ECLI:NL:RBSGR:2005:AS5596

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
442462 \ CV EXPL 04-3153
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van aandelenleaseovereenkomst wegens misleidende informatie over beleggingsrisico

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 januari 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen Dexia Bank Nederland N.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een aandelenleaseovereenkomst die de gedaagde op 18 juni 1998 had gesloten met Legio Lease, een rechtsvoorgangster van Dexia. De gedaagde stelde dat zij door de informatie in de brochure 'Spaarleasen' misleid was over de risico's van de overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde er ten onrechte vanuit was gegaan dat de overeenkomst slechts een beperkt beleggingsrisico met zich meebracht, terwijl de brochure en de overeenkomst zelf niet voldoende duidelijkheid boden over de mogelijkheid van een koersdaling en de financiële gevolgen daarvan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde herhaaldelijk in gebreke was gebleven met haar betalingsverplichtingen, wat leidde tot de beëindiging van de overeenkomst door Dexia en een eindafrekening. Dexia vorderde betaling van een bedrag van € 3.085,43, inclusief rente en incassokosten. De gedaagde voerde aan dat de overeenkomst nietig was op grond van de Wet op het consumentenkrediet (WCK) en dat Dexia haar zorgplichten had geschonden.

De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst vernietigd diende te worden voor zover deze het risico van een koersdaling ten laste van de gedaagde bracht. Dit leidde tot de conclusie dat het gevorderde bedrag van de eindafrekening niet volledig voor toewijzing in aanmerking kwam. Dexia werd in de gelegenheid gesteld om een aangepaste eindafrekening op te maken, waarna de gedaagde kon reageren. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Kanton - locatie Gouda
ep\Zaaknummer 442462 \ CV EXPL 04-3153
VONNIS in de zaak:
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V., rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., gevestigd te Amsterdam, eveneens h.o.d.n. Legio en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij bij dagvaarding,
gemachtigde W.C. van Westen-Biever,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
procederende in persoon,
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter heeft acht geslagen op de volgende stukken:
- dagvaarding + producties;
- conclusie van antwoord + producties;
- conclusie van repliek + producties;
- conclusie van dupliek.
2. Overwegingen
2.1 Tussen partijen - verder te noemen Dexia en [gedaagde] - staat, mede gelet op de door partijen overgelegde producties, als niet dan wel onvoldoende weersproken, het volgende vast:
a. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van de Bank Labouchere N.V. (hierna Labouchere), op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V. (hierna Legio Lease).
b. Op 18 juni 1998 heeft [gedaagde] met Legio Lease een lease-overeenkomst gesloten onder de naam "Spaarleasen" (hierna : de overeenkomst). De overeenkomst heeft een looptijd van 180 maanden waarbij [gedaagde] van Legio Lease een door haar gekocht pakket aandelen/effecten met een aankoopbedrag van ƒ 14.988,60 least voor een lease-som van ƒ 35.748,--. Deze lease-som is opgebouwd uit het voormelde aankoopbedrag en een bedrag van ƒ 20.759,40 aan rente (1,16% per maand).
c. [gedaagde] diende volgens de overeenkomst de genoemde lease-som als volgt aan Labouchere/Dexia te voldoen:
180 gelijke maandtermijnen van ƒ 198,60, te voldoen door middel van automatische incasso op of omstreeks de eerste dag van elke maand.
d. In de overeenkomst worden de geleaste aandelen/effecten ook "waarden" genoemd.
e. Artikel 3 van de overeenkomst luidt:
"Lessee kan deze lease-overeenkomst na 60 maanden dagelijks met onmiddellijke ingang en zonder annuleringskosten beëindigen, onder betaling of verrekening van de restant-hoofdsom op dat moment."
Artikel 6 van de overeenkomst luidt:
"Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden".
f. De op de overeenkomst toepasselijke "Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease" (hierna de bijzondere voorwaarden) houden onder meer in:
"(...)
2. (...) Legio-Lease behoudt de eigendom van de waarden totdat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan en blijft als zodanig bevoegd over de waarden te beschikken zonder dat dit ten nadele van lessee werkt. Lessee kan niet over de waarden of daarmee corresponderende rechten beschikken, behoudens met voorafgaande schriftelijk toestemming van Legio-Lease. Legio-Lease draagt het risico van het verloren gaan van de waarden tot deze eigendom van lessee zijn geworden.
3. Alle baten en waardeveranderingen van de waarden komen lessee toe. Legio-Lease zal (...) de dividendbaten zo spoedig mogelijk na betaalbaarstelling daarvan aan lessee doen toekomen (...).
(...)
4. Legio-Lease is nimmer aansprakelijk voor wijzigingen in de koerswaarde van de waarden of voor het niet opbrengen van baten daarvan.
6. Indien (a) lessee na schriftelijke ingebrekestelling nalatig blijft met het betalen van één of meer maandtermijnen (...) is Legio-Lease gerechtigd het onbetaalde restant van de totaal overeengekomen lease-som in zijn geheel op te eisen en de waarden te verkopen op een door Legio-Lease te bepalen moment (...). Legio-Lease zal de opbrengst van die verkoop in mindering brengen op datgene wat lessee haar verschuldigd is. Een eventueel batig saldo zal alsdan door Legio-Lease aan lessee worden uitbetaald.
(...)"
g. Voor het sluiten van de overeenkomst heeft [gedaagde] de door haar als productie 6 bij conclusie van antwoord overgelegde brochure "Spaarleasen" ontvangen.
Op bladzijde 4 van de brochure is onder meer vermeld:
"(...)
De looptijd van uw Spaarlease-overeenkomst is minimaal 5 jaar en maximaal 15 jaar. Maar na 5 jaar kunt u op elk gewenst moment stoppen. Een telefoontje is voldoende, en er zijn geen kosten aan verbonden. De volledige verkoopopbrengst van uw aandelen - slechts onder aftrek van uw op dat moment nog niet afgeloste deel van de aankoopprijs - wordt binnen een week op uw bank- of girorekening bijgeschreven.
(...)"
Op bladzijde 9 is onder meer vermeld:
"Vergelijking met spaarbankboekje
Als u ƒ 155,40 (hetzelfde netto maandbedrag als bij Spaarleasen) 15 jaar iedere maand op de spaarbank zet, 5% rente krijgt en in het allergunstigste geval over de rente binnen uw rentevrijstelling géén belasting behoeft te betalen, is uw eindsaldo ƒ 41.536,70. De prognose bij Spaarleasen is ƒ 172.570,27, ruim 4 keer zoveel!
Daar staat tegenover dat bij een spaarbankboekje de opbrengst vaststaat en bij Spaarleasen een beleggingsrisico wordt gelopen. Om gelijk te eindigen mag de koers gedurende 15 achtereenvolgende jaren ieder jaar weer 66% minder stijgen dan verwacht. Mogelijk, maar onwaarschijnlijk. Trouwens, voor hetzelfde geld kan de koers in 15 jaar ook méér stijgen dan verwacht.
Vergelijking met spaarplan
Als u ƒ 155,40 (hetzelfde netto maandbedrag als bij Spaarleasen) 15 jaar iedere maand in een traditioneel spaarplan steekt, is uw eindsaldo volgens de gemiddelde prognoses ƒ 113.650,86. Bij Spaarleasen is dat ƒ 172.570,27, ruim 1,5 keer zoveel, terwijl de risico's nagenoeg hetzelfde zijn. (...)"
h. Vanaf 18 december 1999 is [gedaagde] ondanks schriftelijke aanmaningen herhaaldelijk in gebreke gebleven met de voldoening van haar maandelijkse verplichtingen.
i. Dexia heeft de overeenkomst vervolgens wegens uitblijven van de betalingen door verkoop van de aandelen beëindigd en een eindafrekening d.d. 15 januari 2003 opgesteld ingevolge welke [gedaagde] een bedrag van € 2.329,92 aan haar dient te voldoen.
2.2 Dexia vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar te verklaren bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 2.203,89 wegens hoofdsom, € 398,40 wegens contractuele rente ad 1,16 % per maand vanaf 15 januari 2003 tot en met 17 mei 2004, € 483,14 wegens buitengerechtelijke incassokosten (inclusief BTW), in totaal derhalve € 3.085,43, vermeerderd met de contractuele rente, althans de wettelijke rente over € 2.203,89 vanaf 17 mei 2004 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
2.3 Dexia heeft in de dagvaarding aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] haar betalingsverplichting uit hoofde van de overeenkomst niet is nagekomen. Zij stelt dat zij [gedaagde] schriftelijk heeft aangemaand en dat haar incassogemachtigde [gedaagde] vervolgens schriftelijk in gebreke heeft gesteld met een herhaald betalingsverzoek en een aanzegging om tot verkoop van de aandelenportefeuille over te gaan. Toen betaling uitbleef is zij vervolgens tot beëindiging van de overeenkomst overgegaan. Dexia stelt dat zij ook naar aanleiding van de eindafrekening geen betaling heeft ontvangen. Volgens Dexia blijkt uit het aan [gedaagde] verstrekte informatiemateriaal over het product Spaarleasen, te weten de brochure, de overeenkomst en de bijzondere voorwaarden, duidelijk wat de aard en de werking van de overeenkomst zijn en welke risico's daaraan verbonden zijn.
2.4 [gedaagde] heeft zich er onder meer op beroepen dat in de aan haar verstrekte folder sprake is van misleidende reclame. [gedaagde] erkent op zichzelf dat zij wist dat zij destijds een lening aanging. Zij stelt echter dat de risico's die aan het product Spaarleasen zijn verbonden zwaar zijn onderbelicht, in het bijzonder waar een vergelijking wordt gemaakt met sparen op het spaarbankboekje en via een spaarplan. In de folder wordt geen melding gemaakt van de consequentie van koersdaling en dat een negatief verschil moet worden bijbetaald. Bij spaarplannen wordt men in het geheel niet geconfronteerd met forse bijbetalingen bij tussentijdse beëindiging. Volgens [gedaagde] had Dexia haar zorgplichten dienen na te komen en had zij de overeenkomst nooit mogen aangaan. Verder is er volgens [gedaagde] sprake van nietigheid op grond van de Wet op het consumentenkrediet (WCK).
2.5 De kantonrechter leidt uit het verweer van [gedaagde] af dat zij in haar contractuele relatie tot de rechtsvoorgangster van Dexia stelt te hebben gedwaald omtrent de omvang van het financiële risico dat zij liep. Nu het onderhavige aandelenleaseproduct is voorzien van de naam "Spaarleasen" acht de kantonrechter niet verwijtbaar dat [gedaagde] is afgegaan op de in de brochure vermelde vergelijking van dit product met diverse spaarproducten (zie 2.1 onder g). Weliswaar is aangegeven dat bij Spaarleasen anders dan bij een spaarbankboekje sprake is van een beleggingsrisico, maar aangegeven is dat "gelijk eindigen" al onwaarschijnlijk is. Het risico wordt omschreven als een meer of mindere stijging van de koers dan verwacht. Dit suggereert dat het overhouden van een schuld in het geheel niet aan de orde is. De vermelding dat het risico van een spaarplan nagenoeg gelijk is aan het risico van spaarleasen wijst eveneens in die richting. Ook tussentijds stoppen kan volgens de brochure na 5 jaar "zonder kosten" en in dat verband wordt alleen genoemd dat een eindopbrengst wordt "bijgeschreven". Verder bevat de folder uitsluitend positieve scenario's (de tabel op pagina 6 begint met een koersstijging van 0%) en wijst niets er op dat koersdaling in het kader van Spaarleasen een relevant gegeven is waar de gemiddelde goed geïnformeerde en oplettende klant die kiest voor Spaarleasen op bedacht dient te zijn. Aldus is naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval geheel aan mededelingen van de rechtsvoorgangster van Dexia te wijten dat [gedaagde] er van uit is gegaan dat aan de overeenkomst slechts een beperkt beleggingsrisico verbonden was. De kantonrechter ziet in het voorgaande voldoende aanleiding om de overeenkomst te vernietigen voor zover deze inhoudt dat het risico van een koersdaling ten laste van [gedaagde] wordt gebracht. Dit betekent dat het thans gevorderde bedrag van de eindafrekening niet, althans niet geheel voor toewijzing in aanmerking komt en dat Dexia de eindafrekening op grond van het vorenstaande in zoverre zal dienen aan te passen dat een koersdaling van meer dan 0% daarin buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 De kantonrechter zal thans in het midden laten of en in hoeverre de overeenkomst nietig of vernietigbaar is wegens strijd met de WCK zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, maar Dexia gemotiveerd heeft betwist. Bij honorering van dit op de WCK gebaseerde verweer van [gedaagde] zou de kantonrechter hooguit komen tot partiële nietigheid of partiële vernietiging van de overeenkomst wegens strijd met de WCK, en zouden de gevolgen daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aldus worden beperkt of aangepast, dat ook deze beslissing niet tot een voor [gedaagde] gunstiger resultaat zou leiden dan hiervoor reeds via de partiële vernietiging wegens dwaling is bereikt. Nu de overige stellingen en weren (onder meer inzake de schending van diverse zorgplichten) naar het zich thans laat aanzien evenmin kunnen leiden tot een gunstiger resultaat, zal de kantonrechter deze eveneens vooralsnog onbesproken laten.
2.7 Dexia zal thans in de gelegenheid worden gesteld om een aangepaste eindafrekening zoals bedoeld in 2.5 op te maken en bij akte, voorzien van een toelichting, in het geding te brengen. [gedaagde] zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om te reageren bij antwoordakte.
3 De beslissing
De kantonrechter:
alvorens nader te beslissen:
verwijst de zaak naar de rol van 24 februari 2005 voor het nemen van een akte aan zijde van Dexia.
houdt iedere verdere uitspraak aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting van 27 januari 2005.