ECLI:NL:RBSGR:2005:AT2866
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Recht op bijstand en hoorplicht in vreemdelingenzaken
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 maart 2005, gaat het om eisers [A] en [B], die samen met hun minderjarige kind een beroep hebben ingesteld tegen de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De rechtbank oordeelt dat eisers, hoewel zij de Nederlandse taal beheersen, niet in staat zijn om zonder deskundige bijstand hun zaak te bepleiten. Tijdens een hoorzitting op 30 oktober 2003 is de gemachtigde van eisers, drs. F.W. King, geweigerd toegang te verlenen omdat hij geen geldig legitimatiebewijs kon tonen. Hierdoor stonden eisers voor de keuze om niet gehoord te worden of om zonder bijstand van hun gemachtigde gehoord te worden, wat hen niet in staat stelde zich adequaat voor te bereiden.
De rechtbank overweegt dat het niet bieden van een tweede gelegenheid om te worden gehoord, in strijd is met de hoorplicht zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat het besluit van de verweerder om eisers niet te horen in strijd is met artikel 7:2 van de Awb, wat leidt tot de gegrondverklaring van het beroep. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verplicht de verweerder om een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift. Tevens wordt de verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 644,-, en moet de Staat der Nederlanden het griffierecht van € 116,- vergoeden.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op bijstand en de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures, vooral in vreemdelingenzaken, waar de gevolgen van beslissingen vaak verstrekkend zijn voor de betrokkenen.