ECLI:NL:RBSGR:2005:AT5524

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/6099
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Recourt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verweerder onthoudt relevante informatie aan de Minister van Buitenlandse Zaken in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 maart 2005 uitspraak gedaan in een asielprocedure van eiseres, een Ethiopische nationaliteit hebbende journaliste. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, welke door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verweerder, de Minister, relevante informatie had onthouden aan de Minister van Buitenlandse Zaken, die van belang was voor de beoordeling van de aanvraag. Dit betrof onder andere een werkpas en documenten die de negatieve aandacht van de Ethiopische autoriteiten voor eiseres aantoonden. De rechtbank stelde vast dat verweerder beschikte over deze informatie voordat het onderzoek door de Minister van Buitenlandse Zaken begon, en dat deze informatie cruciaal was voor een zorgvuldige besluitvorming. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was en vernietigde dit, met de opdracht aan verweerder om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank veroordeelde verweerder ook in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 644,--.

Uitspraak

Rechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 04/6099 BEPTDN
inzake: A, (die stelt te zijn) geboren op [...] 1978, van (gestelde) Ethiopische nationaliteit, wonende te B, eiseres,
gemachtigde: mr. V. Kuit, advocaat te Amsterdam,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde: mr. J.H.M. Post, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. PROCESVERLOOP
1. Op 6 mei 2002 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000. Op verzoek van verweerder is door de Minister van Buitenlandse Zaken op 17 december 2002 een individueel ambtsbericht uitgebracht. Op 9 juli 2003 heeft verweerder aan eiseres schriftelijk mededeling gedaan van het voornemen de aanvraag af te wijzen. Bij brief van 19 augustus 2003 heeft eiseres haar zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht. Bij besluit van 4 februari 2004 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
2. Bij beroepschrift van 9 februari 2004 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. De gronden van het beroep zijn ingediend bij brief van 10 maart 2004 en aangevuld bij brieven van 11 maart 2004 en 5 april 2004. Op 1 april 2004 zijn de op de zaak betrekking hebbende stukken van verweerder ter griffie ontvangen. In het verweerschrift van 21 december 2004 heeft verweerder geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep. Bij brief van 6 januari 2005 heeft eiseres haar standpunt nog nader onderbouwd.
3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2005. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig T. Ogbamichael, tolk in de Amhaarse taal, en C, getuige.
II. FEITEN
In dit geding gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
1. Het individueel ambtsbericht van 17 december 2002 vermeldt dat eiseres geregistreerd heeft gestaan op het adres [...] 14, [...] 07, huisnummer 541. Eiseres is vanaf haar geboorte tot kort voor haar vertrek bij haar ouders op het voornoemde adres woonachtig geweest. Dat zij om veiligheidsredenen bij een vriendin in de wijk [...] is ingetrokken, kon niet worden bevestigd. Eiseres is één van de zussen van de journalist D, die twee jaar gedetineerd is geweest vanwege zijn journalistieke activiteiten. Voorts is eiseres nimmer verbonden geweest aan het tijdschrift [...]. Niet kon worden vastgesteld dat eiseres in Ethiopië als journaliste werkzaam is geweest. De wijkautoriteiten ontkenden dat ooit een ander lid van de familie dan D gearresteerd of gedetineerd is geweest. De personalia van eiseres komen niet voor in het bestand van visumaanvragen van de Nederlandse ambassade in Addis Abeba.
2. Op 6 juli 2004 heeft deze rechtbank en zittingsplaats de Minister van Buitenlandse Zaken verzocht inzage te geven in de totstandkoming van en in de gegevens die ten grondslag liggen aan het individuele ambtsbericht van 17 december 2002. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft met een beroep op artikel 8:29, eerste lid, van de Awb verzocht om beperkte kennisneming van bepaalde gedeelten van de onderliggende stukken. Bij uitspraak van 28 september 2004 heeft deze rechtbank en zittingsplaats bepaald dat de beperking van de kennisneming van bepaalde gedeelten van genoemde stukken gerechtvaardigd is, nu de vertrouwelijke passages gegevens bevatten waaruit de identiteit van de informant(en) kan worden herleid en daaruit inzage kan worden verkregen in de methoden, technieken en mogelijkheden van onderzoek en de kennis en informatie waarover de informant(en) beschikt/beschikken bij zijn/hun beoordeling. Eiseres heeft bij brief van 7 oktober 2004 laten weten de rechtbank toestemming te verlenen op basis van de onderliggende stukken van het individuele ambtsbericht uitspraak te doen. De gemachtigde van verweerder heeft deze toestemming ter zitting gegeven.
3. In de besluitvormingsfase heeft eiseres de volgende documenten overgelegd:
- een originele werkpas behorende bij uitgeverij E;
- een brief van E behorende bij de werkpas;
- (een vertaling van) twee originele oproepen van de veiligheidsdienst;
- een origineel diploma;
- een (vertaling van) een identiteitsbewijs;
- een originele huwelijksakte;
- (een vertaling van) twee artikelen uit originele exemplaren van het tijdschrift [...], geschreven door eiseres onder een pseudoniem;
- (een vertaling) van een originele brief van E waarin wordt verklaard dat F het pseudoniem van eiseres is.
4. Bij de gronden van beroep heeft eiseres een originele brief van E van 1 maart 2004 overgelegd, waarin verklaard wordt dat eiseres werkzaam is geweest bij E en dat zij één van de kritische journalisten tegen de Ethiopian People’s Revolutionary Democratic Front (EPRDF) was en dat niemand ooit bij hen informatie heeft ingewonnen over eiseres, alsmede een medische verklaring van 25 december 2001.
5. Bij brief van 11 maart 2004 heeft eiseres een e-mailbericht van 10 maart 2004 overgelegd van G, algemeen manager van E, waarin verklaard wordt dat E de eigenaar is van [...] Newspaper en dat niemand ooit bij hen informatie heeft ingewonnen over eiseres.
6. Bij brief van 5 april 2004 heeft eiseres een vertaling van het colofon van het tijdschrift [...] overgelegd.
7. Bij brief van 6 januari 2005 heeft eiseres de volgende documenten overgelegd:
- werkinstructie 141 van de IND betreffende Ethiopië;
- een rapport van Human Rights Watch van 13 februari 2004 met als titel: “Ethiopia: Stop Harassing Journalists’ Group” en “Letter to Prime Minister Meles Zenawi”;
- CPJ Attacks on the presss 2003, Ethiopia;
- stukken met betrekking tot de (verblijfs)procedure van de broer (D) van eiseres;
- stukken met betrekking tot de (verblijfs)procedure van de zus (H) van eiseres;
- een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 31 maart 2004 (AWB 02/52885);
- publicatie van Ethiopian Human Rights Council, waarin de getuige, de heer C wordt genoemd.
III. ASIELRELAAS
Eiseres heeft het volgende relaas aan haar aanvraag ten grondslag gelegd. Eiseres behoort tot de bevolkingsgroep der Amharen in Ethiopië. Eiseres heeft vanaf 1998 als journaliste gewerkt bij het tijdschrift [...]. Op 22 of 23 juni 1998 is tijdens een vergadering, georganiseerd door de oppositionele politieke partijen in Ethiopië, de camera van eiseres in beslag genomen en is eiseres naar een politiebureau gebracht. Daarbij is eiseres bedreigd en werd zij met een waarschuwing naar huis gestuurd. De waarschuwing hield in dat eiseres, als ze niet met haar journalistieke werk zou stoppen, haar verdwenen broer achterna zou gaan. In september 1998 werd eiseres door leden van de veiligheidsdienst op straat aangesproken en werd zij meegenomen naar het politiebureau. Aldaar is eiseres gedurende drie dagen vastgehouden, waarbij zij werd mishandeld. Haar werd verteld dat zij, als zij niet zou ophouden met haar activiteiten, wederom zou worden opgepakt en zou worden vermoord. De aanleiding voor deze arrestatie was een door eiseres geschreven artikel over de aankomende verkiezingen, gepubliceerd op 16 september 1998. Eiseres had hiermee de autoriteiten beledigd. In juli 2001 is een artikel van eiseres over het uiteenvallen van de regerende partij EPRDF met als titel: ”De draad van waarheid die kan dunner worden, maar nooit stukgaan” gepubliceerd. Naar aanleiding van dit artikel heeft eiseres op 28 oktober 2001 een oproep gekregen dat zij zich binnen drie dagen moest melden bij het kantoor Makelawie Wangel Mermera. Dit is een soort onderzoekscentrum. Eiseres heeft hier 24 uur moeten verblijven. De volgende dag is eiseres aan de rechtbank voorgeleid. De rechtbank heeft bepaald dat eiseres veertien dagen vastgehouden mocht worden in het onderzoekscentrum. Na 29 dagen heeft de vader van eiseres een borgtocht van 20. 000 Birr betaald. Vervolgens is eiseres vrijgelaten. Na haar vrijlating werd eiseres regelmatig - ook telefonisch - bedreigd en mishandeld. Op een avond werd eiseres in een auto naar het gebouw van de veiligheidsdienst gebracht, alwaar zij door drie mannen is ondervraagd, waarop zij weer is vrijgelaten. Eiseres is hierbij tevens mishandeld. De zus van eiseres is hierna eveneens op een avond bedreigd en mishandeld als gevolg van de activiteiten van eiseres. Van 1 december 2001 tot 24 april 2002 heeft eiseres bij haar vriendin verbleven. In die periode is de veiligheidsdienst twee maal bij het ouderlijk huis van eiseres geweest om huiszoeking te doen. Ook heeft de veiligheidsdienst een brief aan de werkgever van eiseres gestuurd met de mededeling dat eiseres zich moest melden. Bovendien is de vader van eiseres gearresteerd en 24 uur vastgehouden, omdat hij een borgsom voor eiseres had betaald. Gelet op het feit dat eiseres veelvuldig gezocht werd en de geschiedenis van de familie met de Ethiopische autoriteiten, heeft eiseres op 27 april 2002 het land verlaten.
IV. STANDPUNTEN PARTIJEN
1. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen op grond van artiiekl 31, eerste lid, van de Vw 2000 juncto artikel 31, tweede lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000. Verweerder acht het relaas van eiseres ongeloofwaardig.
Ten aanzien van de diverse stellingen van de gemachtigde van eiseres dat niet van de volledigheid dan wel juistheid van het individuele ambtsbericht van 17 december 2002 mag worden uitgegaan, merkt verweerder op dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak van 12 oktober 2001 (200103977/1, JV 2001/325) heeft overwogen dat een ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken omtrent de situatie in een land kan worden opgemerkt als een deskundigenadvies. Derhalve mag bij de besluitvorming op asielaanvragen van de juistheid van die informatie worden uitgegaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan. Hiervan is in casu niet gebleken. In onderhavige zaak heeft bovendien een REK-check plaatsgevonden. Voor zover er in de zienswijze wordt aangevoerd dat er sprake is geweest van een onderzoek met een zeer beperkte omvang, omdat er geen onderzoek is gedaan naar door eiseres overgelegde documenten wordt overwogen dat deze stelling niet kan leiden tot een andere dan reeds in het voornemen verwoorde conclusie. Immers, uit het gegeven dat eiseres nooit aan het tijdschrift [...] verbonden is geweest, volgt dat de door eiseres overgelegde documenten nooit betrekking op eiseres kunnen hebben en derhalve niets aan het onderzoek kunnen toevoegen. Hetgeen in de zienswijze is aangevoerd inzake het ten onrechte toepassen van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 kan om die reden evenmin worden gevolgd. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat de titels van de overgelegde artikelen uit [...] middels een vrije vertaalopvatting vertaald zijn en het aldus geen tegenstrijdige vertalingen betreffen, wordt overwogen dat ook deze stelling niet kan leiden tot een andere dan reeds in het voornemen verwoorde conclusie. Immers, wat de vertalingen van de artikelen ook mogen zijn, het betreffen artikelen die, gezien de uitkomsten van het individuele ambtsbericht, niet door eiseres geschreven kunnen zijn. Nu eiseres met betrekking tot essentiële onderdelen van haar relaas aantoonbaar niet de waarheid heeft verteld, kan aan de rest van het relaas geen waarde meer worden gehecht.
2. Eiseres legt aan het beroep ten grondslag dat zij in aanmerking komt voor de gevraagde verblijfsvergunning. In het besluit wordt slechts summier ingegaan op hetgeen in de zienswijze is gesteld. Deze motivering is onvoldoende, evenals het aan het besluit ten grondslag liggende onderzoek. Er zijn wel degelijk objectieve aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van het individuele ambtsbericht. Er zijn stukken van uitgeverij E overgelegd, alsmede oproepen van de politie en identiteitsdocumenten. Verweerder schuift deze documenten terzijde, louter op grond van een gesprek van een geanonimiseerde contactpersoon van de Nederlandse ambassade met een geanonimiseerde persoon van wie gesteld worden dat deze “van” [...] is. Zijn of haar functie is echter niet duidelijk. Evenmin is duidelijk of deze persoon eiseres wel kent onder haar pseudoniem. De Minister van Buitenlandse zaken is voorts kennelijk onvoldoende geïnformeerd, nu klaarblijkelijk de geschreven artikelen, de stukken van uitgever E en de oproepen van de veiligheidsdienst niet zijn overgelegd. Ten onrechte heeft verweerder kennelijk ook geen aanleiding gezien deze (voor of na ontvangst van het ambtsbericht) alsnog over te leggen aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Dit zo zijnde, kan in het beroep van de authenticiteit van al deze documenten worden uitgegaan. De stelling van verweerder dat aantoonbaar niet de waarheid is verteld, is op basis van het dossier onhoudbaar. Het ambtsbericht en de daaraan ten grondslag liggende stukken bevatten op een aantal punten aantoonbare onjuistheden. Onjuist is het gestelde omtrent een dochter van eiseres, het ontslag en de verblijfplaats van zus I. Ook onjuist is dat er nooit een ander familielid dan D is gearresteerd. Buiten eiseres is ook zus H gearresteerd, zoals deze in haar asielprocedure heeft verklaard, welke leidde tot toelating als verdragsvluchteling. Voorts is onjuist dat de broer van eiseres (D) bij een radiozender in Ethiopië heeft gewerkt. Hij werkte alleen voor de televisie en voor de pers. Voorts zijn er onjuiste, te vergaande conclusies verbonden aan het individuele ambtsbericht. Het bijgevoegde nader schrijven van E levert opnieuw een objectief aanknopingspunt op dat de inhoud van het ambtsbericht onjuist is. Daaruit blijkt dat nimmer navraag is gedaan naar eiseres. In bijgaande medische verklaring vindt de door eiseres gestelde mishandeling op pagina 10 van het rapport van nader gehoor bevestiging.
Het gebrek aan zorgvuldigheid in de voorbereiding van het besluit is met name klemmend omdat uit het in deze toepasselijke algemene ambtsbericht inzake Ethiopië blijkt dat de positie van journalisten precair is en er sprake is van arrestaties voor overtredingen van de perswet. In het ambtsbericht wordt de vrees geuit dat nieuwe wetgeving een verdere achteruitgang zal betekenen in de vrije meningsuiting. Het ambtsbericht stelt daarnaast in algemene zin dat er sprake is van mishandeling en foltering, met name in de eerste weken van de arrestatie. Er is bovendien sprake van verdwijningen en een groot aantal buitengerechtelijke executies. Dit vindt bevestiging in informatie van Human Rights Watch, dat op 13 februari 2004 aanleiding heeft gezien premier Zenawi van Ethiopië per brief te vragen te stoppen met het teisteren van journalisten. Het relaas van eiseres past volledig in dit beeld, evenals het relaas van haar broer en zus, aan wie beiden de vluchtelingenstatus is toegekend. Een andere broer is sinds jaren verdwenen. Voor zijn leven bestaat geen hoop. Eiseres is ten onrechte niet toegelaten. Het bestreden besluit is dan ook strijdig met de Vw 2000, artikel 33 van het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 3 van het Anti-Folter Verdrag.
3. Ter zitting heeft de getuige - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij van 1993 tot 1997 leider is geweest van de algemene vakbond van Ethiopië (Confederation of Ethiopian Trade Unions), en dat hij in 1997 naar Nederland is gevlucht. De getuige is thans verbonden aan de vakbond FNV. De getuige heeft verklaard dat hij via de broer van eiseres contact met eiseres in Ethiopië heeft gehad als journaliste. Zij heeft informatie verstrekt over onder meer human rights activisten. De getuige heeft verklaard dat hij in 1999 en 2000 twee of drie keer contact gehad heeft met eiseres in de tijd dat zij bij [...] werkte. De getuige heeft met eiseres geschreven, getelefoneerd en gemaild. In Nederland heeft de getuige eiseres ontmoet na haar vlucht. Op een symposium hebben zij over voornoemde contacten gesproken.
V. OVERWEGINGEN
1. Aan de orde is de vraag of het bestreden besluit, in het licht van de daartegen aangevoerde beroepsgronden, in rechte stand kan houden.
2. Ingevolge artikel 13 van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning slechts ingewilligd indien met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang is gediend, dan wel indien internationale verplichtingen of klemmende redenen van humanitaire aard daartoe nopen.
3. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 is de Minister bevoegd de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen.
4. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 kan -voor zover hier van belang- een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling:
a. die verdragsvluchteling is;
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
5. Artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 bepaalt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 wordt afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder e, van genoemd artikel wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag opzettelijk reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden heeft overgelegd die niet op hem betrekking hebben.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder het relaas van eiseres ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft zich daarbij met name gebaseerd op het individueel ambtsbericht van 17 december 2002.
7. Eiseres heeft in beroep de zorgvuldigheid van het ambtsbericht aangevochten en zich op het standpunt gesteld dat de Minister van Buitenlandse Zaken onvoldoende is geïnformeerd over de door eiseres overgelegde stukken. Hierbij heeft zij aangevoerd dat verweerder ten onrechte de bij de aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning ingediende originele werkpas, de brief van E behorende bij de werkpas en de oproepen van de Veiligheidsdienst, genoemd onder paragraaf II.3, niet naar de Minister van Buitenlands Zaken heeft gezonden in het kader van het onderzoek naar eiseres. De rechtbank overweegt in dit kader als volgt.
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij brief van 25 september 2002 de Minister van Buitenlandse Zaken heeft verzocht een onderzoek te verrichten naar eiseres. Hierbij heeft verweerder onder meer de volgende vragen aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd: “Kunt u onderzoeken of betrokkene van 1998 tot februari 2002 als journaliste werkzaam is geweest voor de krant en het tijdschrift [...] van de drukkerij E in de wijk [...] te Addis Abeba?”, “Indien zij als journaliste heeft gewerkt bij bovengenoemde drukkerij, kunt u dan nagaan of zij op 16 september 1998 in het tijdschrift [...] een artikel heeft gepubliceerd getiteld: ‘Het spelletje opnieuw’?”, “Heeft betrokkene in juli 2001 in het tijdschrift [...] een artikel gepubliceerd onder de titel ‘De draad van waarheid kan dunner worden, maar nooit stukgaan’?” en “Kunt u aangeven of betrokkene nog immer in de negatieve belangstelling zou staan van de Ethiopische autoriteiten indien zij terug zou keren naar Ethiopië?”.
9. De rechtbank stelt voorts vast dat eiseres ter onderbouwing van de stellingen waarover verweerder aan de Minister van Buitenlandse Zaken voornoemde vragen heeft gesteld, verschillende documenten heeft overgelegd. Zo heeft eiseres bij haar aanvraag een originele werkpas, alsmede een bijbehorende brief overgelegd. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee van 6 mei 2002 kon de authenticiteit van voornoemde werkpas niet vastgesteld worden.
10. Uit de brief van verweerder van 25 september 2002, waarbij de Minister van Buitenlandse Zaken verzocht wordt een onderzoek in te stellen naar eiseres, blijkt dat deze stukken niet zijn meegezonden naar de Minister van Buitenlandse Zaken in het kader van het onderzoek naar eiseres. De gemachtigde van verweerder heeft dit ter zitting bevestigd.
11. Voorts stelt de rechtbank vast dat eiseres bij brief van 2 oktober 2002 onder meer twee oproepen van de veiligheidsdienst en twee artikelen uit originele exemplaren van het tijdschrift [...], geschreven door eiseres onder een pseudoniem, heeft overgelegd. De rechtbank stelt vast dat deze documenten niet op authenticiteit zijn getoetst.
12. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft verweerder eerst op 8 oktober 2002 bericht dat de brief van verweerder op 30 september 2002 is ontvangen, dat het verzoek in behandeling is genomen en dat het onderzoek naar verwachting vier maanden in beslag zal nemen. Gelet hierop lag het binnen de mogelijkheden van verweerder de oproepen van de veiligheidsdienst, alsmede de overgelegde artikelen voor aanvang van het onderzoek naar de Minister van Buitenlandse Zaken na te sturen, dan wel nader onderzoek naar de authenticiteit van deze documenten te laten verrichten.
13. Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat verweerder vóór aanvang van het onderzoek door de Minister van Buitenlandse Zaken beschikte over informatie waarvan niet op voorhand kon worden uitgesloten dat deze niet van direct belang zou zijn bij het onderzoek. Meer in het bijzonder beschikte verweerder over een werkpas en begeleidende brief van de gestelde werkgever van eiseres en twee artikelen onder pseudoniem waarvan eiseres stelt dat zij deze heeft geschreven. Verweerder heeft de authenticiteit van de stukken niet betwist. De rechtbank overweegt dat de stukken directe relevantie kunnen hebben voor de in deze uitspraak onder V.8. opgenomen vragen van verweerder die zien op de gestelde werkzaamheden van eiseres als journaliste. Voorts beschikte verweerder over twee oproepen van de veiligheidsdienst, van welke oproepen eveneens de authenticiteit niet is betwist en waarvan wederom kan worden vastgesteld dat deze directe relevantie kunnen hebben voor het antwoord op de vraag of eiseres in de negatieve aandacht staat van de Ethiopische autoriteiten.
14. De rechtbank is van oordeel dat het verweerder onder deze omstandigheden niet vrij stond voornoemde informatie aan de Minister van Buitenlandse Zaken te onthouden. In het kader van de zorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit dient verweerder de Minister van Buitenlandse Zaken in de gelegenheid te stellen het onderzoek zo zorgvuldig als mogelijk te verrichten. Daartoe is het noodzakelijk dat verweerder de Minister van Buitenlandse Zaken geen direct voor de beantwoording van de gestelde vragen relevante stukken onthoudt. Zo zullen als voorbeeld bij de vraag van verweerder of eiseres de bij naam genoemde artikelen heeft geschreven, door het meezenden van de onvertaalde stukken onduidelijkheden die kunnen ontstaan door de vertaling van (de titel van) de stukken uit het Amhaars naar het Engels, naar het Nederlands en weer terug, kunnen worden voorkomen. Maar ook overigens zal de Minister van Buitenlandse Zaken beter in staat zijn het onderzoek op basis van zijn expertise vorm te geven indien hij zo goed als mogelijk door verweerder wordt geïnformeerd op de relevante onderdelen.
15. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het - uiterst summier gemotiveerde - bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens onvoldoende zorgvuldige voorbereiding als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb. Derhalve verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt zij het bestreden besluit, bepaalt zij dat verweerder de Minister van Buitenlandse Zaken om een aanvullend individueel ambtsbericht verzoekt en dat, met inachtneming van het aanvullend individueel ambtsbericht, een nieuw besluit zal worden genomen. Daarbij overweegt de rechtbank dat, in deze stand van de procedure, de na het uitbrengen van het individueel ambtsbericht ingediende documenten, genoemd onder II.4, II.5 en II.6, eveneens meegezonden dienen te worden naar de Minister van Buitenlandse Zaken, zodat deze documenten bij het onderzoek betrokken kunnen worden.
16. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
VI. BESLISSING
De rechtbank
1. verklaart het beroep gegrond;
2. vernietigt het bestreden besluit;
3. bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
4. veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 644,-- (zegge: zeshonderd vierenveertig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier.
Gewezen door mr. J. Recourt, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.M. Mills, griffier, en openbaar gemaakt op: 1 maart 2005.
De griffier De voorzitter
Afschrift verzonden op: 1 maart 2005.
Conc: JM
Coll:
Bp: -
D: B
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.