ECLI:NL:RBSGR:2005:AT7155

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/5078 AW
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing op bezwaar inzake functiewaardering en beloning van een werknemer in dienst van de Minister van Buitenlandse Zaken

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 18 april 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een werknemer van de Minister van Buitenlandse Zaken, en de verweerder over de functiewaardering en beloning van eiser. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder van 19 oktober 2004, waarin zijn verzoek om indeling in functieschaal 6 werd afgewezen en de indeling in functieschaal 4 werd gehandhaafd. Eiser stelde dat hij recht had op een hogere beloning op basis van de aard en omvang van zijn werkzaamheden. De rechtbank constateerde dat eiser op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam was en derhalve geen ambtenaar was. Dit betekende dat meningsverschillen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst niet door de bestuursrechter, maar door de burgerlijke rechter behandeld dienden te worden.

De rechtbank oordeelde dat verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk had moeten verklaren in plaats van inhoudelijk te behandelen. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser kennelijk gegrond was en besloot het bestreden besluit van 19 oktober 2004 te vernietigen. Tevens werd het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard en werd de Staat der Nederlanden (Ministerie van Buitenlandse Zaken) veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan eiser. De rechtbank zond het dossier ter verdere behandeling door naar de sector Kanton van de rechtbank.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste rechtsgang bij geschillen die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten en de rol van de bestuursrechter versus de burgerlijke rechter in dergelijke zaken.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
tweede afdeling, enkelvoudige kamer
Reg.nr. AWB 04/5078 AW
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:54
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], Frankrijk, eiser,
en
de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij brief van 2 juni 2003 is bezwaar gemaakt tegen verweerders weigering eisers functie in functieschaal 6 in te willen delen.
Bij brief van 23 juni 2003 heeft verweerder op eisers verzoek tot functiewaardering beslist en daarbij de waardering in functiegroep 4 gehandhaafd.
Verweerder heeft het bezwaarschrift van 2 juni 2003 mede gericht geacht tegen het besluit van 23 juni 2003.
Bij besluit van 19 oktober 2004 heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 26 november 2004 bij deze rechtbank beroep ingesteld.
Motivering
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep is opgekomen tegen verweerders beslissing op bezwaar van 19 oktober 2004. Een beslissing op bezwaar is per definitie een besluit als hiervoor bedoeld.
Gelet hierop ziet de rechtbank geen grond voor verweerders betoog dat de bestuursrechter onbevoegd zou zijn van dit beroep kennis te nemen.
De rechtbank stelt verder vast dat eiser sinds geruime tijd bij verweerder werkzaam is op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Hierover bestaat tussen partijen ook geen verschil van mening.
Eiser heeft verweerder verzocht de beschrijving van zijn functie en de daarbij behorende functiewaardering te willen wijzigen. Op grond van de aard en omvang van zijn werkzaamheden stond hem een hogere beloning voor ogen dan die welke was verbonden aan functieschaal 4. Verweerder heeft de indeling in schaal 4 echter gehandhaafd. Hierover is tussen partijen een geschil ontstaan, dat verweerder langs bestuursrechtelijke weg heeft afgehandeld.
Zoals hiervoor reeds gezegd, is eiser voor verweerder werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht; hij is derhalve geen ambtenaar. Meningsverschillen dan wel conflicten, die zijn gelegen in de sfeer van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht dienen naar het oordeel van de rechtbank te worden voorgelegd aan de daartoe bevoegde burgerlijke rechter. Verweerder had derhalve, in plaats van eisers bezwaar inhoudelijk te behandelen, dit bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren.
Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank sluit het onderzoek, aangezien voortzetting ervan niet nodig is en doet de zaak, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb, vereenvoudigd af.
Aangezien rechtens slechts één oplossing resteert, ziet de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, aanleiding om zelf in de zaak te voorzien zoals hierna in het dictum is aangegeven.
Er is aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op EUR 322,00 voor het indienen van het beroepschrift in een zaak van gemiddeld gewicht.
Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep gegrond;
2. vernietigt het bestreden besluit van 19 oktober 2004;
3. verklaart het bezwaar van 2 juni 2003 niet-ontvankelijk;
4. bepaalt dat de rechtspersoon de Staat der Nederlanden (Ministerie van Buitenlandse Zaken) aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten EUR 136,00, vergoedt;
5. veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van EUR 322,00, welke kosten voormelde rechtspersoon aan eiser dient te vergoeden;
6. zendt het dossier ter verdere behandeling door naar de sector Kanton van deze rechtbank.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij aan de rechtbank verzoeken omtrent het verzet te worden gehoord.
Aldus gegeven door mr. C.J. Waterbolk en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2005, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W. Goederee.