ECLI:NL:RBSGR:2005:AU0022

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/15851
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van een Roemeense straatmuzikant en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om de onrechtmatige bewaring van een Roemeense straatmuzikant, die op 8 april 2005 werd aangehouden wegens overtreding van de Algemene Politie Verordening (APV) in Utrecht. De eiser, die beschikte over een geldig paspoort en voldoende middelen, verbleef in een hotel en was vrijgesteld van de meldplicht. De rechtbank oordeelt dat de vrije termijn van de eiser niet van rechtswege was geëindigd, omdat er geen actuele, ernstige dreiging voor de openbare orde was. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en kent een schadevergoeding toe voor de onrechtmatige bewaring van zeven dagen, ter hoogte van € 665,-. De rechtbank wijst ook de proceskosten toe aan de eiser, die door de Staat der Nederlanden vergoed moeten worden. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis op 25 april 2005.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
zittinghoudende te Utrecht
Reg.nr.: AWB 05/15851 VRONTN
UITSPRAAK op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd, althans zich noemende:
A, geboren op [...] 1964, van Roemeense nationaliteit, eiser,
gemachtigde: mr. V. Senczuck, advocaat te Utrecht,
tegen een besluit van
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde: mr. E. Nardelli, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag.
1. INLEIDING
Verweerder heeft op 8 april 2005 aan eiser met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring ex artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw opgelegd.
Eiser heeft hiertegen op 11 april 2005 beroep ingesteld bij deze rechtbank. Dit beroep strekt ingevolge artikel 94, eerste lid, Vw tevens tot toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 15 april 2005 de maatregel van bewaring opgeheven en eiser uitgezet naar Roemenië.
Het geding is behandeld ter zitting van 18 april 2005. Verweerder heeft ter zitting bij monde van zijn gemachtigde zijn standpunt toegelicht. Eiser is ter zitting vertegenwoordigd door mr. G.G.A.J. Adang, kantoorgenoot van zijn gemachtigde.
2. OVERWEGINGEN
Nu de bewaring is opgeheven heeft eiser niet langer belang bij de rechterlijke toetsing van het tegen de maatregel van bewaring gerichte beroep. Het beroep is ongegrond voor zover het betreft het verzoek tot opheffing van de maatregel.
Ingevolge artikel 106 Vw kan de rechtbank, indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt, dan wel de bewaring reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. Daarvoor dient de vraag te worden beantwoord of de oplegging of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig is geweest.
De gemachtigde van eiser heeft ter zitting aangevoerd dat de bewaring onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Daartoe voert hij het volgende aan. Eiser is aangehouden en bekeurd voor het langer dan 15 minuten muziek maken in winkelcentrum Hoog Catharijne te Utrecht. Daarbij zijn zijn gegevens gecontroleerd, waaruit verweerder ten onrechte aanwijzingen voor illegaal verblijf heeft afgeleid. Eiser beschikt over een geldig paspoort. Hij verbleef rechtmatig in Nederland, op grond van de voor Roemenen geldende vrije termijn van drie maanden. Eiser verbleef in hotel B, zodat hij is vrijgesteld van de meldplicht bij de Korpschef. Eiser voldoet voorts aan het middelenvereiste, aangezien hij beschikte over een bedrag van € 400,-.
Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep en tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding. Een vrije termijn eindigt op grond van art. 12 Vw onder andere vanwege gevaar voor de openbare orde. Nu eiser strafrechtelijk is aangehouden, is daarmee zijn vrije termijn geëindigd en heeft hij geen rechtmatig verblijf in Nederland. Eiser heeft zich voorts niet gemeld bij de Korpschef, terwijl ook voor vreemdelingen in de vrije termijn een meldplicht geldt. Eiser beschikt niet over een vaste woon- of verblijfplaats. Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat het ontbreken van voldoende middelen niet langer wordt tegengeworpen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 12 Vw is het aan de vreemdeling die heeft voldaan aan de voorschriften voor grensoverschrijding toegestaan gedurende een bepaalde termijn in Nederland te verblijven, zolang hij onder meer beschikt over voldoende middelen om te voorzien in de kosten van zijn verblijf en van zijn terugreis en hij geen gevaar oplevert voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Niet in geschil is dat voor vreemdelingen van Roemeense nationaliteit in het algemeen van rechtswege een vrije termijn geldt van drie maanden.
Niet betwist is dat eiser beschikt over een geldig paspoort. Uit de gedingstukken blijkt dat eiser op 8 april 2005 is aangehouden op grond van de Algemene Politie Verordening (APV) van de Gemeente Utrecht, met betrekking tot het overschrijden van de maximale speelduur voor het maken van straatmuziek.
In geschil is of de gepleegde overtreding een zodanig gevaar oplevert voor de openbare orde in de zin van artikel 12 Vw, dat om die reden de vrije termijn, en derhalve ook het rechtmatig verblijf, van rechtswege vervalt. De rechtbank overweegt dat er eerst sprake is van een gevaar voor de openbare orde, indien er aanwijzingen zijn dat van de vreemdeling een actuele, ernstige dreiging uitgaat. In casu overweegt de rechtbank dat daarvan geen sprake is nu daartoe vereist is een overtreding van strafrechtelijke aard, die voldoende ernstig is om aan te nemen dat de vrije termijn van rechtswege is vervallen. Gelet op de aard van het gepleegde feit, dat bovendien slechts een overtreding is, kan een dergelijke dreiging niet worden aangenomen.
Ten aanzien van het zich niet-melden bij de Korpschef overweegt de rechtbank voorts dat gedurende de vrije termijn op grond van artikel 4.48 derde lid onder b van het Vreemdelingenbesluit (Vb) de meldplicht niet van toepassing is op vreemdelingen die hun intrek nemen in "een hotel of in een inrichting, waarvan de eigenaar (…) verplicht is (…) kennis te geven van het verschaffen van nachtverblijf aan personen". Door verweerder is niet weersproken dat eiser verblijft in hotel B te Utrecht. Evenmin is weersproken dat de B een dergelijk nachtregister bijhoudt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook ten onrechte gesteld dat eiser niet heeft voldaan aan de meldplicht.
Nu als hiervoor overwogen het rechtmatig verblijf van eiser niet van rechtswege is geëindigd, heeft verweerder ten onrechte de maatregel van artikel 59, eerste lid, onder a Vw opgelegd. De vraag of eiser al dan niet beschikte over een vaste woon- of verblijfplaats komt derhalve niet meer aan de orde.
Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring ten aanzien van eiser vanaf 8 april 2005 onrechtmatig is.
Het beroep dient derhalve gegrond verklaard te worden.
Ingevolge artikel 106 Vw kan de rechtbank, indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt, dan wel de bewaring reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
De rechtbank acht voldoende gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor zeven dagen onrechtmatige bewaring ten bedrage van 7 x € 95 = € 665,- .
De rechtbank ziet in dit geval tevens aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322 en wegingsfactor 1).
Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb te geschieden aan de griffier.
3. BESLISSING
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond voor zover het betreft het verzoek tot opheffing van de maatregel van bewaring;
verklaart het beroep voor het overige gegrond;
wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan eiser een schadevergoeding toe ten bedrage van € 665,- ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Utrecht;
veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden die deze kosten dient te vergoeden aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Utrecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 25 april 2005, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Hoppenbrouwers als griffier.
Voornoemd lid beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van € 665,- (zegge: zeshonderdvijfenzestig euro).
Aldus gedaan op 25 april 2005 door mr. C.M. Dijksterhuis, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken.
afschrift verzonden op:
RECHTSMIDDEL
Ingevolge artikel 95 Vw staat tegen deze uitspraak binnen een week na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Het beroepschrift dient één of meer grieven tegen deze uitspraak te bevatten.