ECLI:NL:RBSGR:2005:AS9606

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/753538-04
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Donker
  • M. van de Kar
  • J. van Harte
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op echtpaar met geweld en bedreiging met vuurwapen

Op 20 augustus 2004 hebben verdachte en zijn medeverdachten een echtpaar in hun woning overvallen. Deze overval was voorafgaand aan de daad gepland en had als doel het verkrijgen van een vermeend groot geldbedrag. De verdachten drongen op slinkse wijze de woning binnen en gebruikten geweld, waaronder het met handboeien boeien van de slachtoffers, en bedreigden hen met een vuurwapen. Tijdens de overval droeg verdachte zichtbaar een pistool en richtte deze op het mannelijk slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde feit strafbaar is en dat er geen strafuitsluitingsgronden van toepassing zijn. De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder een rapport van de Reclassering en een psychologisch rapport. De psycholoog concludeerde dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was vanwege een aanpassingsstoornis met depressieve stemming. De rechtbank heeft deze conclusie overgenomen en geadviseerd om reclasseringscontact op te leggen ter bevordering van de maatschappelijke re-integratie van verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, rekening houdend met de ernst van het delict en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/753538-04
rolnummer 0006
's-Gravenhage, 18 februari 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting De Boschpoort te Breda.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 3 december 2004 en 4 februari 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr P.J.W. de Water, advocaat te Katwijk aan Zee, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Steen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 telastgelegde - wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding onder 1 telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben op 20 augustus 2004 een echtpaar op klaarlichte dag in hun woning overvallen. Deze overval was, mede op aanwijzing van andere verdachten, al van tevoren gepland en voorbereid en had ten doel het vermeende grote geldbedrag dat het slachtoffer in huis zou hebben te bemachtigen. Verdachte en zijn medeverdachten zijn op slinkse wijze de woning binnengedrongen en hebben met geweld (waaronder het met handboeien boeien van de slachtoffers) en bedreiging met geweld (waaronder het tonen en richten van een vuurwapen) een geldbedrag van ongeveer 4000 euro en een portemonnee met inhoud buitgemaakt. De rol van verdachte bestond er onder meer uit dat hij tijdens de overval zichtbaar een pistool bij zich droeg en deze ook op het mannelijk slachtoffer heeft gericht.
Door het gewelddadige karakter van de overval is er een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, des te meer nu zij in hun woning zijn overvallen. In een woning behoort men zich veilig en geborgen te voelen. De rechtbank rekent het verdachte dan ook ernstig aan dat het hem enkel ging om zijn eigen geldelijk gewin en dat hij niet heeft stilgestaan bij de mogelijk nog lang nawerkende gevolgen die een dergelijke traumatische gebeurtenis kan hebben voor de slachtoffers. Voorts veroorzaakt een dergelijke overval angst en onrust in de samenleving.
Blijkens een op naam van verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 23 september 2004 is verdachte recentelijk niet eerder wegens soortgelijke feiten veroordeeld.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 29 november 2004, opgemaakt door H. Schepers, Reclasseringswerker. Rapporteur is, gelet op de ernst van het delict, terughoudend met het geven van een advies. Als verdachte schuldig zou worden bevonden dan stelt rapporteur voor om het opleggen van toezicht in overweging te nemen, gericht op de verwerking van de problemen in het verleden en het opbouwen van een toekomst na detentie. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het Pro Justitia Rapport d.d. 12 januari 2005, opgemaakt door W.J.L. Lander, psycholoog. Volgens de psycholoog wordt de persoonlijkheid van verdachte gekenmerkt door conflictvermijdende trekken. Deze trekken zijn niet dusdanig van aard dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis. Voor wat betreft een ziekelijke stoornis van de geestvermogens is er sprake van een aanpassingsstoornis met depressieve stemming. Uit deze stoornis kan het plegen van het ten laste gelegde in enige mate verklaard worden. Derhalve dient verdachte volgens de psycholoog met betrekking tot het plegen van het ten laste gelegde, indien bewezen, als licht verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
De aanpassingsstoornis is ten tijde van het onderzoek nog steeds actueel. Derhalve is de kans op recidive van een soortgelijk delict niet uit te sluiten. Om de kans op recidive te verminderen, en om maatschappelijke reïntegratie te bevorderen, verdient een verplicht reclasseringscontact aanbeveling, indien juridisch technisch mogelijk. Als onderdeel van dit contact kan gedacht worden aan een verwijzing naar de RIAGG of een soortgelijke instelling.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De omstandigheid dat het feit aan verdachte licht verminderd is toe te rekenen, heeft de rechtbank in deze straf verdisconteerd. De rechtbank legt desalniettemin een gevangenisstraf op van gelijke duur als de twee medeverdachten die in de woning zijn geweest, wordt opgelegd, omdat, zoals hiervoor is overwogen, verdachte een wapen heeft meegenomen en deze ook heeft getoond aan beide slachtoffers en gericht op één van hen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder 1 telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 22 september 2004,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 24 september 2004,
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Donker, voorzitter,
van de Kar en van Harte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Meijers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 februari 2005.
mrs van de Kar en van Harte zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.