RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/757460-04
rolnummer 0005
's-Gravenhage, 16 februari 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum],
adres: [adres].
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden, PCS JHvB De Sprang Unit 3" te Scheveningen.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 2 februari 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr J.W. Stok, advocaat te Delft, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr J. Mooijen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart terzake van het aan verdachte onder 2 telastgelegde feit voor zover het de periode vóór 19 september 2002 betreft.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 4 en 13 zullen worden verbeurdverklaard, en dat de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 t/m 3, 5 t/m 12, 14 t/m 24, 26 t/m 33 zullen worden ontrokken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft medegedeeld dat zij voornemens is te gelegener tijd een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bevoegdheid tot kennisneming van het telastgelegde
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte op 19 september 2002 meerderjarig is geworden. Verdachte is ten aanzien van alle hem telastgelegde feiten opgeroepen om te verschijnen voor de meervoudige strafkamer. Nu het onder 2 telastgelegde deels de periode vóór 19 september 2002 betreft, is voor dit deel van de telastlegging bij uitsluiting de jeugdstrafkamer bevoegd. De rechtbank zal zich ten aanzien van het onder 2 telastgelegde onbevoegd verklaren voor wat betreft de periode vóór 19 september 2002.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in 2004 schuldig gemaakt aan schuldheling door voor slechts € 50,= een mobiele telefoon van een onbekende te kopen. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen.
Voorts heeft verdachte in 2004 van begin april tot eind augustus regelmatig seks gehad met een meisje van veertien jaar. Daardoor heeft hij misbruik gemaakt van het overwicht dat hij op dat meisje had.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 juli 2004 tot 27 oktober 2004 in Zoetermeer schuldig gemaakt aan - kort gezegd - handel in cocaïne. Bovendien heeft verdachte op 27 oktober 2004 9,9 gram cocaïne voor handen gehad.
Cocaïne is zeer schadelijk voor de gezondheid van gebruikers daarvan en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere door de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit. Verdachte heeft zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen.
Tenslotte heeft verdachte gedurende een aantal maanden een vuurwapen met bijbehorende munitie in bewaring gehad voor een kennis. Het voorhanden hebben van vuurwapens met bijbehorende munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking de jonge leeftijd waarop verdachte voornoemde strafbare feiten heeft begaan alsmede het feit dat verdachte blijkens een uittreksel uit het Documentatieregister betreffende verdachte d.d. 29 oktober 2004 niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het door Parnassia opgestelde reclasseringsrapport betreffende verdachte d.d. 2 februari 2005. M. Gernler en R. Feraaune van Parnassia adviseren de zaak aan te houden zodat gedegen onderzoek naar de persoon van verdachte, met name naar zijn drugsgebruik, kan plaatsvinden. De rechtbank is evenwel van oordeel dat een nadere rapportage van verdachte geen voor de beoordeling van deze strafzaak relevante nieuwe informatie zal opleveren. De rechtbank heeft aanhouding van de zaak en een nadere rapportage dan ook niet noodzakelijk geacht.
Al het voorgaande overwegende acht de rechtbank oplegging van na te noemen, deels voorwaardelijke, gevangenisstraf passend en geboden. Het voorwaardelijk deel dient als stok achter de deur om verdachte in de toekomst te weerhouden van het plegen van strafbare feiten. Hieraan zal de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact worden verbonden
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 en 4 verbeurdverklaren, zijnde deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien
met behulp van deze aan verdachte toebehorende voorwerpen het onder 3 bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid;
De rechtbank zal de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 14, 16 t/m 24, 26, 29 t/m 33 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de onder 4 en 5 bewezenverklaarde feiten zijn begaan;
en deze voorwerpen kunnen worden beschouwd als een gezamenlijkheid van voorwerpen met behulp waarvan de onder 4 en 5 bewezenverklaarde feiten zijn begaan, op grond waarvan gezegd kan worden dat die gezamenlijkheid van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
Niet duidelijk is geworden aan wie de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 2, 3, 5 t/m 13, 15, 27, 28 in eigendom toebehoren.
De rechtbank zal, nu geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 245, 417bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie;
- 2, 10, 13a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
verklaart zich onbevoegd ten aanzien van het onder 2 telastgelegde feit voor zover dit feit de periode vóór 19 september 2002 betreft.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
MET IEMAND DIE DE LEEFTIJD VAN TWAALF JAREN, MAAR NOG NIET DIE VAN ZESTIEN JAREN HEEFT BEREIKT, BUITEN ECHT, ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN DIE BESTAAN UIT HET SEKSUEEL BINNENDRINGEN VAN HET LICHAAM, MEERMALEN GEPLEEGD.
OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, ONDER B, VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD.
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, ONDER C, VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD.
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III;
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE.
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
en onder de bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, i.c. de sector justitiële verslavingszorg van psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 28 oktober 2004,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 29 oktober 2004,
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 en 4, te weten: een adresboekje en een doos orange/siemens gsm;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 14, 16 t/m 24, 26, 29 t/m 33 te weten: het pistool (kleur: zilver, ASTRA), drugs en hulpmiddelen (spiegel, weegschaal, bolletje poeder, cocaïne, doos met bolletjes verdovende middelen, zakje met verdovende middelen, schaar, mini maatschepje, mes), patroon, drugs en hulpmiddelen (doosje met scheermesje, lege pony pack, zakje met lege pony packs, zakje poeder, briefje met aantekeningen);
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 2, 3, 5 t/m 13, 15, 27, 28, te weten: motorola gsm (kleur: paars), orange gsm, samsung gsm (kleur: blauw), nokia gsm 3410 (kleur: groen), nokia gsm 3310 (kleur: blauw), siemens gsm (kleur: zwart), sony gsm 1130402, sony gsm 1102101 (kleur: grijs), nokia gsm 8310, 6 gsm-opladers, siemens gsm, simkaart t-mobile, nokia gsm (kleur: grijs), agenda (adressenboekje);
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs J.T. van Belzen, voorzitter,
H.P.M. Meskers en H.J.M. Smid-Verhage, rechters,
in tegenwoordigheid van mr B.M.M. Meijer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 februari 2005.