Rechtbank te 's-Gravenhage
Zitting houdende te Leeuwarden
Vreemdelingenkamer
Regnr.: AWB 03/58385
uitspraak: 21 juni 2005
inzake: [vreemdeling],
geboren op [geboortedatum],
verblijvende te Deventer,
van Angolese nationaliteit,
V-nummer [V-nummer],
eiser,
gemachtigde: mr. H.J. Janse, advocaat te Groningen;
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde: K. de Kok, werkzaam bij de IND.
1.1 Op 16 oktober 2001 heeft eiser een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft bij besluit van 13 oktober 2003 afwijzend op de aanvraag beslist. Daarbij heeft verweerder tevens beslist dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv).
1.2 Bij beroepschrift van 6 november 2003 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen dit besluit. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser gezonden en hem in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Eiser heeft dit, onder indiening van nadere documenten, gedaan bij brieven van 27 april 2004 en van 29 april 2005. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief van 29 april 2005 heeft eiser nog nadere stukken ingediend. Verweerder heeft daar nog op gereageerd bij brief van 19 mei 2005.
1.3 Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 30 mei 2005. Eiser is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
Asielrelaas, zakelijk weergegeven en voorzover van belang in de onderhavige procedure
2.1 Eiser heeft ter ondersteuning van zijn aanvraag het volgende naar voren gebracht. Hij is geboren in de plaats [plaats] in de provincie Uige. Hij is opgegroeid in Luanda. In 1992 is eisers vader doodgeschoten. In september 2001 is eiser van huis opgehaald door mensen van de FAA en een politieman. Hij is opgesloten in een cel. Er werden hem herhaalde malen vragen gesteld over zijn moeder en over UNITA. Hij werd daarbij geslagen. Na enige tijd gaf één van de FAA-mensen hem een tas met geld die hij aan een bewaker moest geven. Die bewaker heeft eiser toen naar buiten gebracht. Via een vriend van de bewaker is eiser vervolgens per vliegtuig uitgereisd. Na een overstap in een onbekend land is hij uiteindelijk in Nederland aangekomen.
Standpunten van partijen, zakelijk weergegeven en voorzover in geschil
2.2 Verweerder heeft het bestreden besluit doen steunen op de volgende overwegingen. Het relaas van eiser wordt primair ongeloofwaardig geacht. Naar aanleiding van de asielaanvraag van eiser heeft de minister van Buitenlandse Zaken een drietal individuele ambtsberichten, gedateerd 25 september 2002, 14 maart 2003 en 10 juni 2003, uitgebracht. Uit de in deze ambtsberichten neergelegde bevindingen blijkt dat zijn verklaringen over de woonwijk daarmee niet overeenkomen en dat eiser niet bekend is op één van de door hem genoemde lagere scholen. Hij komt wel voor in de registers van de andere school maar gebleken is dat daar gebruik is gemaakt van een vervalst persoonsbewijs. Voorts is het niet geloofwaardig dat hij in september 2001 nog is gearresteerd als zoon van een vermeende UNITA-aanhanger aangezien blijkens het algemeen ambtsbericht inzake Angola van februari 2002 er sinds september 2001 een amnestieregeling voor UNITA-strijders van kracht is. Voorts is de wijze van ontsnappen ongeloofwaardig. Subsidiair biedt het relaas van eiser geen aanknopingspunten voor verlening van een verblijfsvergunning asiel op basis van één van de in artikel 29 Vw 2000 genoemde gronden. Aangezien hij door het verstrekken van onjuiste informatie het onderzoek naar adequate opvang in het land van herkomst onmogelijk heeft gemaakt komt hij niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning als amv.
2.3 Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn aanvraag ten onrechte is afgewezen en voert daartoe het volgende aan. Op grond van de verklaringen van eiser en de ambtsberichten had verweerder niet kunnen concluderen tot ongeloofwaardigheid. Hij heeft een verklaring gegeven voor het feit waarom hij niet in de registers van de school '[school]' voorkomt. Hij was daar een soort assistent leerling. Verweerder heeft hier niet op gereageerd. Uit het ambtsbericht blijkt verder dat hij wel stond ingeschreven bij de andere, door hem genoemde, [school]. Hij was ten tijde van de inschrijving bij die school zeven jaar en heeft die inschrijving niet zelf geregeld. Hij heeft verder een plattegrond van de woonwijk [wijk] getekend die als basis voor het onderzoek heeft gediend. Hij moet daar gewoond hebben. Hij heeft verder meerdere plattegronden gemaakt; uit het ambtsbericht van 10 juni 2003 wordt niet duidelijk of er nogmaals naar zijn woning is gezocht. Verder slaat de amnestiewet van september 2000 alleen op gewapende strijders. Uit het algemeen ambtsbericht van augustus 2002 blijkt dat tegenstanders van de regering nog steeds worden lastiggevallen en geïntimideerd. De arrestatie is dus zeer wel mogelijk. Voorts kan het relaas over de ontsnapping niet ongeloofwaardig worden verklaard op grond van de door verweerder gebruikte motivering. Gelet op het relaas van eiser heeft hij wel degelijk te vrezen voor nieuwe arrestatie bij terugkeer naar Angola. De mishandeling tijdens de detentie rechtvaardigt verder een beroep op het traumatabeleid. Hij heeft het onderzoek naar adequate opvang verder niet gefrustreerd.
2.4 Verweerder heeft aan de hand van een verweerschrift gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het beroep
2.5 In deze procedure dient de rechtbank te beoordelen of het bestreden besluit, mede gelet op hetgeen partijen hebben aangevoerd, toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. De rechtbank zal daarbij allereerst het primaire standpunt van verweerder, het ongeloofwaardig achten van het relaas van eiser, beoordelen.
2.6 Het primaire standpunt van verweerder is gebaseerd op de resultaten van de door het ministerie van Buitenlandse Zaken verrichte onderzoeken, zoals neergelegd in de individuele ambtsberichten van 25 september 2002, 14 maart 2003 en 10 juni 2003 en de verklaringen van eiser omtrent zijn arrestatie, daarbij gelet op de in het algemeen ambtsbericht van 13 februari 2002 over Angola weergegeven informatie, en zijn ontsnapping nadien.
2.7 Volgens vaste jurisprudentie kan een ambtsbericht worden aangemerkt als een deskundigenbericht indien het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie verschaft, onder aanduiding -voor zover mogelijk en verantwoord- van de bronnen, waaraan deze is ontleend. Indien aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de besluitvorming op asielaanvragen van de juistheid van die informatie uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
2.8 Eiser heeft in woord en geschrift getracht aan te tonen dat de in de ambtsberichten neergelegde bevindingen onjuist dan wel onvolledig zijn. De rechtbank is van oordeel dat hij daarin niet is geslaagd. De rechtbank is, anders dan door verweerder is betoogd, overigens van oordeel dat de door eiser bij brieven van 27 april 2004 en 29 april 2005 in het geding gebrachte stukken niet te laat door hem zijn ingebracht en derhalve bij de beoordeling van het bestreden besluit in beginsel een rol kunnen spelen. De rechtbank komt tot dit oordeel nu de door eiser ingebrachte stukken moeten worden gezien als pogingen om de in de ambtsberichten ten aanzien van hem weergegeven bevindingen te ontzenuwen. De rechtbank is van oordeel dat van een eerlijk proces ('fair trial') alleen sprake is, als de vreemdeling een redelijke mogelijkheid wordt geboden, argumenten tegen een ambtsbericht in te brengen, bijvoorbeeld door het overleggen van aktes, zoals in het onderhavige geval. Indien aan het overleggen van dergelijke stukken in deze situatie geen waarde zou worden toegekend omdat zij eerder ingebracht hadden kunnen worden, zou daarmee het recht op het bestrijden van ambtsberichten in feite illusoir worden. Voorts dient de vreemdeling een redelijke gelegenheid te hebben om zijn tegenargumenten ook daadwerkelijk aan te voeren. De rechtbank stelt in dit kader vast dat eiser na het toezenden aan hem door verweerder van de ambtsberichten van 14 maart 2004 en 10 juni 2004 in zijn zienswijze daartegen aan verweerder heeft gevraagd om toezending van de door verweerder aan het ministerie van Buitenlandse Zaken gezonden vragenlijsten. Eiser wilde hiermee duidelijkheid verschaffen inzake zijn bedenkingen tegen de ambtsberichten. Verweerder heeft kort na deze zienswijze het bestreden besluit uitgebracht zonder dat is gebleken dat aan het verzoek van eiser is voldaan. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank aan eiser ook de mogelijkheid ontnomen om, voorafgaand aan het besluit, zich nader te kunnen beraden over het formuleren en daadwerkelijk aanvoeren van contra-argumenten.
2.9 De rechtbank is van oordeel dat de door eiser ingebrachte documenten geen concrete aanknopingspunten vormen voor twijfel aan de juistheid of onvolledigheid van de ambtsberichten. De op 27 april 2004 overgelegde verklaring van 5 maart 2004 laat daarvoor te veel vragen open, met name nu er slechts sprake is van een kopie, het niet duidelijk is hoe eiser aan die verklaring is gekomen, de verklaring op de daarvoor bestemde plekken grotendeels niet is ingevuld en een andere deelgemeente van registratie weergeeft dan door eiser was opgegeven. De door eiser op 29 april 2005 overgelegde verklaringen, nog los van een aantal door verweerder in zijn reactie van 19 mei 2005 opgemerkte tegenstrijdigheden, doen naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de bevindingen zoals die zijn neergelegd in de ambtsberichten. Ook hetgeen door eiser voorts nog naar voren is gebracht, daarbij inbegrepen de ter terechtzitting door hem nog gegeven uitleg, is naar het oordeel van de rechtbank te weinig onderbouwd en geconcretiseerd om afbreuk te doen aan de individuele ambtsberichten en daarmee aan de conclusies die verweerder heeft getrokken, mede naar aanleiding van die ambtsberichten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op zijn motivering daarvan, voorts in redelijkheid kunnen twijfelen aan de arrestatie en ontsnapping van eiser. Aldus kan naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet worden geconcludeerd dat eiser alle hem gestelde vragen zo volledig mogelijk heeft beantwoord en het relaas op hoofdlijnen innerlijk consistent en niet-onaannemelijk is en strookt met hetgeen over de algemene situatie in het land van herkomst bekend is, en heeft verweerder de asielaanvraag van eiser op goede gronden kunnen afwijzen.
2.10 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft verweerder voorts in redelijkheid kunnen overwegen dat eiser het onderzoek naar adequate opvang in het land van herkomst onmogelijk heeft gemaakt en derhalve terecht en op goede ronden geweigerd om eiser in aanmerking te laten komen voor een verblijfsvergunning als amv.
2.11 Het beroep is derhalve ongegrond.
2.12 Voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Severein, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2005, in tegenwoordigheid van mr. O.J. Bergsma als griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken, dient u binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (het hoger beroepschrift) en een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State,
hoger beroep vreemdelingenzaken
Postbus 16113
2500 BC DEN HAAG
In het hoger beroepschrift dient u te vermelden waarom u de uitspraak niet juist vindt (de grieven). Er is geen mogelijkheid tot herstel verzuim indien het hoger beroepschrift geen grieven bevat.
Afschrift verzonden: 21 juni 2005