RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 21 februari 2005,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 04/1599 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Centric It Solutions B.V.,
gevestigd te Gouda,
eiseres,
procureur mr. W. Taekema,
advocaat mr. A. Moret te Utrecht,
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten),
zetelende te ’s-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. A. Waayer.
Partijen worden hierna genoemd: “Centric” en “de Staat”.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 9 februari 2005 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Centric is een bedrijf dat activiteiten ontplooit op het gebied van persooninformatievoorziening. Aanvankelijk lagen die activiteiten op het vlak van de bevolkingsboekhouding en later zijn die activiteiten gaan liggen op het gebied van de gemeentelijke basisadministratie en de burgerlijke stand.
1.2. De Staat heeft op 10 juli 2004 door middel van een aankondiging in het publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een Europese aanbesteding uitgeschreven voor de aanbesteding van ICT-diensten op het gebied van systeemontwikkeling. Het betreft een niet-openbare aanbesteding, waarop de Europese Richtlijn 93/50/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd door Richtlijn 97/52/EG (hierna: Richtlijn Diensten) van toepassing is.
1.3. De aanbesteding betreft de “inhuur” van medewerkers voor het verrichten van ICT-diensten. Die medewerkers kunnen daarbij zowel individueel als projectmatig worden ingezet. De opdracht wordt gegund in de vorm van een raamcontract dat met vijf dienstverleners gesloten wordt voor een periode van drie jaar en met de mogelijkheid van verlenging van twee maal één jaar.
1.4. Centric heeft zich aangemeld en bij brief van 4 oktober 2004 is Centric uitgenodigd tot het doen van een inschrijving voor de Mantelovereenkomsten Systeemontwikkeling.
De Uitnodiging vermeldt dat de gunning van de opdracht plaatsvindt op basis van het gunningscriterium “economisch voordeligste aanbieding”. Voorts is vermeld, dat daarbij als gunningscriteria worden gehanteerd “kwaliteit” en “tarieven”. Het criterium “kwaliteit” is daarbij onderverdeeld in de volgende subcriteria: “organisatie”, “kennis & kunde medewerkers”, “uitwerking cases”, “methoden en technieken” en het “borgingsvoorstel”.
1.5. Op 12 november 2004 heeft Centric haar offerte, tijdig, ingediend bij de Staat.
1.6. Bij brief van 17 december 2004 heeft de Staat aan Centric bericht dat de opdracht niet aan haar wordt gegund. Daarbij heeft de Staat vermeld dat de aanbieding slordig is uitgevoerd, de uitwerking van de cases, de methoden en technieken en de borging zeer laag hebben gescoord en dat de omschrijving van het onderdeel organisatie goed is beoordeeld. Centric is, mede als gevolg van de omstandigheid dat zij de hoogste tarieven heeft aangeboden, op de laatste plaats geëindigd.
1.7. Centric heeft bij brief van 27 december 2004 de Staat bericht dat zij bezwaar maakt tegen de gunningsuitslag en dat zij voornemens is de Staat in rechte te betrekken.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
Centric vordert -zakelijk weergegeven- de Staat te bevelen de aanbestedingsprocedure in te trekken, althans de Staat te verbieden gevolg te geven aan zijn voorgenomen gunningsbeslissing, op straffe van een dwangsom.
Daartoe voert Centric -primair- het volgende aan.
De Staat handelt in strijd met de beginselen van gelijkheid en transparantie omdat het object van aanbesteding onvoldoende is bepaald en de gunningscriteria zien op de geschiktheid van de gegadigden en niet op de kwaliteit van de inschrijving.
De gevolgde procedure is in strijd met de Richtlijn Diensten en de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht. De Staat dient deze aanbestedingsprocedure dus in te trekken, althans mag geen uitvoering geven aan het voorgenomen gunningsbesluit.
Subsidiair stelt Centric dat de Staat haar inschrijving, aan de hand van de gehanteerde gunningscriteria, op onjuiste wijze heeft beoordeeld.
De Staat voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Vooropgesteld moet worden dat voor het treffen van een voorziening als in het onderhavige geval wordt verlangd, gelet op de ernst van de gevolgen daarvan, slechts plaats is indien in hoge mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter -indien deze over de onderhavige zaak zal moeten oordelen- tot de conclusie komt dat de Staat gehouden is terug te komen op zijn gunningsvoornemen ten aanzien van de diensten.
3.2. Centric heeft betoogd dat het object van de aanbesteding onvoldoende is bepaald. Dit betoog wordt niet gevolgd. De Staat heeft in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat voor een aanbesteding op het gebied van systeemontwikkeling de exacte omvang van de dienstverlening uit de aard der zaak vooraf niet precies kan worden vastgesteld. Mede met het oog daarop wordt -voorshands- geoordeeld dat het object van onderhavige aanbesteding voldoende is bepaald en de omvang van de opdracht zoveel als mogelijk inzichtelijk is gemaakt. Zo heeft de Staat in de selectieleidraad een uitvoerige omschrijving gegeven van de dienstverlening en is de -omvang van de- opdracht nader toegelicht. Tevens is in de selectieleidraad het bedrag genoemd dat naar verwachting van de Staat op dat moment met de opdracht gemoeid zou zijn en is de duur van de opdracht vermeld. Dat in de selectieleidraad vermeld is dat aan het vermelde bedrag geen rechten ontleend kunnen worden, doet er niet aan af dat genoemd bedrag zo goed mogelijk ingeschat is. Bij het voorgaande wordt uitdrukkelijk in het midden gelaten of, nu Centric tijdens de aanbestedingsprocedure omtrent de omvang van de opdracht geen vragen heeft gesteld, het betoog met betrekking tot de omvang van de opdracht reeds hierom kan worden gepasseerd.
3.3. Teneinde transparantie, controleerbaarheid, objectiviteit en kansgelijkheid in een aanbesteding te waarborgen is de aanbestedende dienst gehouden de gunningscriteria in de aankondiging van de opdracht of het bestek expliciet en limitatief op te sommen. Indien de aanbesteder aan de verschillende gunningscriteria onderling uiteenlopend gewicht wenst toe te kennen, dient hij dit in de aankondiging of het bestek te vermelden. Voorts dient hij daarin op te nemen op welke wijze de verschillen in gewicht in de beoordeling van de aanbiedingen zullen doorwerken.
3.4 De offerteaanvraag van gedaagde voldoet aan deze vereisten. De gehanteerde criteria zijn alle in de offerteaanvraag opgesomd, en voorts wordt vermeld welk gewicht aan de diverse criteria zal worden toegekend.
Het betoog van Centric dat de gunningscriteria zien op de geschiktheid van de gegadigden en niet op de kwaliteit van de inschrijving en dat de aanbestedingsprocedure dientengevolge dient te worden ingetrokken dan wel dat daaraan geen uitvoering mag worden gegeven, kan evenmin worden gevolgd. Immers in het geval van een dienstenaanbesteding, en in ieder geval daar waar het betreft de inhuur van medewerkers in verband met softwareontwikkeling, is de hoedanigheid van die medewerkers bepalend voor de kwaliteit van de uitvoering van de te verrichten dienst en is het met het oog op die omstandigheid noodzakelijk om criteria die op de kwaliteit van die medewerkers betrekking hebben een rol te laten spelen. Bij het voorgaande wordt uitdrukkelijk in het midden gelaten of, nu Centric tijdens de aanbestedingsprocedure omtrent de omvang van de opdracht geen vragen heeft gesteld, het betoog met betrekking tot de omvang van de opdracht reeds hierom kan worden gepasseerd.
3.5. De Staat heeft in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat het subcriterium “organisatie” de specifieke kwaliteit van de diensten van de inschrijver betreft in verband met de aard van de opdracht, en dus van invloed is op de economische waarde van de aanbieding. Het subcriterium “kennis & kunde medewerkers” is eveneens van belang voor de beoordeling van de kwaliteit van de aanbieding. Medewerkers met een betere en actuele kennis en expertise hebben immers een meerwaarde in vergelijking met medewerkers die die kennis ontberen. Aldus kan de Staat de aanbiedingen tevens toetsen aan de hand van het niveau van medewerkers die zullen worden ingezet. Het subcriterium “uitwerking cases” geeft de Staat de mogelijkheid het niveau van de dienstverlening te beoordelen. Het subcriterium “methoden en technieken” vraagt inzicht in de werkwijze voor softwareontwikkeling en de uitvoering daarvan en is evenals laatstgenoemd subcriterium van belang om inzicht te krijgen in de aanbieding ter bepaling van de economisch meest voordelige aanbieding. Immers: een gestructureerde en methodische aanpak bevordert de communicatie, uitwerking en samenwerking. Het subcriterium “borgingsvoorstel” tenslotte geeft inzicht in de aanpak van de inschrijver bij het tot stand brengen en onderhouden van de samenwerking. Daarbij is het van belang dat deze werkzaamheden worden verricht door een gekwalificeerde werknemer en geldt ook hier hoe groter de ervaring en opleiding is, hoe meer punten de inschrijver vergaart.
Het voorgaande leidt tot het voorlopig oordeel dat, hoewel genoemde subcriteria niet van zuiver economische aard zijn, deze criteria wel kunnen worden meegewogen bij de beoordeling van de economisch voordeligste aanbieding. De door de Staat gehanteerde gunningscriteria zijn derhalve rechtmatig en kunnen gehandhaafd blijven.
3.6. Ten aanzien van hetgeen Centric -eerst ter zitting- subsidiair heeft betoogd wordt overwogen dat de Staat daaromtrent ter zitting een afdoende verklaring heeft gegeven. Zo heeft de Staat aangegeven dat vier mensen de (sub)criteria hebben beoordeeld en dat zij vervolgens de door hen ieder afzonderlijk toegekende punten op de diverse onderdelen hebben vergeleken, besproken en eventueel bijgesteld. Nu Centric -in repliek- niet meer heeft gereageerd op dit gemotiveerde verweer van de Staat wordt het ervoor gehouden dat de uitleg van de Staat afdoende is geweest en Centric haar subsidiair gevoerde betoog niet langer handhaaft. In dit verband is ook nog van belang dat de aanbestedende dienst bij de beoordeling van de ingediende offertes een zekere mate van beoordelingsvrijheid toekomt. Gesteld noch gebleken is dat de Staat de grenzen van die vrijheid in de onderhavige aanbestedingsprocedure heeft overschreden.
3.7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het niet in hoge mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat de Staat dient over te gaan tot heraanbesteding van onderhavige dienst en dat de vordering zal worden afgewezen.
3.8. Centric zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
veroordeelt Centric in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.060,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 244,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 21 februari 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.