ECLI:NL:RBSGR:2005:AT9189

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/753089 - 05
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 juli 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte is op 18 maart 2005 in verzekering gesteld en op 23 maart 2005 in voorlopige hechtenis genomen, welke hechtenis op 29 juni 2005 werd geschorst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich bezighield met het telen, bereiden en bewerken van hennep. Dit is een feit van algemene bekendheid, aangezien het op de markt brengen van drugs schadelijk is voor de volksgezondheid en bijdraagt aan verslavingsproblematiek en criminaliteit. De verdachte handelde kennelijk uit financieel gewin.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, en voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen de verdachte en zijn medeverdachten, waarbij ieder een eigen taak had in de organisatie. De verdachte heeft een hennepkwekerij opgezet en onderhouden, en had intensief contact met zijn medeverdachten.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een derde telastgelegde feit, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De straffen zijn gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden en 3 dagen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 150 uren. Tevens is bepaald dat vervangende hechtenis zal worden toegepast indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/753089 - 05
's-Gravenhage, 12 juli 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[D.V.],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 28 juni 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.J.A.E. Rijssenbeek, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. M.R.B. Mos heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft medegedeeld dat zij voornemens is te gelegener tijd een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Met betrekking tot het onder 1 telastgelegde feit (deelname aan een criminele organisatie) bestrijdt de raadsman -zakelijk weergegeven- dat verdachte deel zou hebben uitgemaakt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband met een bepaalde organisatiegraad.
Naar vaste rechtspraak is van een criminele organisatie onder meer sprake, als die organisatie het plegen van misdrijven voor ogen heeft, de deelnemers aan de organisatie van dat oogmerk op de hoogte zijn en de organisatie zich kenmerkt door een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband. Een organisatie behoeft daarbij niet uit steeds dezelfde personen te bestaan; zij kan tot op zekere hoogte in samenstelling wisselen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van een dergelijk duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn medeverdachten, waarbij de organisatie en daarmee verdachte en zijn medeverdachten tot oogmerk hadden alles te doen wat nodig is om hennep en hennepplanten te telen en de eindproducten te verkopen. Dit volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het navolgende.
Verdachte en zijn medeverdachten hadden binnen de organisatie ieder een eigen taak. Zo hielden sommigen zich bezig met het uitzoeken van locaties voor hennepkwekerijen en richtten anderen de kwekerijen in, daarbij geadviseerd door deskundigen. Vervolgens namen weer anderen de dagelijkse verzorging van de hennepplanten op zich en hielpen velen met de oogst en het knippen van de henneptoppen. Tevens waren er personen die zorgdroegen voor de handel in en het vervoer van het eindproduct: wiet. Om deze keten van werkzaamheden efficiënt op elkaar te doen aansluiten, was een goed georganiseerde taakverdeling onontbeerlijk. Hiertoe hadden verdachte en zijn medeverdachten veelvuldig telefonisch contact waarbij zij zich, ter voorkoming van ontmaskering, vaak bedienden van versluierd taalgebruik.
Voor wat betreft verdachte geldt dat hij een hennepkwekerij heeft opgezet en geëxploiteerd. Tevens onderhield verdachte intensief contacten met zijn medeverdachten over het wel en wee van de organisatie. Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte worden aangemerkt als deelnemer aan een criminele organisatie.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 3 tweede cumulatief/alternatief is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, 2 eerste cumulatief/alternatief, 2 tweede cumulatief/alternatief en 3 eerste cumulatief/alternatief telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft deelgenomen aan - kort gezegd - een criminele organisatie, welke zich onder meer bezighield met het telen, bereiden en bewerken van hennep(planten). Het is een feit van algemene bekendheid dat het op de markt brengen van partijen drugs schadelijk is voor de volksgezondheid en dat daarmee de verslavingsproblematiek met alle daarmee vaak gepaard gaande vormen van criminaliteit in stand wordt gehouden. De verdachte heeft hierbij kennelijk uit louter financieel gewin gehandeld.
Bij de bepaling van de op te leggen straft heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte, blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister reeds eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22d, 45, 55, 140 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 3 tweede cumulatief/alternatief telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 eerste cumulatief/alternatief, 2 tweede cumulatief/alternatief en 3 eerste cumulatief/alternatief telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Ten aanzien van feit 1:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Ten aanzien van feit 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
En
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3 eerste cumulatief/alternatief:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, door twee of meer verenigde personen.
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden en drie dagen;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 150 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op :18 maart 2005,
in voorlopige hechtenis gesteld op :23 maart 2005,
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van :29 juni 2005,
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gedaan te 's-Gravenhage op 28 juni 2005 door
mrs C.A.J.F.M. Hensen, voorzitter,
M.M. van der Nat en Y. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Koper, griffier.
Mr Y. de Boer is buiten staat dit vonnis te tekenen.