Rechtbank ’s-Gravenhage
nevenzittingsplaats Alkmaar
enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
artikel 8:70 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
inzake: A, geboren op [...] 1985, van gestelde Guinese nationaliteit, eiser,
gemachtigde: mr. J.E. Engelhart, juridisch medewerking Stichting Rechtsbijstand Asiel Amsterdam, vestiging Haarlem,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. T. Ponte, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van
het Ministerie van Justitie.
1. Op 26 september 2000 heeft eiser een aanvraag ingediend om toelating als vluchteling. De aanvraag is op grond van artikel 117 Vw 2000 aangemerkt als aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vw 2000. Op 5 november 2001 heeft verweerder aan eiser schriftelijk mededeling gedaan van het voornemen de aanvraag af te wijzen. Eiser heeft geen zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht. Bij besluit van 14 december 2001 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
2. Bij beroepschrift van 10 januari 2002, aangevuld bij brieven van 22 april 2002 en 13 januari 2005, heeft eiser tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Op 18 februari 2002 zijn de op de zaak betrekking hebbende stukken van verweerder ter griffie ontvangen. Op 29 december 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2005. Eiser is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
Eisers dorp is begin september 2000 door rebellen aangevallen. Tijdens de aanval werden veel mensen gedood. Eiser is daarop gevlucht naar Conakry. Aldaar heeft hij iemand ontmoet die hem heeft geholpen het land te verlaten.
Op verzoek van verweerder is ten aanzien van eiser op 28 augustus 2001 een taalanalyse uitgevoerd. In het rapport taalanalyse van 21 september 2001 is ten aanzien van eiser geconcludeerd dat eisers taalgebruik overeenkomt zoals het in Senegal wordt gesproken.
1. Eiser heeft aan het beroep ten grondslag gelegd dat hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vw 2000. Ten onrechte wordt eiser het ontbreken van documenten toegerekend. Voorts heeft verweerder ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser uit Guinee afkomstig is. Wolof is een taal die niet alleen in Senegal, maar ook in Guinee wordt gesproken, zodat het feit dat eiser Wolof spreekt in het geheel geen strijd hoeft op te leveren met zijn verklaringen dat hij uit Guinee afkomstig is. Verder blijkt dat Pular eveneens in beiden landen wordt gesproken, zodat ook het onderscheidend vermogen van deze taal voor wat betreft de onderbouwing van de conclusie dat iemand afkomstig is uit Senegal dan wel Guinee, afwezig geacht dient te worden. Datzelfde geldt ook voor de Franse taal, hetgeen eveneens in beide landen wordt gesproken. Ten onechte gaat verweerder ervan uit dat eiser zou hebben verklaard dat hij Pular het beste zou spreken van de in totaal drie talen die hij beheerst. Tijdens het eerste gehoor heeft eiser aangegeven dat hij naast het Frans ook het Pular en Wolof spreekt. Eiser heeft daarbij aangegeven dat hij in het Wolof nader gehoord wil worden. Voorts worden de zorgvuldige totstandkoming en de betrouwbaarheid van de conclusies van het taalanalyse-onderzoek betwist. Uit de constatering van de taalanalist dat eiser de Franse taal met een Senegalees accent spreekt, kan niet met afdoende zekerheid worden afgeleid dat hij niet de Guinese nationaliteit zou kunnen bezitten. Eiser heeft immers verklaard twee maal in Senegal te hebben verbleven. Daarnaast blijkt uit informatie van verweerder van 18 maart 2002 dat de taalanalist geen universitaire opleiding heeft genoten en dat hij is geboren en getogen in Senegal. Zijn moedertaal is volgens het taalanalyse-onderzoek van 21 september 2001 Fulani, terwijl uit aanvullende informatie van 13 maart 2002 evenwel blijkt dat zijn moedertaal Pulaar is. Voorts kan niet vastgesteld worden wat de specifieke ervaring van de taalanalist is op het gebied van analyses in de Franse taal en in het Pular en Wolof. Betwist wordt dat een persoon zonder (universitaire) opleiding op taalkundig gebied, die niet zelf afkomstig is uit Guinee en van wie de moedertaal uitdrukkelijk niet het Frans is, zou kunnen bepalen dat een bepaald Frans accent niet in Guinee zou kunnen voorkomen. Uit het onderzoek blijkt geenszins expliciet dat het Wolof en het Pular dat eiser spreekt niet uit Guinee afkomstig zou kunnen zijn. Dat volgens de taalanalist Wolof het moedertaal van eiser is, kan geenszins tot de conclusie leiden dat eiser niet uit Guinee afkomstig zou kunnen zijn. Voorts wordt wat betreft de betrouwbaarheid van taalanalyse-onderzoeken verwezen naar de algemene contra-expertise van Dr. Th. M. van Lint. Op 14 februari 2002 is verweerder uitdrukkelijk verzocht om toezending van de beleidskaders en protocollen die van toepassing geacht kunnen worden op deze taalanalist. Deze zijn in de onderhavige zaak niet toegestuurd, zodat aan de taalanalist blijkbaar geen eisen zijn gesteld die aan andere, door verweerder ingeschakelde taalanalisten, wél worden gesteld.
Ten slotte heeft eiser gesteld dat verweerder hem een verblijfsvergunning regulier als alleenstaande minderjarige vreemdeling (hierna: amv) had dienen te verlenen.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor de gevraagde verblijfsvergunning. Tijdens het eerste gehoor heeft eiser aangegeven dat hij in het Wolof nader gehoord wil worden. Het wekt dan ook bevreemding dat eiser heeft verklaard Pular het beste te spreken. Wolof is een taal die in Senegal wordt gesproken. In het rapport taalanalyse van 21 september 2001 heeft de taalanalist geconstateerd dat eiser het Pular en Frans zeer beperkt beheerst en dat hij het Frans spreekt dat in Senegal wordt gesproken. Voorts wordt geconcludeerd dat Wolof de moedertaal van eiser is en dat hij het Wolof spreekt dat in Dakar, Senegal wordt gesproken. Daarnaast heeft eiser zijn identiteit, nationaliteit en reisverhaal niet ondersteund middels documenten of anderszins en heeft hij summiere en vage verklaringen afgelegd over zijn reis naar Nederland per schip. Gelet hierop wordt geen geloof gehecht aan de verklaringen van eiser dat hij afkomstig is uit Guinee. Geconcludeerd kan derhalve worden dat eiser afkomstig is uit Senegal. Nu aan de verklaringen aangaande zijn nationaliteit geen geloof wordt gehecht, wordt evenmin geloof gehecht aan het asielrelaas van eiser.
3. Bij verweerschrift heeft verweerder, in aanvulling op het bovenstaande, aangevoerd dat de stelling van eiser dat de taalanalist niet in staat zou zijn een zorgvuldige analyse te maken, niet is onderbouwd. Er bestaan geen twijfels aan de capaciteiten van de uit Senegal afkomstige taalananalist, die als moedertaal Pulaar spreekt, hetgeen hetzelfde is als het Fulani of Fula. Voorts heeft eiser nagelaten een contra-expertise uit te laten voeren, zodat verweerder blijkens uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 augustus 2002, nr. 200203442/1 en 19 september 2002, nr. 200204129/1, mag uitgaan van de zorgvuldige totstandkoming van de taalanalyse en de juistheid van de uitkomsten daarvan. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangevoerd voor het bestaan van twijfel aan de juistheid of volledigheid van het rapport van de taalanalyse. Evenmin heeft eiser onderbouwd waarom er getwijfeld kan worden aan de deskundigheid of betrouwbaarheid van de Scandinavian Language Analysis, het Zweedse equivalent van het Bureau Taalanalyse. De stelling dat verweerder protocollen dan wel anderszins informatie had dienen te verschaffen met betrekking tot de werkwijze van het Zweedse instituut, dient te falen. Immers, verweerder ziet niet in hoe eiser hiermee aannemelijk zou kunnen maken dat hij afkomstig is uit Guinee.
4. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat in deze enkel de asielaanvraag van eiser ter beoordeling staat, nu verweerder in het geheel nog geen besluit heeft genomen ter zake de vraag of eiser in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’. Blijkens de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam van 15 oktober 2002, nr. 01/28006, dient de taalanalist in principe afkomstig te zijn uit hetzelfde land als de vreemdeling in kwestie.
Verweerder heeft ter zitting gesteld dat naar aanleiding van verklaringen van eiser tijdens het eerste en nader gehoor omtrent de door hem gesproken talen twijfel is ontstaan over eisers gestelde nationaliteit. Verweerder heeft, om eiser tegemoet te komen, een taalanalyse laten uitvoeren. Aangezien eiser geen contra-expertise heeft laten uitvoeren, is de ontstane twijfel niet weggenomen. De taalanalyse is uitgevoerd door het Zweedse instituut Scandinavian Language Analysis. Blijkens de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, van 13 januari 2004, nr. 03/12971, kan verweerder gebruikmaken van de diensten van dit instituut. De bestreden beschikking behelst, anders dan in het verweerschrift wordt gesteld, niet tevens een beschikking in primo ten aanzien van de weigering eiser een amv-vergunning te verlenen.
1. Aan de orde is de vraag of het bestreden besluit in het licht van het bepaalde in artikel 8:69 Awb in rechte stand kan houden.
2. Ingevolge artikel 13 Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning slechts ingewilligd indien met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang is gediend, dan wel indien internationale verplichtingen of klemmende redenen van humanitaire aard daartoe nopen.
3. Ingevolge artikel 29, eerste lid, Vw 2000 kan -voor zover hier van belang- een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling die verdragsvluchteling is.
4. Ingevolge artikel 31, eerste lid, Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 Vw 2000 afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
5. Ingevolge artikel 1, onder l, Vw 2000 wordt onder verdragsvluchteling verstaan: de vreemdeling die vluchteling is in de zin van het Verdrag van Genève van 1951 betreffende de status van vluchtelingen (het Vluchtelingenverdrag). Ingevolge artikel 1(A)-2 Vluchtelingenverdrag worden als vluchteling aangemerkt vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waar zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens ras, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep.
6. Ingevolge artikel 3:2 Awb vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
7. Blijkens het bestreden besluit neemt verweerder het standpunt in dat eiser niet in aanmerking komt voor de gevraagde verblijfsvergunning asiel omdat het asielrelaas ongeloofwaardig wordt geacht.
Blijkens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) inzake het door de rechter te hanteren toetsingskader (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 27 januari 2003, JV 2003/103) gaat het bij de beoordeling door verweerder van het asielrelaas meestal niet om de vraag, of en in hoeverre de verklaringen over de feiten die de asielzoeker aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd als vaststaand moeten worden aangenomen. Verweerder pleegt, blijkens het gestelde in paragraaf C1/1 sub 2 en paragraaf C1/3 sub 2.2. en 3.4 Vreemdelingencirculaire 2000, het relaas en de daarin gestelde feiten voor waar aan te nemen, indien de asielzoeker alle hem gestelde vragen zo volledig mogelijk heeft beantwoord en het relaas op hoofdlijnen innerlijk consistent en niet-onaannemelijk is en strookt met wat over de algemene situatie in het land van herkomst bekend is. Bovendien geldt daarvoor als vereiste dat zich geen van de in artikel 31, tweede lid, onder a t/m f, Vw 2000 opgesomde omstandigheden die afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van de asielzoeker voordoet.
Wordt aan dat laatste vereiste niet voldaan, dan mogen ingevolge artikel 31 Vw 2000, mede gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling en volgens de ter uitvoering daarvan vastgestelde beleidsregels, in het relaas ook geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen; van het asielrelaas moet dan een positieve overtuigingskracht uitgaan.
8. Verweerder heeft de omstandigheid van artikel 31, tweede lid, onder f, Vw 2000 niet aan eiser tegengeworpen. Hetgeen eiser daaromtrent heeft aangevoerd, kan derhalve onbesproken blijven.
9. Ten aanzien van de geloofwaardigheid van het asielrelaas heeft verweerder aangevoerd dat, mede gelet op de uitkomst van de taalanalyse, de door eiser gestelde Guinese afkomst en identiteit niet aannemelijk wordt geacht, waardoor aan zijn asielrelaas geen geloof kan worden gehecht.
10. Blijkens de uitspraak van de Afdeling van 22 december 2004, nr. 200406677/1 is uitgangspunt dat de taalanalyse tot stand komt onder verantwoordelijkheid van een terzake deskundig bureau, waarvan de kwaliteit voldoende is gewaarborgd. De taalanalist is op zorgvuldige wijze geselecteerd en staat onder voortdurende kwaliteitscontrole. Voorts heeft de Afdeling in die uitspraak overwogen dat verweerder door het inschakelen van het Bureau Taalanalyse heeft voldaan aan de ingevolge artikel 3:2 van de Awb op hem rustende verplichting zich te vergewissen van de zorgvuldigheid van de verrichte taalanalyse.
11. Op grond van hetgeen eiser tijdens het eerste en nader gehoor heeft verklaard omtrent de taal die hij het beste spreekt, is bij verweerder twijfel gerezen aan het door eiser gestelde land van herkomst. Om die reden heeft verweerder een taalanalyse laten uitvoeren door het Skandinavisk Språkanalys AB (SPRAKAB), oftewel in het Engels: Scandinavian Language Analysis, de Zweedse equivalent van het Bureau Taalanalyse. De conclusie in het verslag van de taalanalyse luidt dat eiser zijn taalachtergrond in Senegal heeft. In het dossier bevindt zich aanvullende informatie over de gebruikte taalanalist, welke informatie afkomstig is van voornoemd Zweedse instituut. Met betrekking tot deze taalanalist (EXP 223) wordt bekendgemaakt dat hij is geboren en getogen in Senegal, maar dat hij ook een aantal jaren in zijn jeugd heeft gewoond in Conakry te Guinea. Hij is voor het laatst in Senegal geweest in 2001 en is ongeveer 50 jaar oud. Hij heeft geen specifieke universitaire opleiding, maar werkt al gedurende een groot aantal jaren als tolk en taalanalist. Hij werkt voor Scandinavian Language Analysis sinds het begin en is betrouwbaar gebleken. Hij voert analyses in het Frans, Pular, Serer-Sine en Wolof. Pular is zijn moedertaal.
12. Hetgeen eiser in beroep omtrent de verrichte taalanalyse heeft aangevoerd, biedt naar het oordeel van de rechtbank grond voor het oordeel dat verweerder op basis van de verklaringen en de uitgevoerde taalanalyse, die resulteert in de conclusie dat eiser niet uit Guinee, maar uit Senegal afkomstig is, niet in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat eiser zijn gestelde afkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Daartoe acht de rechtbank redengevend dat de taalanalyse niet is uitgevoerd door het Bureau Taalanalyse. De deskundigheid van het Scandinavian Language Analysis is in het onderhavige geval op geen andere informatie gebaseerd dan op bovenstaande informatie over de taalanalist EXP 223. Deze informatie rechtvaardigt evenwel naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie dat de taalanalyse zorgvuldig tot stand is gekomen, nu deze taalanalist niet is geselecteerd door en onder kwaliteitscontrole van het Bureau Taalanalyse staat. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de taalanalist op zorgvuldige wijze is geselecteerd en onder voortdurende kwaliteitscontrole staat. De rechtbank betrekt bij dit oordeel dat de taalanalyse is uitgevoerd in het Wolof en Frans, niet zijnde de moedertaal van de taalanalist, alsmede dat tussen partijen niet in geschil is dat zowel in Senegal als in Guinee het Wolof en Pular gesproken wordt. Uit artikel 3:2 van de Awb vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort dat verweerder, indien hij in het kader van de beoordeling van een asielaanvraag een taalanalyse laat verrichten, zich ervan dient te vergewissen dat het rapport niet zodanige gebreken vertoont dat hij daarop zijn besluitvorming niet mede kan baseren. Nu gesteld noch gebleken is dat verweerder anders dan uit bovenstaande informatie over de taalanalist, hieraan heeft voldaan, kan naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval niet worden geconcludeerd dat de taalanalyse zorgvuldig is geweest. Dat in de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam van 29 januari 2004, geen conclusies zijn verbonden aan de door het Scandinavian Language Analysis verrichte taalanalyse, doet daar niet aan af, nu deze nevenzittingsplaats geen uitspraak heeft gedaan over de deskundigheid van het Zweedse instituut.
13. Ten aanzien van het standpunt van verweerder in het in de bestreden beschikking ingelaste voornemen dat het ernstig bevreemding wekt dat eiser heeft verklaard Pular het beste te spreken, terwijl hij tijdens het eerste gehoor heeft aangegeven in het Wolof nader gehoord te willen worden, overweegt de rechtbank dat verweerder hiermee niet het standpunt heeft ingenomen dat dit bevreemdende element zelfstandig de afwijzing van de asielaanvraag kan dragen.
14. Gelet op het vorenstaande kan het standpunt van verweerder dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op de grond genoemd in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000 geen standhouden en komt het bestreden besluit wegens schending van artikel 3:2 Awb in aanmerking voor vernietiging, zodat het beroep gegrond is.
15. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn begroot op € 644,- als kosten van verleende rechtsbijstand.
1. verklaart het beroep gegrond;
2. vernietigt het bestreden besluit;
3. bepaalt dat verweerder binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
4. veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 644,- (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2005, door mr. J.S. Reid, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. Tornij-Smeets, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag; zie ook www.raadvanstate.nl). Ingevolge artikel 69, eerste lid, Vw 2000 bedraagt de termijn voor het instellen van hoger beroep vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden op: 15 maart 2005