RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/757012-04
rolnummer 0001
's-Gravenhage, 13 april 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[B],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 6 december 2004 en 31 maart 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Heemskerk, advocaat te 's-Gravenhage, is op de terechtzittingen verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. M.D.J. Teengs Gerritsen heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair en onder 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 2, zal worden onttrokken aan het verkeer, dat het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 3, zal worden teruggegeven aan de rechthebbende of de uitgevende instantie en dat de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 en 4, zullen worden teruggegeven aan verdachte.
De officier van justitie heeft ten slotte de gevangenneming van verdachte gevorderd.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair en onder 2 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair telastgelegde dat, weliswaar is gebleken dat verdachte met [C] en [S] voorafgaand aan de door hen gepleegde diefstal in een woning aan de Marktweg een afspraak heeft gemaakt dat hij hen met zijn auto zou afhalen in de nabijheid van de plaats - in casu de Marktweg - waar de diefstal zou hebben plaatsgevonden, maar dat niet is komen vast te staan dat deze afspraak - en het daadwerkelijk afhalen van [C] en [S] - van ondersteunende betekenis is geweest voor het plegen van de diefstal.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bij - gewijzigde - dagvaarding onder 2 telastgelegde als volgt. Vast staat dat verdachte [C] en [S] met zijn auto heeft opgehaald (en naar zijn woning vervoerd, alwaar zij korte tijd hebben verbleven).
Deze handelwijze valt echter niet aan te merken als het verbergen van personen die zich aan een misdrijf hebben schuldig gemaakt (onderdeel a).
De rechtbank overweegt voorts dat niet is komen vast te staan dat verdachte de hem onder b. verweten handelingen heeft verricht met het oogmerk sporen van een misdrijf weg te maken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 subsidiair telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling door een groot geldbedrag van twee jonge vrouwen te verwerven, terwijl hij wist dat zij het geldbedrag hadden gestolen. Verdachte ontving dat bedrag als een soort beloning voor een door hem verrichte vriendendienst.
Verdachte was voorafgaand aan de diefstal ervan op de hoogte dat de vrouwen het plan hadden opgevat om op listige wijze geld van een man afhandig te maken. Het aannemen van het geld is dan ook een zeer kwalijk feit.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden, met dien verstande dat een substantieel deel daarvan voorwaardelijk aan verdachte wordt opgelegd om hem er van te weerhouden zich opnieuw aan dit soort strafbare feiten schuldig te maken. Het onvoorwaardelijk deel van deze straf is gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Reeds hierom wijst de rechtbank de vordering tot gevangenneming van verdachte af.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 2, zijnde een hoeveelheid cocaïne, op de voet van artikel 13a van de Opiumwet onttrekken aan het verkeer.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 en 4, zijnde een rugzak en een telefoon.
Onvoldoende duidelijk is geworden aan wie het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 3, zijnde een Engels paspoort, in eigendom toebehoort.
De rechtbank zal, nu geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring van dit voorwerp ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
- 13a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 99 DAGEN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 60 DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 23 januari 2004;
in voorlopige hechtenis gesteld op: 26 januari 2004;
welke voorlopige hechtenis is opgeheven op: 03 maart 2004;
wijst de vordering tot gevangenneming van verdachte af;
verklaart onttrokken aan het verkeer het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 2, te weten:
- 14.90 gr cocaïne, 1 zak;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 en 4, te weten:
- 1 rugzak, kl: groen, pony packs papiertjes/weegschaal/2 pony pack zakje;
- 1 telefoontoestel, kl: zwart, Sony Ericsson;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 3, te weten:
- 1 paspoort, Engels [nummer], United Kingdom;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs R. Elkerbout, voorzitter,
A.M.H. Geerars en M.B.Th.G. Steeghs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Gest, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 april 2005.