ECLI:NL:RBSGR:2005:AT4148

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/35897, 03/67579
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsrechtelijke belangen door gebrek aan machtiging

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 maart 2005 uitspraak gedaan in een geschil over de ontvankelijkheid van een beroep inzake verblijfsrechtelijke belangen. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, was in 2002 uitgeschreven uit de Gemeentelijke Basisadministratie met de vermelding 'vertrokken naar onbekend'. De gemachtigde van eiser, drs. F.W. King, had een verklaring uit 1999 overgelegd waarin hij werd gemachtigd om namens eiser alle rechtshandelingen te verrichten. De rechtbank heeft de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat hij bevoegd was om het beroep in te stellen en om te bevestigen of hij nog contact had met eiser. Echter, de gemachtigde heeft enkel de eerder genoemde machtiging overgelegd zonder verdere toelichting.

De rechtbank oordeelde dat uit de overgelegde documenten niet bleek dat de gemachtigde door eiser was gevolmachtigd om het beroep in te stellen. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat eiser niet in persoon of via een wettelijk vertegenwoordiger het beroep had ingesteld, zoals vereist door de wet. De rechtbank heeft ook het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, aangezien er geen aanleiding was om de uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist.

De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 8:67, 8:70 en 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen hoger beroep openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage
nevenzittingsplaats Alkmaar
enkelvoudige kamer
voorzieningenrechter
Proces-verbaal van de zitting van 24 maart 2005 inhoudende mondelinge
U I T S P R A A K
artikel 8:67 jo artikel 8:70 en artikel 8:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg.nr.: AWB 03/35897 (beroep)
AWB 03/67579 (voorlopige voorziening)
inzake: A, geboren op [...] 1958, van Marokkaanse nationaliteit, eiser/verzoeker, hierna te noemen eiser,
drs. F.W. King, rechtskundig adviseur te Leiden, beweerdelijk handelend namens eiser;
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde: mr. C. Brand, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2005. Eiser is niet ter zitting verschenen. Eisers beweerdelijke gemachtigde is, onder voorafgaande kennisgeving daarvan, evenmin ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
DICTUM
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aan deze uitspraak ligt de navolgende motivering ten grondslag.
MOTIVERING
Ingevolge artikel 70, eerste lid, Vw 2000, voor zover thans van belang, wordt in afwijking van artikel 2:1 en 8:24 Awb het beroep op de rechtbank ingesteld door de vreemdeling in persoon, zijn wettelijk vertegenwoordiger, zijn bijzonder gemachtigde of een advocaat, indien deze verklaart daartoe bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.
Ingevolge artikel 8:24 , tweede lid, Awb kan de rechtbank van de gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.
King heeft bij de gronden van beroep van 24 juli 2003 een door eiser ondertekende verklaring, gedateerd 19 april 1999, overgelegd waarin King wordt gemachtigd om namens eiser ‘alle rechtshandelingen te verrichten aangaande zijn verblijfsrechtelijke belangen’.
In het bestreden besluit van 3 juni 2003 heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard omdat wordt aangenomen dat eiser niet langer beoogt in Nederland te verblijven en hij derhalve niet voldoet aan de beperkingen verbandhoudende met de door hem opgegeven verblijfsdoelen. In dat verband stelt verweerder dat uit informatie van de Gemeentelijke Basisadministratie van de Gemeente B is gebleken dat eiser per 16 april 2002 is uitgeschreven onder de vermelding ‘vertrokken naar onbekend’ en dat ook King heeft gesteld eiser niet meer te kunnen traceren.
Bij brief van 16 maart 2005 is King in de gelegenheid gesteld de gestelde machtiging tot het instellen van beroep aan te tonen. Voorts is hem daarbij verzocht aan te geven of hij nog met eiser contact had. Bij zijn schriftelijke reactie van 22 maart 2005 heeft King volstaan met toezending van de hierboven genoemde machtiging van 19 april 1999.
Gelet op de omstandigheid dat eiser reeds ten tijde van het nemen van het bestreden besluit in 2002 met onbekende bestemming was vertrokken en ook King heeft aangegeven dat hij eiser niet kon traceren, is de rechtbank van oordeel dat uit de overgelegde volmacht, nu deze dateert uit 1999, niet blijkt dat hij door eiser als bijzonder gemachtigde was gevolmachtigd het onderhavige beroep in te stellen.
Het beroep is niet-ontvankelijk.
De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep beslist.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
mr. P.C. van der Vlugt mr. J.S. Reid griffier lid van de enkelvoudige kamer voorzieningenrechter
Tegen de in dit proces-verbaal neergelegde uitspraak staat geen hoger beroep open.
afschrift verzonden op: 25 maart 2005
Conc.: PvdV
Bp:
D: B