ECLI:NL:RBSGR:2005:AS9424
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding door Transavia na misdraging aan boord tijdens vlucht
In deze zaak vorderde Transavia Airlines C.V. bij exploot van dagvaarding van 12 juli 2004 een bedrag van € 5.000,- vermeerderd met rente en kosten van de gedaagde partij. De vordering was gebaseerd op een incident dat plaatsvond tijdens een vlucht van Tenerife naar Amsterdam op 26 november 2003, waarbij de gedaagde zich zodanig misdroeg dat de gezagvoerder genoodzaakt was een tussenlanding te maken om de gedaagde van boord te laten halen en over te dragen aan de bevoegde autoriteiten. Transavia stelde dat zij hierdoor schade had geleden die zij nu op de gedaagde wilde verhalen.
De kantonrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Leiden, behandelde de zaak en constateerde dat de gedaagde niet had gereageerd op de repliek van Transavia, waarin de eisende partij haar stellingen met relevante feiten en gedingstukken had aangevuld. Onder de ingediende stukken bevond zich een proces-verbaal van een getuigenverhoor van 14 oktober 2004, waarin de gezagvoerder was gehoord. Aangezien de gedaagde had nagelaten te reageren op de repliek, ging de kantonrechter uit van de juistheid van de stellingen van Transavia.
De kantonrechter oordeelde dat het verweer van de gedaagde onvoldoende onderbouwd was en dat de vordering van Transavia toewijsbaar was. De kantonrechter veroordeelde de gedaagde om aan Transavia te betalen € 5.000,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 juli 2004 tot aan de dag van algehele voldoening. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Transavia op € 800,40 werden begroot, inclusief het salaris van de gemachtigde. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is uitgesproken op 2 februari 2005 door kantonrechter mr. E. Weiss.