ECLI:NL:RBSGR:2005:AT4367
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. van Es
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling na overschrijding wettelijke termijn
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 maart 2005 uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de onrechtmatige bewaring van een vreemdeling, A, van Sierraleoonse nationaliteit. Eiseres was op 3 januari 2005 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank oordeelde dat de bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, Vw 2000 langer dan vier weken had geduurd zonder dat een voornemenprocedure was gevolgd, wat in strijd is met artikel 59, vierde lid, Vw 2000. De rechtbank stelde vast dat de aanvraag voor een verblijfsvergunning op 27 januari 2005 was ingediend en dat de maatregel van bewaring op 3 maart 2005 was omgezet naar een andere grond. De rechtbank concludeerde dat de bewaring onrechtmatig was met ingang van 25 februari 2005, de dag nadat de vier weken waren verstreken.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond en beval de opheffing van de bewaring. Tevens werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding van € 700,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, berekend op € 70,- per dag voor de periode dat eiseres ten onrechte in bewaring was gehouden. Daarnaast werden de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 644,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. L. van Es, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van de griffier mr. J.Th.H. Zimmerman. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.