ECLI:NL:RBSGR:2005:AT9981

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/30085
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oneigenlijk gebruik van de maatregel van inbewaringstelling in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 13 juli 2005 uitspraak gedaan in een vreemdelingenrechtelijke kwestie. Eiser, een Iraanse vreemdeling, was op 4 juli 2005 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet beschikt over een identiteitsdocument en zich niet heeft gehouden aan zijn vertrektermijn. Verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, stelde dat er vrees bestond voor onttrekking aan de voorgenomen uitzetting, wat de maatregel van bewaring rechtvaardigde. Echter, ter zitting bleek dat gedwongen terugkeer naar Iran niet aan de orde was, aangezien de Iraanse autoriteiten niet meewerkten aan de uitzetting. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring onterecht was toegepast, omdat deze niet in verband kon worden gebracht met een daadwerkelijke uitzetting. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring een oneigenlijk gebruik was van de wettelijke mogelijkheden en verklaarde het beroep van eiser gegrond. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring opgeheven en eiser een schadevergoeding van €910,-- toegekend voor de dertien dagen die hij in bewaring had doorgebracht. Daarnaast werden de proceskosten van eiser, ter hoogte van €644,--, toegewezen aan de Staat der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zitting houdende te Leeuwarden
Vreemdelingenkamer
Uitspraak: 13 juli 2005
Regnr.: AWB 05/30085
U I T S P R A A K
inzake de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
[vreemdeling],
geboren [geboortedatum],
van Iraanse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
eiser,
gemachtigde: mr. H. Postma, advocaat te Groningen,
tegen:
DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.I. Hekker, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. PROCESVERLOOP
1.1. Bij besluit van 4 juli 2005 is eiser op de voet van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000 in bewaring gesteld.
1.2. Namens eiser is op 4 juli 2005 beroep ingesteld tegen voornoemd besluit, waarbij is verzocht om schadevergoeding.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank en aan eiser toegestuurd. eiser is in de gelegenheid gesteld om op de inlichtingen te reageren.
Bij faxbericht van 11 juli 2005 heeft verweerder aan de rechtbank en eiser een aanvullend stuk doen toekomen.
1.4. Eiser is, bijgestaan door zijn gemachtigde, op 12 juli 2005 ter zitting gehoord. Ter zitting was een tolk in de Farsi taal aanwezig.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. MOTIVERING
2.1. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat eiser op 30 juni 2005 om 13:00 uur is staandegehouden. Hij is daarna overgebracht naar een plaats bestemd voor verhoor en daar om 13:00 uur opgehouden. Vervolgens is hij om 13:05 uur gehoord en om 13:20 uur 2005 in vreemdelingenbewaring gesteld.
2.2. Beoordeeld dient te worden of de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de wet dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2.3. De rechtbank is van oordeel dat de procedure leidend tot het besluit tot oplegging van de maatregel in overeenstemming is met de wettelijke vereisten. De bewaring is niet op die grond onrechtmatig.
2.4. De rechtbank stelt vast dat eiser niet rechtmatig in Nederland verblijft, zodat eiser valt onder de in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000 genoemde categorie vreemdelingen. De maatregel berust aldus op de juiste grondslag.
2.5. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat eiser niet beschikt over een identiteitsdocument als bedoeld in artikel 4.21 Vb 2000, terwijl eiser zich voorts niet heeft gehouden aan zijn vertrektermijn en Nederland niet zelfstandig heeft verlaten. Hij levert tevens geen actieve bijdrage aan zijn verwijdering en heeft dit ook niet gedaan.
Het standpunt van verweerder dat er aldus vrees voor onttrekking aan de voorgenomen uitzetting bestaat, kan de rechterlijke toets doorstaan.
2.6. De rechtbank is voorts echter van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van voldoende zicht op uitzetting. Ter zitting is de rechtbank gebleken dat gedwongen terugkeer naar Iran niet aan de orde is. De Iraanse autoriteiten wensen daaraan niet mee te werken. Vrijwillige terugkeer naar Iran is wel mogelijk. Verweerder heeft verklaard dat de maatregel van bewaring is bedoeld om mensen te bewegen om mee te werken aan een vrijwillig vertrek. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee een oneigenlijk gebruik maakt van het middel van de inbewaringstelling. Uit de tekst van artikel 59 Vw 2000 volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de bewaring onlosmakelijk is verbonden met uitzetting. In het geval van eiser zal van uitzetting naar Iran geen sprake zijn, terwijl voorts door verweerder niet is gesteld of aannemelijk is gemaakt dat uitzetting naar enig ander land aan de orde zou kunnen zijn. Voorts kan vrijwillig vertrek kan niet als - een vorm van - uitzetting, zoals bedoeld in artikel 59 Vw 2000, worden aangemerkt.
2.7. Het hiervoor overwogene brengt mee dat de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd zijn met de Vw 2000.
2.8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring als bedoeld in artikel 59 Vw 2000 onrechtmatig is. Het beroep dient gegrond te worden verklaard en de maatregel van bewaring zal dienen te worden opgeheven.
2.9. Het verzoek om schadevergoeding zal derhalve, gelet op het bepaalde in artikel 106, eerste lid, Vw 2000 worden toegewezen. Aan eiser wordt toegekend een bedrag groot €70,-- per dag voor de dertien dagen die hij vanaf 30 juni 2005 heeft doorgebracht in het huis van bewaring. Dit bete-kent dat een schadevergoeding van € 910,-- zal worden toegekend.
2.10. Op grond van artikel 8:75 Awb veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht belopen de proceskosten van eiser €644,-- (beroepschrift 1 punt, verschijnen ter zitting 1 punt, waarde per punt €322,--, gewicht van de zaak: gemiddeld) terzake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten aan de griffier moet vergoeden.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel met ingang van heden;
- kent aan de vreemdeling ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding toe van € 910,--;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden die deze kosten aan de griffier van de rechtbank dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, rechter, in tegenwoordigheid van mr. O.J. Bergsma als griffier en uitgesproken op 13 juli 2005.
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken, dient u binnen één week na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (het hoger beroepschrift) en een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State,
hoger beroep vreemdelingenzaken
Postbus 16113
2500 BC 's-Gravenhage
In het hoger beroepschrift dient u te vermelden waarom u de uitspraak niet juist vindt (de grieven). Er is geen mogelijkheid tot herstel verzuim indien het hoger beroepschrift geen grieven bevat.
Afschrift verzonden: 13 juli 2005
De voorzitter van de rechtbank te 's-Gravenhage beveelt de tenuit-voerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van € 910,-..
Aldus gedaan op 13 juli 2005 door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, fungerend voorzitter.