
1.6. In verband met de dagvaarding in de bodemzaak heeft gedaagde nader onderzoek in Azerbeidzjan doen verrichten.
1.7. Bij brief van 5 juni 2005 heeft de moeder van eiseres de advocaat van eiseres onder meer het volgende medegedeeld:
'Ik belde [de lerares wiskunde, voorzieningenrechter] op om haar te vragen of zij akkoord ging om in een interview een paar vragen te beantwoorden. Zodra ze de telefoon opnam en hoorde dat ik de moeder van [eiseres] was, ging zij schreeuwen en raakte meteen van streek. Zij schreeuwde dat zij door ons problemen gekregen heeft.
Zij zei dat iemand bij haar thuis langs geweest is en haar bedreigd heeft, omdat zij een brief geschreven heeft en dat zij een Armeens gezin geholpen heeft. [..]
Ook zei ze dat die mensen die naar school kwamen, haar de brief dat zij geschreven heeft, hebben laten zien. Zij heeft alles geweigerd en zei dat zij de brief niet geschreven heeft. Tegen mij zegt zij niet concreet wat zij gezegd heeft en wat voor vragen gesteld werden. [..]'
1.8. Op 7 juni 2005 is in de Tweede Kamer een vragenuur gehouden over de totstandkoming van individuele ambtsberichten als het onderhavige. De minister van Buitenlandse zaken heeft toen onder meer het volgende verklaard:
'Al eerder heb ik uiteengezet dat het niet verstandig is dat de vertrouwenspersoon zich legitimeert, omdat de veiligheid van de asielzoeker naar wie onderzoek wordt gedaan voorop staat. Het onderzoek mag namelijk geen nadelige gevolgen hebben voor de veiligheid bij eventuele terugzending en ook niet voor de veiligheid van de familieleden. Daarom maakt de vertrouwenspersoon nooit bekend naar wie hij onderzoek verricht, omdat dit het spoor kan terugleiden naar de betreffende asielzoeker of diens familie.'
2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
Eiseres vordert, zakelijk weergegeven:
a. primair: gedaagde te gebieden zijn onderzoek in Azerbeidzjan te staken totdat in de bodemprocedure beslist zal zijn of dat onderzoek rechtmatig is;
b. subsidiair: gedaagde te bevelen om in verband met (eventueel) verder onderzoek in Azerbeidzjan garanties af te geven, inhoudende dat derden, waaronder getuigen en informanten van eiseres, daarvan geen schade kunnen of zullen ondervinden.
Daartoe voert eiseres het volgende aan.
Het aan het individuele ambtsbericht ten grondslag liggende onderzoek is onzorgvuldig uitgevoerd. Anders dan dat bericht vermeldt, is ten behoeve van dat bericht geen informatie ingewonnen bij de lerares wiskunde. Daarnaast was zij wel degelijk de lerares van eiseres. De lerares wiskunde heeft een en ander immers zelf verklaard in de onder 1.4 genoemde brief.
Ook het onder 1.6 genoemde nadere onderzoek, is niet zorgvuldig uitgevoerd. De lerares wiskunde is door dat nadere onderzoek in ernstige problemen gekomen. Zij is vanwege de onder 1.4 genoemde brief bedreigd en onder druk gezet. Dat nadere onderzoek ging echt veel te ver. Daarnaast was dit onnodig. Men had de lerares wiskunde ook kunnen bellen. De brief vermeldt immers haar telefoonnummer.
Tijdens het onder 1.8 genoemde vragenuur heeft de minister van Buitenlandse Zaken verklaard dat de vertrouwenspersonen geen namen noemen van asielzoekers. In de praktijk gebeurt dat echter wel, onder meer in het geval van eiseres.
Gedaagde heeft bij het informeren van de IND gebruik gemaakt van aantoonbaar onjuiste informatie. Bovendien is als gevolg van het handelen van gedaagde de lerares wiskunde niet meer bereid om ten behoeve van eiseres een verklaring af te leggen, waardoor de positie van eiseres in de asielprocedure is verslechterd. Een en ander brengt mee dat het handelen van gedaagde onrechtmatig is jegens eiseres.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Gedaagde heeft aangevoerd dat indien hij al onzorgvuldig zou hebben gehandeld, de belangen van eiseres daardoor uitsluitend geschaad kunnen zijn in het kader van de beoordeling van haar asielaanvraag. Die aanvraag is bij beschikking van 9 februari 2005 afgewezen en daartegen is beroep ingesteld bij de vreemdelingenrechter. Zolang de vreemdelingenrechter nog niet heeft beslist, dient de burgerlijke rechter van de juistheid van die beschikking uit te gaan. Gelet hierop is voor de kortgedingrechter geen taak weggelegd en dient eiseres in haar vorderingen niet-ontvankelijk verklaard te worden.
3.2. Dit verweer wordt verworpen. Daarbij is allereerst van belang dat gedaagde vanwege de tegen hem aanhangig gemaakte bodemprocedure bij de civiele rechter (zie hiervoor onder 1.5) een nader onderzoek in Azerbeidzjan heeft doen verrichten. De in dit kort geding ingestelde vorderingen richten zich tegen (de voortzetting van) dat nadere onderzoek, terwijl dat nadere onderzoek naar voorlopig oordeel geen betrekking op de asielprocedure heeft.
Voorts is daarbij van belang dat eiseres naar voorlopig oordeel een redelijk belang heeft om te voorkomen dat door of namens gedaagde op onzorgvuldige wijze nader onderzoek wordt verricht in Azerbeidzjan. Onzorgvuldig onderzoek kan niet alleen de belangen van eiseres in de asielprocedure schaden, maar kan ook gevaar opleveren voor (eventuele) nog in Azerbeidzjan wonende familieleden of voor eiseres zelf.
Dat eiseres ook via de thans aanhangige asielprocedure mogelijk onzorgvuldig nader onderzoek zou kunnen voorkomen, is voorshands onvoldoende aannemelijk. De minister van Buitenlandse Zaken is geen partij in die procedure. Daarnaast zal, indien in die procedure de visie van eiseres met betrekking tot het ambtsbericht gevolgd wordt, dat (slechts) tot gevolg hebben dat het resultaat van dat onderzoek buiten beschouwing zal worden gelaten.
3.3. Verder heeft gedaagde betwist dat hij op onzorgvuldige wijze onderzoek heeft doen uitvoeren in Azerbeidzjan. Daartoe heeft hij het volgende betoogd. De lerares wiskunde is niet bedreigd of geïntimideerd door personen die voor hem onderzoek hebben gedaan. Het kan nodig zijn de naam van een asielzoeker te noemen, bijvoorbeeld om na te gaan of die persoon op een bepaalde school heeft gezeten. Er wordt echter nooit gezegd dat het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse ambassade, dat het onderzoek een persoon betreft die asiel heeft aangevraagd of dat die persoon zich in Nederland bevindt.
Voorts heeft gedaagde betoogd dat hij over onderzoeken als de onderhavige slechts in beperkte mate informatie kan verschaffen, gelet op de vertrouwelijkheid daarvan.
3.4. Gedaagde heeft niet gemotiveerd weersproken dat de lerares wiskunde bedreigd en onder druk is gezet als gevolg van het feit dat zij ten behoeve van eiseres de onder 1.4 genoemde brief heeft geschreven.
Voorshands wordt ervan uitgegaan dat gedaagde inderdaad niets te maken heeft met de feitelijke bedreiging van de lerares. Dat de wijze waarop het nadere onderzoek is uitgevoerd niet tot die bedreiging heeft kunnen leiden is daarentegen twijfelachtig. De lerares is immers geconfronteerd met de onder 1.4 genoemde door haar geschreven brief. Het is zeer wel mogelijk dat zij is bedreigd door personen die via kanalen van gedaagde die brief ter beschikking hebben gekregen. Nu gedaagde slechts zeer beperkte informatie heeft verstrekt over de wijze waarop en de personen door wie het door hem ingestelde nadere onderzoek is uitgevoerd, kan hierover geen uitsluitsel verkregen worden.
Dit vormt voorshands voldoende reden om gedaagde te gebieden verder onderzoek in Azerbeidzjan achterwege te laten hangende de beslissing in de bodemprocedure, tenzij hij garanties verstrekt die de thans bestaande twijfel wegnemen omtrent de zorgvuldigheid van de wijze van uitvoering van dat onderzoek, gelet op de daaraan verbonden gevaren voor de betrokken personen.
3.5. Gedaagde zal in de gelegenheid worden gesteld om zich schriftelijk uit te laten over de onder 3.4 bedoelde garanties. De zaak zal met dat doel pro forma worden aangehouden tot de hierna te noemen datum. Eiseres zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld daarop schriftelijk te reageren. Tenzij één der partijen uitdrukkelijk anders verzoekt, zal vervolgens zonder verdere zitting een beslissing volgen.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
houdt de zaak pro forma aan tot zaterdag 23 juli 2005 met het hiervoor onder 3.5 genoemde doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.G.M. van Rens en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juli 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
jwo