ECLI:NL:RBSGR:2005:AS6259

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/757780-04
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handel in cocaïne en voorhanden hebben van drugs door verdachte in Zoetermeer

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 16 februari 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich in de periode van 12 juli 2004 tot 28 oktober 2004 in Zoetermeer schuldig heeft gemaakt aan handel in cocaïne. De verdachte had op 27 oktober 2004 9,9 gram cocaïne voorhanden. De rechtbank oordeelde dat cocaïne schadelijk is voor de gezondheid van gebruikers en dat het gebruik ervan leidt tot criminaliteit, wat een negatieve impact heeft op de samenleving. De verdachte handelde met het oogmerk van financieel gewin, ten koste van anderen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat er geen strafuitsluitingsgronden van toepassing zijn. De rechtbank heeft het inbeslaggenomen voorwerp, een bolletje cocaïne, onttrokken aan het verkeer. De verdachte is in verzekering gesteld op 28 oktober 2004 en in voorlopige hechtenis op 29 oktober 2004. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en het advies van de reclassering, die een deels voorwaardelijke straf adviseerde.

De rechtbank verklaarde zich onbevoegd voor het deel van de telastlegging dat betrekking had op de periode vóór 2 maart 2004, omdat de verdachte op die datum meerderjarig was geworden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen meer of anders is telastgelegd dan bewezen is verklaard. De uitspraak is gedaan in het openbaar, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren, evenals de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/757780-04
rolnummer 0006
's-Gravenhage, 16 februari 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum],
adres: [adres].
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Breda - HvB De Boschpoort" te Breda.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 2 februari 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr S.I. Soekarman, advocaat te Delft, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr J. Mooijen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 3 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, alsmede een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart terzake van het aan verdachte onder 1 telastgelegde feit, dat wil zeggen voor zover het de periode vóór 2 maart 2004 betreft.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerp genummerd 2, te weten: een bolletje cocaïne, zal worden ontrokken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft medegedeeld dat zij voornemens is te gelegener tijd een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bevoegdheid tot kennisneming van het telastgelegde
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte op 2 maart 2004 meerderjarig is geworden. Verdachte is ten aanzien van alle hem telastgelegde feiten opgeroepen om te verschijnen voor de meervoudige strafkamer. Nu het onder 1 telastgelegde deels de periode vóór 2 maart 2004 betreft, is voor dit deel van de telastlegging bij uitsluiting de jeugdstrafkamer bevoegd. De rechtbank zal zich ten aanzien van het onder 1 telastgelegde onbevoegd verklaren voor wat betreft de periode vóór 2 maart 2004.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 2 onttrekken aan het verkeer, zijnde een voorwerp voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan;
en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 12 juli 2004 tot 28 oktober 2004 in Zoetermeer schuldig gemaakt aan - kort gezegd - handel in cocaïne. Bovendien heeft verdachte op 27 oktober 2004 9,9 gram cocaïne voorhanden gehad.
Cocaïne is zeer schadelijk voor de gezondheid van gebruikers daarvan en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere door de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit. Verdachte heeft zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte blijkens een uittreksel uit het Documentatieregister betreffende verdachte d.d. 29 oktober 2004 niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is geweest.
Voorts heeft de rechtbank bij het bepalen van een passende straf acht geslagen op de jonge leeftijd van verdachte alsmede op het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 2 februari 2005. M. Gernler en R. Feraaune van Parnassia adviseren in voornoemd rapport dat verdachte een deels voorwaardelijke straf zal worden opgelegd met de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact en/of oplegging van een taakstraf.
Al het voorgaande overwegende acht de rechtbank oplegging van na te noemen, deels voorwaardelijke, gevangenisstraf passend en geboden. Het voorwaardelijk deel dient onder meer als stok achter de deur om verdachte in de toekomst te weerhouden van het plegen van strafbare feiten. Hieraan zal de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact worden verbonden. Voorts zal de rechtbank een taakstraf opleggen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 36d, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10, 13a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart zich onbevoegd ten aanzien van het onder 1 telastgelegde feit voor zover dit feit de periode vóór 2 maart 2004 betreft.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
T.a.v. feit 1:
OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD.
T.a.v. feit 2:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, ONDER C VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD.
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 3 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
en onder de bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, i.c. de sector justitiële verslavingszorg van psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt dat verdachte begeleid gaat wonen bij de Stichting Exodus;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 60 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 30 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 28 oktober 2004,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 29 oktober 2004,
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 2, te weten: een bolletje cocaïne;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs J.T. van Belzen, voorzitter,
H.P.M. Meskers en H.J.M. Smid-Verhage, rechters,
in tegenwoordigheid van mr B.M.M. Meijer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 februari 2005.