ECLI:NL:RBSGR:2005:AT7367

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/530 WW44
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens niet betaling griffierecht

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 9 mei 2005 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en de Burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn. De eiser had op 28 januari 2005 beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat op 16 december 2004 was genomen. De gemachtigde van de eiser had de rechtbank op 27 januari 2005 benaderd om het beroep in te dienen. Echter, de eiser was op 9 maart 2005 voor de tweede keer gewezen op de verplichting om griffierecht te betalen, dat in dit geval EUR 136,-- bedroeg. De rechtbank had aangegeven dat het griffierecht binnen vier weken na de datum van de brief bijgeschreven moest zijn op de rekening van de rechtbank, anders zou het beroep niet-ontvankelijk verklaard worden.

De eiser heeft echter niet voldaan aan deze betalingsverplichting binnen de gestelde termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die erop wijzen dat de eiser redelijkerwijs niet in verzuim is geweest. Gezien het feit dat de betaling niet tijdig is gedaan, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. C.F. Mewe en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier M.A. Gerritsma. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank, waarbij de indiener van het verzetschrift kan verzoeken om gehoord te worden over het verzet.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
eerste afdeling, enkelvoudige kamer
Reg.nr. AWB 05/530 WW44
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:54
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de Burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij brief van 27 januari 2005, bij de rechtbank ingekomen op
28 januari 2005, heeft gemachtigde van eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 16 december 2004.
Motivering
Eiser is voor het door hem ingestelde beroep EUR 136,-- aan griffierecht verschuldigd. Een beroep wordt ingevolge artikel 8:41, tweede lid, van de Awb niet-ontvankelijk verklaard indien storting of bijschrijving van het griffierecht niet heeft plaatsgevonden binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling waarin de indiener van het beroepschrift is gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Eiser is bij aangetekende brief van 9 maart 2005 voor de tweede maal op de verschuldigdheid van het griffierecht gewezen. Daarbij is meegedeeld dat het verschuldigde griffierecht binnen vier weken na dagtekening van deze brief moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank. Tevens is vermeld dat, indien van deze gelegenheid niet binnen de termijn gebruik is gemaakt, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Het bedrag is niet binnen de aldus gestelde termijn op de rekening van de rechtbank bijgeschreven en evenmin binnen die termijn ter griffie gestort.
Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiser in verzuim is geweest. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
Verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij aan de rechtbank verzoeken omtrent het verzet te worden gehoord.
Aldus gegeven door mr. C.F. Mewe en in het openbaar uitgesproken op
9 mei 2005, in tegenwoordigheid van de griffier M.A. Gerritsma