ECLI:NL:RBSGR:2005:AT4194

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/901334-04
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hensen
  • A. van de Kar
  • J. Glass
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een fles port door een recidivist met verslavingsproblematiek

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 19 april 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 28 december 2004 te 's-Gravenhage een fles port heeft gestolen. De verdachte, geboren in Ethiopië, heeft een lange geschiedenis van contact met politie en justitie, met meerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten in de vijf jaren voorafgaand aan de diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan verslavingsproblematiek, wat sterk samenhangt met zijn criminele gedrag. De rechtbank oordeelt dat de verdachte strafbaar is, aangezien er geen strafuitsluitingsgronden zijn aangetoond.

De rechtbank legt de verdachte een gevangenisstraf op van 112 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast wordt de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft bepaald dat er na zes maanden een tussentijdse beoordeling van de maatregel zal plaatsvinden, waarbij ook de mogelijkheid van behandeling en begeleiding van de verdachte wordt geëvalueerd. Gedurende de eerste zes maanden van de maatregel dient er psychologische en psychiatrische rapportage over de verdachte te worden opgemaakt, om de zorg voor hem te optimaliseren.

De rechtbank heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder de artikelen 38m, 38n, 38s en 310. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsvrouw van de verdachte, en is openbaar uitgesproken tijdens de terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/901334-04
rolnummer 0006
's-Gravenhage, 19 april 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Ethiopië) op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden - Zoetermeer" te Zoetermeer.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 april 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr J.W. van de Kooi, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Rasker heeft ter zake van het bij dagvaarding telastgelegde gevorderd verdachte voor de duur van twee jaren te plaatsen in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel).
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 28 december 2004 te 's-Gravenhage schuldig gemaakt aan diefstal van een fles port.
Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 28 december 2004, dat 56 bladzijden telt, blijkt dat verdachte sinds 1997 regelmatig met politie en justitie in aanraking is gekomen. Ook blijkt hieruit dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de diefstal die hij op 28 december 2004 heeft gepleegd, vele malen wegens soortgelijke feiten onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
Over verdachte is door Parnassia een rapport opgesteld, ingekomen bij deze rechtbank op 4 april 2005 (ondertekend en gedagtekend d.d. 5 april 2005). Uit het rapport komt naar voren dat verdachte al jarenlang verslaafd is aan alcohol. Om in zijn behoefte aan alcohol te voorzien pleegt hij strafbare feiten. Perioden van detentie worden afgewisseld met perioden waarin verdachte op straat zwerft. De rapporteur acht de kans op recidive hoog en merkt op dat er sprake is van problemen op verschillende gebieden. Geadviseerd wordt om aan verdachte op te leggen de zogenaamde ISD-plus maatregel met de mogelijkheid om deze na zes maanden te evalueren. Gedurende die zes maanden zal verdachte door de reclassering individueel worden begeleid. De rapporteur merkt nog op dat tot op heden de zorg aan verdachte alleen gericht is geweest op zijn alcoholgebruik. Er lijken aanwijzingen te bestaan voor Post Traumatische Stress Stoornis. Aangezien verdachte nooit gedragskundig is onderzocht, adviseert de rapporteur om psychologische en psychiatrische FPD rapportage aan te vragen teneinde de zorg aan verdachte te kunnen optimaliseren.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft verdachte verklaard gemotiveerd te zijn het behandelprogramma, zoals dat binnen de ISD-plus maatregel wordt aangeboden, te volgen.
De rechtbank overweegt dat het door verdachte plegen van strafbare feiten sterk samenhangt met zijn verslavingsproblematiek. Er dient dan ook ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom misdrijven zal plegen indien er voor deze problematiek geen oplossing wordt gevonden. De veiligheid van goederen eist dat hier een einde aan komt. De rechtbank zal aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen voor de duur van twee jaren.
In de duur van de maatregel ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat na zes maanden een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel dient plaats te vinden, in welk kader mede beoordeeld kan worden of verdachte kan worden toegeleid naar een traject van behandeling en/of begeleiding.
De rechtbank is voorts van oordeel dat, gelet op het hetgeen in het rapport van Parnassia is opgemerkt, gedurende deze eerste zes maanden psychologische - en psychiatrische rapportage omtrent verdachte dient te worden opgemaakt zodat de zorg aan verdachte geoptimaliseerd kan worden.
Naast deze maatregel zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van na te melden duur met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 38m, 38n, 38s en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Diefstal
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 112 dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 28 december 2004,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 29 december 2004;
en legt voorts op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren;
bepaalt dat in deze zaak uiterlijk zes maanden na aanvang van de maatregel een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden omtrent de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel en bepaalt dat de officier van justitie uiterlijk veertien dagen vóór dat tijdstip de rechtbank bericht zal doen toekomen als bedoeld in artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat gedurende de eerste zes maanden van de tenuitvoerlegging van de maatregel psychologische en psychiatrische rapportage omtrent verdachte opgemaakt dient te worden;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Hensen, voorzitter,
Van de Kar en Glass, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Dingley, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 april 2005.