RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/753099 - 05
's-Gravenhage, 12 juli 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[P.J. v. H.],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid West "De Dordtse Poorten" te Dordrecht.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 28 juni 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.I. van Gessel, advocaat te Amsterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. M.R.B. Mos heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 2 vijfde cumulatief/alternatief en 4 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2 eerste cumulatief/alternatief, 2 tweede cumulatief/alternatief, 2 derde cumulatief/alternatief, 2 vierde cumulatief/alternatief, , 3 eerste cumulatief/alternatief, 3 tweede cumulatief/alternatief, 3 derde cumulatief/alternatief en 3 vierde cumulatief/alternatief wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft medegedeeld dat zij voornemens is te gelegener tijd een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Met betrekking tot het onder 1 telastgelegde feit (deelname aan een criminele organisatie) bestrijdt de raadsman -zakelijk weergegeven- dat verdachte deel zou hebben uitgemaakt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband met een bepaalde organisatiegraad.
Naar vaste rechtspraak is van een criminele organisatie onder meer sprake, als die organisatie het plegen van misdrijven voor ogen heeft, de deelnemers aan de organisatie van dat oogmerk op de hoogte zijn en de organisatie zich kenmerkt door een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband. Een organisatie behoeft daarbij niet uit steeds dezelfde personen te bestaan; zij kan tot op zekere hoogte in samenstelling wisselen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van een dergelijk duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn medeverdachten, waarbij de organisatie en daarmee verdachte en zijn medeverdachten tot oogmerk hadden alles te doen wat nodig is om hennep en hennepplanten te telen en de eindproducten te verkopen. Dit volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het navolgende.
Verdachte en zijn medeverdachten hadden binnen de organisatie ieder een eigen taak. Zo hielden sommigen zich bezig met het uitzoeken van locaties voor hennepkwekerijen en richtten anderen de kwekerijen in, daarbij geadviseerd door deskundigen. Vervolgens namen weer anderen de dagelijkse verzorging van de hennepplanten op zich en hielpen velen met de oogst en het knippen van de henneptoppen. Tevens waren er personen die zorgdroegen voor de handel in en het vervoer van het eindproduct: wiet. Om deze keten van werkzaamheden efficiënt op elkaar te doen aansluiten, was een goed georganiseerde taakverdeling onontbeerlijk. Hiertoe hadden verdachte en zijn medeverdachten veelvuldig telefonisch contact waarbij zij zich, ter voorkoming van ontmaskering, vaak bedienden van versluierd taalgebruik.
Verdachte had de knowhow omtrent de hennepteelt, leverde de apparatuur en grondstoffen voor de hennepteelt en verrichtte hand- en spandiensten in de hennepkwekerijen. Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte worden aangemerkt als deelnemer aan een criminele organisatie.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 2 vierde cumulatief/alternatief, 2 vijfde cumulatief/alternatief, 3 eerste cumulatief/alternatief, 3 tweede cumulatief/alternatief, 3 derde cumulatief/alternatief, 3 vierde cumulatief/alternatief en 4 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, 2 eerste cumulatief/alternatief, 2 tweede cumulatief/alternatief en 2 derde cumulatief/alternatief telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Met betrekking tot de telastgelegde feiten bestrijdt de verdediging dat het handelen van verdachte strafbaar is, aangezien het handelen van verdachte in het verlengde ligt van de legale activiteiten waar verdachte zich beroepsmatig mee bezig houdt, te weten de exploitatie van een onderneming die gericht is op de levering van professionele apparatuur bestemd voor de teelt van gewassen onder glas of onder assimilatiebelichting. Hiertoe stelt de verdediging dat het verstrekken van adviezen omtrent de hennepteelt en het aanleveren van apparatuur en grondstoffen voor de hennepteelt niet in strijd is met de Opiumwet.
Ten aanzien van het vorenstaande overweegt de rechtbank het navolgende:
De levering van professionele apparatuur bestemd voor de teelt van gewassen onder glas of onder assimilatiebelichting zal als regel niet in strijd zijn met de Opiumwet. Dit wordt anders indien deze leveringen gericht zijn op specifiek de teelt van het gewas hennep. Reeds de benaming "growshop" als aanduiding van de onderneming van verdachte indiceert dat verdachte zich met zijn onderneming specifiek wil toeleggen op leveringen ten behoeve van de hennepteelt op een schaal die niet is toegelaten of gedoogd. In zoverre brengt iedere exploitatie van een growshop minst genomen de verdenking van medeplichtigheid aan overtreding van de Opiumwet met zich mee.
In het onderhavige geval is verdachte aanzienlijk verder gegaan dan de enkele levering van professionele teeltapparatuur. Hij had de wetenschap dat de apparatuur exclusief voor de hennep zou worden gebruikt. Hij leverde immers apparatuur en materialen ter plaatse van de hennepkwekerij af. Hij bezat in een aantal gevallen de sleutel van de locatie om het materiaal naar binnen te brengen. Ten slotte gaf hij vanuit de winkel, maar ook op locatie teeltkundige adviezen met betrekking tot de hennepteelt onder deze omstandigheid is de betrokkenheid van verdachte -met tussenkomst van zijn onderneming- zo groot dat zonder meer van medeplegen van overtredingen van de Opiumwet moet worden gesproken. Bij de beoordeling daarvan weegt dan zwaar mee dat de betrokkenheid van verdachte een groot aantal hennepkwekerijen betreft en dat verdachte, door omzetvermeerdering ook aanmerkelijk financieel voordeel heeft gehad.
Gezien het vorenstaande is het handelen van verdachte volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft deelgenomen aan - kort gezegd - een criminele organisatie, welke zich onder meer bezighield met het telen, bereiden en bewerken van hennep(planten). Het is een feit van algemene bekendheid dat het op de markt brengen van partijen drugs schadelijk is voor de volksgezondheid en dat daarmee de verslavingsproblematiek met alle daarmee vaak gepaard gaande vormen van criminaliteit in stand wordt gehouden. De verdachte heeft hierbij kennelijk uit louter financieel gewin gehandeld.
Bij de bepaling van de op te leggen straft heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte, blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister reeds eerder is veroordeeld voor een soortgelijke feit.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 47, 63 en 140 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 2 vierde cumulatief/alternatief, 2 vijfde cumulatief/alternatief, 3 eerste cumulatief/alternatief, 3 tweede cumulatief/alternatief, 3 derde cumulatief/alternatief, 3 vierde cumulatief/alternatief en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 eerste cumulatief/alternatief, 2 tweede cumulatief/alternatief en 2 derde cumulatief/alternatief telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Ten aanzien van feit 1:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Ten aanzien van feit 2 eerste t/m derde cumulatief/alternatief:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 8 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op :18 maart 2005,
in voorlopige hechtenis gesteld op :23 maart 2005,
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gedaan te 's-Gravenhage op 28 juni 2005 door
mrs C.A.J.F.M. Hensen, voorzitter,
M.M. van der Nat en Y. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Koper, griffier.
Mr Y. de Boer is buiten staat dit vonnis te tekenen.