ECLI:NL:RBSGR:2005:AS9618

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/753512-04
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • M. Donker
  • A. van de Kar
  • J. van Harte
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met bedreiging en geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 18 februari 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten op 20 augustus 2004 een echtpaar in hun woning heeft overvallen. De overval was voorafgaand aan de daad gepland en gericht op het verkrijgen van een vermeend groot geldbedrag dat een van de slachtoffers in huis zou hebben. De verdachte en zijn medeverdachten drongen op slinkse wijze de woning binnen en gebruikten geweld, waaronder het met handboeien boeien van de slachtoffers en de bedreiging met een vuurwapen. Tijdens de overval werd een geldbedrag van ongeveer 4000 euro en een portemonnee met inhoud buitgemaakt. De verdachte heeft de slachtoffers met de dood bedreigd en hen onder druk gezet om geld te geven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde feit strafbaar is volgens de wet en dat er geen strafuitsluitingsgronden van toepassing zijn. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in de overval als zeer ernstig beoordeeld, vooral gezien het gewelddadige karakter van de daad en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor gewelddadige feiten, wat de kans op recidive vergroot.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en 11 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de straf gematigd als compensatie voor de late ontvangst van processtukken, maar heeft de ernst van het delict en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/753512-04
rolnummer 0004
's-Gravenhage, 18 februari 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden, P.C.S. Unit 2 te
's-Gravenhage.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 3 december 2004 en 18 februari 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr R.J. Ottens, advocaat te Noordwijk, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Steen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Ontvankelijkheid van Openbaar Ministerie.
De raadsvrouw herhaalt het verweer dat zij ter terechtzitting van 3 december 2004 preliminair heeft gevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden nu de verdediging bij de behandeling van het verzoek tot inbewaringstelling en tijdens de behandeling van het eerste verzoek tot gevangenhouding slechts beschikte over een zeer beperkt dossier. Eerst na de behandeling van de verlenging van de gevangenhouding heeft de verdediging nadere stukken ontvangen. Nu reeds op 3 december 2004 door de rechtbank is geoordeeld dat niet ontvankelijkverklaring een te zware sanctie zou zijn, verzoekt de raadsvrouwe thans subsidiair bij de strafoplegging hiermee rekening te houden.
De rechtbank heeft op 3 december 2004 reeds overwogen dat de late toezending van stukken als door de raadsvrouw bedoeld, niet een dermate grove schending is dat dit zou moeten leiden tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Op het subsidiaire verzoek van de raadsvrouw zal de rechtbank hierna nader ingaan.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het op 15 oktober 2004 ingestelde hoger beroep tegen de eerste verlenging gevangenhouding eerst op 20 januari 2005 bij het Hof is behandeld. Verdachte is daarbij de mogelijkheid ontnomen om tijdig een in het kader van de voorlopige hechtenis gegeven beslissing voor het eerste onderzoek ter terechtzitting van 3 december 2004 in de hoofdzaak te laten toetsen door een hogere rechter. Daardoor is artikel 71 Sv en artikel 5 EVRM geschonden. Ook dit is een verzuim dat volgens de raadsvrouw tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dient te leiden. Subsidiair is de raadsvrouw van mening dat hiermee rekening dient te worden gehouden bij de strafoplegging.
De rechtbank verwerpt dit verweer reeds hierom, omdat verdachte niet in zijn belangen is geschaad, nu het Gerechtshof te 's-Gravenhage op 20 januari 2005 de beschikking d.d. 14 oktober 2004 van de rechtbank, houdende bevel tot gevangenhouding, heeft bevestigd.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding onder 1 telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben op 20 augustus 2004 een echtpaar op klaarlichte dag in hun woning overvallen. Deze overval was, mede op aanwijzing van andere verdachten, al van tevoren gepland en voorbereid en had ten doel het vermeende grote geldbedrag dat een van de slachtoffers in huis zou hebben te bemachtigen. Verdachte en zijn medeverdachten zijn op slinkse wijze de woning binnengedrongen en hebben met geweld (waaronder het met handboeien boeien van de slachtoffers) en bedreiging met geweld (waaronder het tonen en richten van een vuurwapen) een geldbedrag van ongeveer 4000 euro en een portemonnee met inhoud buitgemaakt. De rol van verdachte bestond er uit dat hij op zeer dreigende toon en met stemverheffing de slachtoffers naar geld heeft gevraagd en hen met de dood heeft bedreigd. Voorts heeft hij het mannelijk slachtoffer geboeid.
Door het gewelddadige karakter van de overval is er een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, des te meer nu zij in hun woning zijn overvallen. In een woning behoort men zich veilig en geborgen te voelen. De rechtbank rekent het verdachte dan ook ernstig aan dat het hem enkel ging om zijn eigen geldelijk gewin en dat hij niet heeft stilgestaan bij de mogelijk nog lang nawerkende gevolgen die een dergelijke traumatische gebeurtenis kan hebben voor de slachtoffers. Voorts veroorzaakt een dergelijke overval angst en onrust in de samenleving.
Blijkens een op naam van verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 9 september 2004 is verdachte reeds meermalen, ook wegens gewelddadige feiten veroordeeld, uit welke veroordelingen hij kennelijk geen lering heeft getrokken.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 2 februari 2005, opgemaakt door G. van de Hooft, Reclasseringswerker. Voor de rapporteur is het onduidelijk gebleven waarom verdachte toch de keuze heeft gemaakt om het delict te plegen. Mede op grond van zijn houding ten opzichte van het delict en het feit dat verdachte zich heeft laten beïnvloeden deel te nemen aan het delict, maakt rapporteur zich zorgen over de toekomst van verdachte. De kans op recidive wordt aanwezig geacht. Mede op grond van zijn nog jonge leeftijd evenals de ernst van het delict en zijn delictbeleving wordt van belang geacht dat er een gedragskundig rapport wordt opgesteld. De reclassering zal met een gedragskundig rapport beter in staat zijn een eventueel plan van aanpak uit te werken.
De rechtbank volgt dit advies van de reclassering niet, nu verdachte ook ter terechtzitting er geen blijk van heeft gegeven open te staan voor onderzoek naar zijn persoon en persoonlijke omstandigheden.
Naar aanleiding van het eerder vermelde verweer van de raadsvrouw van verdachte betreffende de late ontvangst van stukken, overweegt de rechtbank dat de verdediging door dit verzuim tijdelijk in haar belangen is geschaad en bepaalt zij dat de in aanmerking komende gevangenisstraf van vier jaar ter compensatie daarvan met één maand zal worden verminderd.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder 1 telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 11 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 7 september 2004,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 10 september 2004,
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Donker, voorzitter,
van de Kar en van Harte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Meijers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 februari 2005.
Mrs van de Kar en van Harte zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.