ECLI:NL:RBSGR:2005:AT5758
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning en legesbetaling in vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 13 mei 2005 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, ingediend door de verzoeker, die werd afgewezen door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De afwijzing vond plaats op basis van het niet betalen van leges en het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De voorzieningenrechter overweegt dat artikel 16 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) de afwijzingsgronden limitatief opsomt en dat het niet betalen van leges daar niet onder valt. Artikel 14 Vw 2000 biedt geen zelfstandige bevoegdheid om een aanvraag om andere redenen af te wijzen dan die in artikel 16 zijn genoemd. Evenmin biedt artikel 24 Vw 2000 een grond voor afwijzing op basis van het niet betalen van leges. De voorzieningenrechter concludeert dat de verweerder niet bevoegd was om de aanvraag op deze grond af te wijzen, waardoor het besluit geen stand kan houden.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en veroordeelt de verweerder in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 644,00. Tevens wordt gelast dat de Staat der Nederlanden het door verzoeker betaalde griffierecht van € 138,00 vergoedt. De uitspraak is gedaan zonder dat er een rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing. De zaak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de Vreemdelingenwet en de noodzaak voor de overheid om zich aan de wettelijke bepalingen te houden bij het afwijzen van aanvragen.