ECLI:NL:RBSGR:2005:AT1595
Rechtbank 's-Gravenhage
- Raadkamer
- M. Geerars
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen DNA-onderzoek bij gedetineerden en de inbreuk op het recht op privéleven
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 17 maart 2005 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van klager tegen het bevel van de officier van justitie tot het afnemen van DNA-materiaal. Klager, die in eerste aanleg was veroordeeld voor meerdere zedenmisdrijven, betoogde dat de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in strijd is met artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor privéleven waarborgt. De raadsman stelde dat het afnemen van DNA-materiaal zonder een onherroepelijke veroordeling een schending van de privacy van klager oplevert.
De rechtbank oordeelde dat het bevel tot het afnemen van DNA-materiaal gegrond was op de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden en derhalve wettelijk was. De wet heeft als doel bij te dragen aan de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. De rechtbank benadrukte dat het DNA-profiel slechts als middel ter identificatie dient en dat het bijhouden van gegevens over strafzaken uit het verleden noodzakelijk is in een democratische samenleving.
De rechtbank concludeerde dat de inmenging in het recht op privéleven gerechtvaardigd was, omdat het doel van de wet in lijn is met de handhaving van de openbare veiligheid. De rechtbank wees het verzoek van klager om een verbod op het gebruik van zijn DNA-gegevens af, omdat de wet geen basis biedt voor een dergelijk verbod. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond, waarmee het bevel van de officier van justitie werd bevestigd.