Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
tweede afdeling, meervoudige kamer
Reg. nr. AWB 04/382 BESLU
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
de stichting "Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij" (SENS), gevestigd te 's-Gravenhage, eiseres,
de Staatssecretaris van Financiën, verweerder.
Derde partij: de stichting "Stichting de Nationale Sporttotalisator", gevestigd te 's-Gravenhage.
Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 11 augustus 2003 heeft verweerder
(a) goedkeuring onthouden aan een door eiseres voorgenomen wijziging van de Algemene Spelvoorwaarden SENS (hierna: deelnemersreglement) en
(b) in overeenstemming met de Minister van Justitie de aanvraag van eiseres tot wijziging van de bij besluit van 15 juni 1992 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 8 oktober 2001, Stcrt. 203) aan eiseres verleende vergunning als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van Wet op de kansspelen geweigerd.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 18 september 2003 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend.
Eiseres is op 18 november 2003 over haar bezwaren gehoord door de hoorcommissie van verweerder.
Bij besluit van 15 december 2003, verzonden op gelijke datum, heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 23 januari 2004, ingekomen bij de rechtbank op dezelfde datum en van gronden voorzien bij brief van 30 juni 2004, beroep ingesteld.
Eiseres heeft er daarbij op gewezen dat dit beroepschrift, in het bijzonder wat de bijlagen betreft, vertrouwelijke informatie bevat en dat eiseres geen toestemming verleent om deze vertrouwelijke gegevens aan derden, waaronder derde-belanghebbenden, te verstrekken.
Verweerder heeft bij brief van 5 juli 2004 de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Daarbij heeft verweerder met een beroep op artikel 8:29, eerste lid, van de Awb medegedeeld dat van een aantal stukken uitsluitend de rechtbank kennis zal mogen nemen.
Bij brief van 1 september 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft eiseres bij brief van 23 september 2004 medegedeeld dat naar haar oordeel in de Awb geen grondslag is te vinden om stukken die door de eisende partij worden ingezonden niet ter kennis te brengen aan de andere procespartij(en). De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld de bijlagen bij het beroepschrift opnieuw in te zenden, waarbij er rekening mee moest worden gehouden dat alle ingezonden bijlagen zouden worden toegezonden aan verweerder en de derde partij.
Eiseres heeft vervolgens de bijlagen bij het beroepschrift in ongewijzigde vorm ingediend. Deze stukken zijn op voet van artikel 8:39, eerste lid, van de Awb aan de andere partijen verzonden.
Verweerder heeft desgevraagd bij faxbericht van 24 januari 2005 het verzoek om geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, van de Awb ingetrokken.
Bij brief van 18 februari 2005 heeft de derde-partij stukken in het geding gebracht.
Eiseres heeft bij brief van 22 februari 2005 op het verweerschrift gereageerd.
De zaak is op 8 maart 2005 ter zitting behandeld.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J.M. Cartigny en mr. P.M. Waszink, advocaten te Rotterdam, vergezeld van [betrokkene 1] en [betrokkene 2].
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.M. Bitter, advocaat te Den Haag, vergezeld van drs. D.M.H. van Dongen en mr. M.R. Bökkerink, werkzaam bij het ministerie van Financiën en mr. P.A. de Jong, werkzaam bij het ministerie van Justitie.
De derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. E.M. van Gelderen, advocaat te Amsterdam, vergezeld van [betrokkene 3] en [betrokkene 4].
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet op de kanspelen (Wok) is het verboden gelegenheid te geven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, tenzij daarvoor ingevolge deze wet vergunning is verleend.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de WoK kan tot het organiseren van de staatsloterij uitsluitend vergunning worden verleend overeenkomstig de bepalingen van deze titel.
Ingevolge het tweede lid wordt onder een staatsloterij verstaan een loterij waarbij door trekking de nummers van de deelnamebewijzen worden aangewezen waarop de prijzen vallen en waarbij ten minste 60% van de door de deelnemers betaalde inleg aan prijzen wordt uitgeloofd.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de WoK kan de Minister van Financiën, in overeenstemming met de Minister van Justitie, aan één rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid voor een door hem te bepalen duur vergunning verlenen tot het organiseren van de staatsloterij.
Ingevolge het tweede lid wordt de opbrengst van de staatsloterij - na aftrek van de prijzen en kosten - jaarlijks aan de Staat afgedragen.
In artikel 10, eerste lid, van de WoK is bepaald dat de in artikel 9 genoemde Minister, in overeenstemming met de Minister van Justitie, voorschriften aan de vergunning tot het organiseren van de staatsloterij verbindt.
Ingevolge het tweede lid hebben de voorschriften onder meer betrekking op:
a. het aantal loterijen dat per jaar wordt gehouden;
b. de mogelijkheid tot het uitgeven van deelloten, recht gevende op een evenredig deel van de prijs, waarin loten kunnen zijn verdeeld;
c. de maximum verkoopprijs van de loten;
d. de wijze waarop de trekkingen plaatsvinden;
e. de eisen aan organisatie en produkt;
f. de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de prijzen betaalbaar zijn;
g. het van overheidswege te houden toezicht op de naleving;
h. de inrichting van het jaarlijks door de rechtspersoon van zijn werkzaamheden en de financiële resultaten daarvan uit te brengen verslag en de wijze van publikatie van dat verslag.
Ingevolge het derde lid kunnen de voorschriften worden gewijzigd en aangevuld.
Artikel 33, eerste lid, van de Wok bepaalt dat er een College van toezicht op de kansspelen is. Ingevolge het tweede lid van dat artikel heeft dit college tot taak de Minister van Justitie en de ministers die het mede aangaat, te adviseren alsmede desgevraagd de inlichtingen te verstrekken die nodig zijn voor de beoordeling van de uitvoerbaarheid van voorgenomen wettelijke voorschriften en algemene beleidsvoornemens, voor zover deze betrekking hebben op kansspelen.
Ingevolge artikel 34, eerste lid, van de Wok - voor zover hier van belang - wordt het College gehoord over een wijziging van de vergunning als bedoeld in artikel 9 van de wet.
Bij besluit van 15 juni 1992, Stcrt. 121, zoals nadien gewijzigd, (hierna: de Beschikking Staatsloterij) heeft verweerder aan eiseres voor onbepaalde duur vergunning verleend tot het organiseren van de staatsloterij, zulks onder het stellen van voorschriften, neergelegd in de artikelen 3 tot en met 18 van de Beschikking Staatsloterij.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Beschikking Staatsloterij wordt de staatsloterij georganiseerd met inachtneming van de statuten en reglementen van eiseres.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel stelt eiseres reglementen op, die in ieder geval bepalingen behelzen inzake de deelnamevoorwaarden, de prijzenschema's, de prijzenreserves en de voorschriften en vergoedingen voor de verkooppunten.
Ingevolge het derde lid van genoemd artikel behoeven de reglementen van eiseres, alsmede wijziging daarvan en van de statuten van eiseres, de voorafgaande goedkeuring van de minister van Financiën, gehoord het college.
Ingevolge artikel 4 van de Beschikking Staatsloterij houdt eiseres ten minste tien maal per jaar de staatsloterij, waarbij de perioden tussen de loterijen zodanig gekozen worden dat de loterijen redelijk verspreid over het jaar plaatsvinden.
Bij brief van 30 augustus 2000 heeft eiseres verweerder verzocht een vergunning te verlenen voor de exploitatie van een mobiele telefoonloterij onder overlegging van een spelconcept in ruwe vorm. Vanaf omstreeks de zomer van 2002 heeft overleg plaatsgevonden tussen eiseres en ambtenaren van verweerders ministerie over de mogelijkheden van het organiseren van een mobiele telefoon-loterij door eiseres.
Op 29 april 2003 heeft het College van toezicht op de kansspelen (hierna: het College) advies uitgebracht over een voorstel tot wijziging van het deelnemersreglement in verband met de introductie van een mobiele telefoonloterij, inmiddels door eiseres nader uitgewerkt en "Sevens" genaamd.
Sevens is een loterij met een dagelijkse trekking, waaraan uitsluitend kan worden meegedaan via het verzenden van een sms-bericht met mobiele telefoon (gsm). Deelname kost één Euro per lot. Per dag kunnen door een deelnemer maximaal vijf digitale loten worden gekocht. Sevens richt zich in het bijzonder op deelnemers van 18 tot 24 jaar.
Bij brief van 8 mei 2003 heeft eiseres een - naar aanleiding van het advies van het College aangepast - voorstel tot wijziging van het deelnemersreglement aan verweerder ter goedkeuring voorgelegd en tevens verzocht om wijziging van (de voorschriften neergelegd in) de Beschikking Staatsloterij.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder zijn besluit tot onthouding van de goedkeuring aan de voorgenomen wijziging van het deelnemersreglement en tot afwijzing, in overeenstemming met de Minister van Justitie, van de aanvraag tot wijziging van de vergunningvoorschriften gehandhaafd.
Verweerder heeft zich - samengevat - op het standpunt gesteld dat hij in redelijkheid goedkeuring aan de voorgenomen wijziging van het deelnemersreglement heeft kunnen onthouden en dat hij de aanvraag tot wijziging van de vergunningvoorschriften in redelijkheid heeft kunnen weigeren. Daartoe heeft verweerder - kort gezegd - gesteld dat het toestaan van een spel als Sevens in strijd zou zijn met de bedoeling van de wetgever en het door hem gevoerde kansspelbeleid.
Eiseres heeft in beroep - samengevat - het volgende aangevoerd. Verweerder heeft een op verschillende onderdelen onvolledig en/of onjuist beeld van de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de ontwikkeling van Sevens geschetst.
Verweerder miskent dat de spelvariant Sevens voldoet aan de criteria van artikel 8, tweede lid, van de WoK en dat om die reden er geen strijd kan zijn met de WoK. Evenmin was de voorgenomen introductie in strijd met de Beschikking Staatsloterij, zoals ook het College concludeerde.
Uit de wetssystematiek volgt dat voor een beroep op de "geest van de wet" geen ruimte bestaat. Zou een dergelijk beroep toch mogelijk zijn dan heeft verweerder niet aangegeven wat onder de "geest van de wet" moet worden verstaan. Uit de parlementaire geschiedenis van de Wok en de Wet Stichting Exploitaitie Nederlandse Staatsloterij (Wet SENS) kan worden geconcludeerd dat de wetgever niet heeft beoogd dat eiseres zich terughoudend dient op te stellen, maar dat eiseres veeleer de mogelijkheid gegeven diende te worden om op een commercieel verantwoorde wijze in te spelen op de marktontwikkelingen.
Doordat de staatssecretaris zijn bevoegdheid tot goedkeuring van (een wijziging van) de spelvoorwaarden heeft gebruikt om te voorkomen dat eiseres een spelvariant introduceert die past binnen de Beschikking Staatsloterij, heeft hij gehandeld in strijd met het verbod van détournement de pouvoir.
Omdat de WoK en de Beschikking Staatsloterij zich niet verzetten tegen de introductie van Sevens, zijn de bedoeling van de wetgever alsmede het kansspelbeleid niet relevant. Alleen de vraag of de wijziging van het deelnemersreglement - waarbij het enkel gaat om technische en uitvoeringsvoorschriften - moet worden goedgekeurd, dient te worden beantwoord.
Indien de bedoeling van de wetgever en het kansspelbeleid wel van belang zouden zijn, is de introductie van Sevens daarmee niet in strijd.
Door de introductie van Sevens niet toe te staan heeft verweerder gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel.
Verweerder heeft voorts het gelijkheidsbeginsel geschonden en gehandeld in strijd met het redelijkheidsbeginsel. Tot slot is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
De derde-partij heeft zich op het standpunt gesteld dat invoering van Sevens slechts mogelijk zou zijn indien de Beschikking Staatsloterij en het deelnemersreglement zouden worden gewijzigd. De derde-partij heeft gewezen op het restrictieve beleid dat verweerder voert ten aanzien van het toestaan van nieuwe vormen van kansspelen. Ook overigens heeft de derde-partij zich bij het standpunt van verweerder aangesloten.
De rechtbank stelt voorop dat de in artikel 9 van de Wok aan verweerder verleende bevoegdheid om, in overeenstemming met de Minister van Justitie, een vergunning te verlenen tot het organiseren van de staatsloterij een discretionaire bevoegdheid is.
De wijze waarop verweerder van deze discretionaire bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, kan door de rechtbank slechts terughoudend worden getoetst.
Uit de stukken blijkt dat eiseres bij brief van 30 augustus 2000 een aanvraag heeft gedaan om vergunning te verlenen voor de exploitatie van een Mobiele Telefoonloterij. Tussen partijen is in geschil of eiseres op een zeker moment mondeling heeft verzocht deze aanvraag tot nader bericht niet in behandeling te nemen. Het antwoord op de vraag of eiseres heeft verzocht om aanhouding van de aanvraag kan echter in het midden blijven, nu niet is gebleken dat eiseres bezwaar heeft gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op haar aanvraag of anderszins in dat stadium heeft aangedrongen op het nemen van een beslissing op de aanvraag.
Voor zover eiseres met haar standpunt dat verweerder niet heeft gereageerd op haar aanvraag van 30 augustus 2000, heeft willen betogen dat zij op grond daarvan ervan kon uitgaan dat de aangevraagde vergunning zou worden verleend, verwerpt de rechtbank dit standpunt, reeds omdat de aanvraag onvoldoende concreet was om te kunnen worden ingewilligd.
Eerst op 8 mei 2003 heeft eiseres een concreet voorstel tot wijziging van het deelnemersreglement aan verweerder ter goedkeuring voorgelegd en tevens een aanvraag gedaan om de Beschikking Staatsloterij te wijzigen.
De rechtbank stelt vast dat de spelvorm Sevens voldoet aan de in artikel 8, tweede lid, van de Wok gegeven definitie van staatsloterij. Daarmee is niet gegeven dat voor Sevens ingevolge artikel 2 van de Beschikking Staatsloterij vergunning is verleend voor onbepaalde tijd. Aan de vergunning zijn immers voorschriften verbonden, waarmee Sevens in strijd is.
In het bijzonder is Sevens niet in overeenstemming met artikel 4 van de Beschikking Staatsloterij. Aan het onderdeel van dit voorschrift dat bepaalt dat de stichting tenminste tien maal per jaar de staatsloterij houdt, waarbij de perioden tussen de loterijen zodanig gekozen worden dat de loterijen redelijk verspreid over het jaar plaatsvinden, kan in redelijkheid niet de betekenis worden gehecht, dat het aan eiseres is vergund om met welke frequentie dan ook de staatsloterij te houden. Immers, het voorschrift dat de loterijen redelijk verspreid over het jaar plaatsvinden, houdt een beperking in ten aanzien van de frequentie. De rechtbank is van oordeel dat bij een dagelijkse loterij geen sprake is van een situatie, waarbij de staatsloterij redelijk verspreid over het jaar wordt gehouden. Verder is Sevens, zoals ook het College heeft overwogen, niet in overeenstemming met artikel 15 van de Beschikking Staatsloterij, voor zover daarbij afgifte van het lot of het deellot wordt vereist bij het innen van de prijzen.
Voor de invoering van Sevens was tevens een wijziging van het deelnemersreglement noodzakelijk, reeds omdat het reglement niet voorziet in deelname per gsm. Evenals het College heeft geadviseerd, is de rechtbank van oordeel dat het evident is dat voor de introductie van een geheel nieuwe spelvariant, die vrijwel geen overeenkomsten vertoont met de bestaande spelvarianten, wijziging van het deelnemersreglement nodig is.
Daaraan voegt de rechtbank toe dat ingevolge artikel 3, derde lid, van de Beschikking Staatsloterij een aanvulling op het deelnemersreglement, al dan niet in de vorm van een bijsluiter, evenzeer goedkeuring door verweerder behoeft, als een wijziging van de deelnemersreglement.
Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen is de bevoegdheid van verweerder om in overeenstemming met de Minister van Justitie een vergunning te verlenen tot het organiseren van de staatsloterij een discretionaire bevoegdheid. Dit brengt mee dat verweerder, in overeenstemming met de Minister van Justitie bij de uitoefening van deze bevoegdheid beleid mag voeren.
De gelaagde structuur van vergunningverlening, waarbij wijziging van het deelnemersreglement slechts goedkeuring behoeft van verweerder, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de vrijheid van verweerder, om goedkeuring aan een voorstel tot wijziging van het deelnemersreglement te onthouden op grond van het door verweerder, in overeenstemming met de Minister van Justitie, gevoerde kansspelbeleid. Door goedkeuring te onthouden aan een wijziging van het deelnemersreglement om reden dat verweerder introductie van Sevens in strijd acht met het gevoerde kansspelbeleid, gebruikt verweerder de hier gegeven bevoegdheid derhalve niet voor een ander doel dan het doel waarvoor deze bevoegdheid is gegeven.
Voorts is niet in te zien dat verweerder bij de bepaling van zijn beleid niet mede rekening zou mogen houden met hetgeen, blijkens de wetsgeschiedenis, door de wetgever met de totstandkoming van de WoK en de Wet Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij is beoogd.
Wat betreft de introductie van nieuwe kansspelvormen voert verweerder - in overeenstemming de Minister van Justitie - een terughoudend beleid dat erop is gericht de markt voor kansspelen niet verder te laten groeien. Verweerder heeft het vanaf omstreeks 1995 noodzakelijk geacht de inmiddels gebleken nadelige effecten van de kansspelen tegen te gaan door een verdere uitbreiding van de kansspelmarkt niet toe te staan. Dit blijkt uit de nota "Kansspelen herijkt" (Kamerstukken II, 1995-1996, 24 557, nr. 2). Dit beleid om geen enkele verruiming toe te staan kende enkele nuanceringen op het punt van productinnovatie/inruil en het benutten van de ruimte binnen bestaande vergunningen in verband met het niet verstoren van de concurrentieverhoudingen.
Het door verweerder ten tijde van belang gevoerde beleid is neergelegd in
de "Tweede Voortgangsrapportage" (Kamerstukken II, 2002-2003, 24 036 en 24 557, nr. 280). De rechtbank verwerpt het standpunt van eiseres dat het beleid zoals neergelegd in de Tweede Voortgangsrapportage geen geldend beleid is. Verweerder heeft in het bestreden besluit op genoegzame gronden gesteld dat het in de Tweede voortgangsrapportage neergelegde beleid kabinetsbeleid is. De stelling overigens dat het door verweerder in overeenstemming met de Minister van Justitie gevoerde kansspelenbeleid slechts geldend beleid zou zijn, indien dit door het kabinet en/of de Tweede Kamer is goedgekeurd, is naar het oordeel van rechtbank niet juist.
Met het in de Tweede Voortgangsrapportage neergelegde beleid wordt het terughoudende beleid, zoals uitgezet door de vorige kabinetten, voorgezet. Met dit beleid wordt onder meer beoogd het beteugelen van de speelzucht en het beperken van de nadelige gevolgen van kanspelen door middel van eenduidige regels en strikte handhaving alsmede het niet stimuleren van de vraag naar kansspelen. Tevens wordt in dat beleid aandacht besteed aan uniformering van de vergunningvoorwaarden van loterijen.
Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hiervoor genoemde door verweerder in overeenstemming met de Minister van Justitie gevoerde restrictieve beleid de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid kunnen oordelen dat introductie van Sevens in strijd zou komen met het door hem gevoerde terughoudende beleid ten aanzien van uitbreiding van het bestaande aanbod van kansspelen. Daarbij heeft verweerder zowel betekenis mogen toekennen aan de gematigde en regulerende rol die aan eiseres in haar bijzondere positie als organisator van de staatsloterij is toebedacht, als aan de aard van Sevens. Met betrekking tot de aard van Sevens heeft verweerder kunnen oordelen dat die opschuift - in vergelijking met de andere door eiseres aangeboden loterijen - in de richting van risicovolle spelen, omdat het spel zich richt op de groep van 18- tot 24-jarigen en het spel met een dagelijkse frequentie vanaf iedere locatie kan worden gespeeld tot een half uur voor de trekking.
Eiseres heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat verweerder op grond van het vertrouwensbeginsel gehouden is de voorgestelde wijziging van het deelnemersreglement goed te keuren alsmede (in overeenstemming met de Minister van Justitie) de Beschikking Staatsloterij te wijzigen. Eiseres heeft daartoe aangevoerd dat verweerder bij de voorbereiding van Sevens van begin af aan steeds op de hoogte werd gehouden en dat vanuit verweerders ministerie nooit in negatieve zin is gereageerd op de herhaalde mededelingen door eiseres dat zij een sms-loterij voorbereidde. Voorts heeft zij in een later stadium van de zijde van verweerder te horen gekregen dat de introductie van de sms-loterij niet op juridische of beleidsmatige bezwaren zou stuiten.
Met betrekking tot het beroep dat eiseres in dit verband heeft gedaan op schending van artikel 4:8, eerste lid, van de Awb is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet gehouden was eiseres vóór het nemen van het primaire besluit in de gelegenheid te stellen haar zienswijze te geven, omdat het hier een beschikking op aanvraag van eiseres betrof.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres aan de door haar genoemde feiten en omstandigheden in redelijkheid niet het vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat invoering van Sevens zou worden toegestaan. Eiseres diende als professionele organisatie met een bijzondere positie op het gebied van het aanbieden van de staatsloterij te begrijpen dat eerst de definitieve goedkeuring door verweerder van haar voorstellen met betrekking tot de invoering van Sevens, ertoe zou leiden dat Sevens daadwerkelijk kon worden geïntroduceerd en dat de instemming van de Minister van Justitie daarvoor noodzakelijk zou zijn. Verweerder had naar het oordeel van de rechtbank ook dienen te begrijpen dat uitlatingen van verweerders ambtenaren tijdens de voorbereidende overleggen, ook al hadden deze op een zeker moment wellicht positieve verwachtingen omtrent de mogelijkheden om Sevens te introduceren, niet betekenden dat daarmee reeds vaststond dat door verweerder goedkeuring zou worden verleend voor de invoering van Sevens. Evenzeer had eiseres dienen te begrijpen dat een - naar eiseres heeft gesteld - uitblijven van iedere reactie door verweerder op mededelingen van eiseres dat zij voornemens was Sevens te introduceren, niet kan worden opgevat als een instemming door verweerder met de invoering van Sevens. Dit geldt te meer nu met Sevens een geheel nieuwe spelvariant zou worden geïntroduceerd, waarbij een expliciete vastlegging van afspraken voor de hand ligt. Naar het oordeel van de rechtbank had het eiseres, gelet op het voorgaande duidelijk moeten zijn, dat de standpunten die verweerders ambtenaren in de contacten met eiseres hebben ingenomen slechts voorlopige standpunten waren. Van een onvoorwaardelijk gedane toezegging inhoudende dat de introductie van Sevens zou worden toegestaan door een daartoe bevoegde ambtenaar of door verweerder zelf is de rechtbank niet gebleken.
Het feit dat door een medewerker van eiseres zelf in een op 11 september 2002 verzonden e-mail aan de directie van eiseres is vastgelegd dat de staatssecretaris Van Eijck "het eens is met de voorgestelde lijn en daaraan zijn medewerking zal verlenen", leidt niet tot de conclusie dat door deze staatssecretaris een concrete toezegging is gedaan.
Het memo van 12 februari 2003 van S. Hannema, werkzaam bij verweerders ministerie, gericht aan drs. Steenbergen, eveneens werkzaam bij verweerders ministerie, van welk memo eiseres een afschrift heeft ontvangen, bevat geen toezegging, maar een persoonlijke beleidsopvatting waaraan de mededeling is toegevoegd dat de wijziging van het deelnemersreglement dient te worden goedgekeurd na ingewonnen advies van het College.
De e-mail van 7 maart 2003 van drs. Steenbergen aan een ambtenaar van het Ministerie van Justitie, van welke, e-mail eiseres een afschrift heeft ontvangen, bevat geen toezegging maar een uitnodiging aan het Ministerie van Justitie om te reageren op een aantal persoonlijke beleidsopvattingen.
De e-mail van 24 maart 2003 aan eiseres van drs. Van Dongen, werkzaam bij verweerder ministerie bevat evenmin een toezegging, maar een uitnodiging om verder te praten over de staatsloterij, waarbij tussen haakjes een zeer summiere weergave van een voorlopig standpunt is weergegeven.
Het faxbericht van 10 april 2003 van (de directeur van) eiseres aan verweerder geeft de conclusies weer die eiseres uit een gesprek met verweerder heeft getrokken. Deze fax behelst geen toezegging door verweerder. In deze fax benadrukt eiseres nog eens de argumenten die pleiten voor de introductie van Sevens, waarbij eiseres meedeelt te beseffen dat een besluit in nauw overleg met de Minister van Justitie tot stand dient te komen.
Met betrekking tot haar beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft eiseres aangevoerd dat, nu het de derde partij is toegestaan een dagelijkse loterij via sms, genaamd "Lucky Day", aan te bieden, aan eiseres niet de goedkeuring kan worden onthouden om Sevens aan te bieden. Bij beide partijen zijn dezelfde verwachtingen gewekt omtrent het mogen aanbieden van een dagelijkse loterij.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het hier niet gaat om gelijke gevallen. Anders dan Sevens, dat een geheel nieuw product is en geen elektronische versie van een bestaand product, is Lucky Day een sinds 1992 bestaand product, waarvoor in 1999 toestemming door verweerder is verleend om het ook per mobiele telefoon aan te bieden.
Verweerder heeft in dat verband opgemerkt dat hij vanaf 1995 in toenemende mate zijn beleid ten aanzien van het toestaan van nieuwe kansspelen heeft aangescherpt. Dat in het verleden aan de derde partij toestemming is gegeven om het reeds bestaande "Lucky Day" tevens via direct elektronische weg aan te bieden, leidt niet tot de verplichting voor verweerder om, in weerwil van het inmiddels aangescherpte beleid, eiseres vergunning voor de introductie van Sevens te verlenen.
Dat de derde-partij de distributiewijze per mobiele telefoon pas later, in 2003, is gaan toepassen, doet aan het voorgaande niet af.
Sevens kan tot slot evenmin worden aangemerkt als een geval dat gelijk is aan de internet-proef, die door het Ministerie van Justitie wordt voorbereid, terwijl bovendien niet zeker is of deze voorbereiding ook zal leiden tot uitvoering.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft verweerder (in overeenstemming met de Minister van Justitie) bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot het bestreden besluit kunnen komen. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van het gevoerde restrictieve beleid had moeten afwijken is niet gebleken. Het bestreden besluit voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan het vereiste dat het op een voldoende motivering berust. Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard. Voor een veroordeling van een van de partijen in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
De Rechtbank 's-Gravenhage,
Verklaart het beroep ongegrond.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aldus gegeven door mr. A.A.M. Mollee, mr. C. Fetter en mr. W.E. Doolaard en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2005, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.A. Leijten.