ECLI:NL:RBSGR:2005:AS7862
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van vreemdeling met verblijfsrecht afgeleid van huwelijk met EU-burger
In deze zaak gaat het om de vraag of de vreemdeling zijn verblijfsrecht, afgeleid van dat van zijn Griekse echtgenote, heeft aangetoond aan de hand van een Egyptische huwelijksakte. De vreemdeling, die op 20 december 2004 werd aangehouden, had een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie om hem in bewaring te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling zijn verblijfsrecht kon aantonen, maar dat de verweerder dit bewijs niet correct heeft gewaardeerd. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat de vreemdeling niet onrechtmatig in Nederland verbleef. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring opgeheven en de vreemdeling een schadevergoeding toegekend voor de onrechtmatige bewaring van 15 dagen, ter hoogte van € 1275,--. Daarnaast zijn de proceskosten van de vreemdeling, groot € 644,--, toegewezen aan de Staat der Nederlanden. De rechtbank benadrukt dat de vreemdeling zijn verblijfsrecht kan bewijzen met documenten die zijn identiteit en huwelijkse band aantonen, en dat de verweerder niet voldoende rekening heeft gehouden met de huwelijksakte en de status van de echtgenote als EU-burger. De uitspraak is gedaan op 20 januari 2005.