ECLI:NL:RBSGR:2005:AT5758

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/11721
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning en legesbetaling in vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 13 mei 2005 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, ingediend door de verzoeker, die werd afgewezen door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De afwijzing vond plaats op basis van het niet betalen van leges en het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De voorzieningenrechter overweegt dat artikel 16 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) de afwijzingsgronden limitatief opsomt en dat het niet betalen van leges daar niet onder valt. Artikel 14 Vw 2000 biedt geen zelfstandige bevoegdheid om een aanvraag om andere redenen af te wijzen dan die in artikel 16 zijn genoemd. Evenmin biedt artikel 24 Vw 2000 een grond voor afwijzing op basis van het niet betalen van leges. De voorzieningenrechter concludeert dat de verweerder niet bevoegd was om de aanvraag op deze grond af te wijzen, waardoor het besluit geen stand kan houden.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en veroordeelt de verweerder in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 644,00. Tevens wordt gelast dat de Staat der Nederlanden het door verzoeker betaalde griffierecht van € 138,00 vergoedt. De uitspraak is gedaan zonder dat er een rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing. De zaak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de Vreemdelingenwet en de noodzaak voor de overheid om zich aan de wettelijke bepalingen te houden bij het afwijzen van aanvragen.

Uitspraak

Voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ingevolge
artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: AWB 05/11721 BEPTDN
Inzake: [verzoeker], verzoeker, V-nummer [V-nummer], woonplaats kiezende ten kantore van zijn gemachtigde, mr. J.P.H. Thissen, advocaat te 's-Gravenhage
tegen : de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde mr. M. van Driel, advocaat te Den Haag.
1. ZITTING
Datum: 13 mei 2005.
Zitting hebben:
mr. J.L. Verbeek, voorzieningenrechter,
mr. drs. I. Goud, griffier.
Ter zitting zijn verschenen de gemachtigde van verzoeker en verweerder bij gemachtigde.
Na het onderzoek ter zitting te hebben gesloten, heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan als onder 3. vermeld.
2. OVERWEGINGEN
In geschil is de afwijzing d.d. 3 maart 2005 van de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Verweerder heeft als afwijzingsgronden gehanteerd het niet betalen van de leges en het niet beschikken over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
De voorzieningenrechter overweegt dat artikel 16 Vw 2000 de afwijzingsgronden limitatief opsomt. Het niet betalen van de leges is daaronder niet begrepen. Artikel 14 Vw 2000 biedt niet zelfstandig een bevoegdheid om, naast de in artikel 16 Vw 2000 genoemde gronden, een aanvraag om andere redenen af te wijzen. Artikel 24 Vw 2000 geeft evenmin een bevoegdheid tot afwijzing vanwege het niet betalen van de leges. Verweerder was derhalve niet bevoegd om de aanvraag op deze grond af te wijzen.
In zoverre zal het besluit geen stand kunnen houden.
De ter zitting geponeerde stelling van de gemachtigde van verzoeker, inhoudende dat het mvv-vereiste (of een andere afwijzingsgrond van artikel 16 Vw 2000) niet zou mogen worden gehanteerd als geen leges zijn betaald, is niet juist. Immers, als de aanvraag niet om die reden buiten behandeling is gesteld, moet deze inhoudelijk worden beoordeeld.
Verweerder mocht het mvv-vereiste derhalve tegenwerpen aan verzoeker.
Inhoudelijk zijn daartegen door verzoeker geen gronden aangevoerd. Dit kan evenwel alsnog in bezwaar gebeuren.
Het verzoek komt derhalve voor toewijzing in aanmerking.
De voorzieningenrechter ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op
€ 644,-- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,-- en wegingsfactor 1).
3. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
1. wijst het verzoek toe;
2. veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) als rechtspersoon die deze kosten aan verzoeker dient te vergoeden;
3. gelast dat de Staat der Nederlanden als rechtspersoon het door verzoeker betaalde griffierecht ad € 138,-- vergoedt.
griffier: voorzieningenrechter:
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Verzonden op: