ECLI:NL:RBSGR:2004:AS5230

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/33501
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot staatloosheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 augustus 2004 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, geboren in 1983 en gesteld staatloos, had op 21 juli 2004 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd op 24 juli 2004 door de verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, maar werd medegedeeld dat hij de behandeling van het beroep niet in Nederland mocht afwachten. Op dezelfde dag heeft verzoeker verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zijn uitzetting zou worden opgeschort totdat op het beroep was beslist. De openbare behandeling van dit verzoek vond plaats op 6 augustus 2004, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.A.W. Enoch, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. R.P.A.M. van der Zanden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het beroep van verzoeker schorsende werking heeft, maar dat verzoeker geen spoedeisend belang had bij de gevraagde voorlopige voorziening. De rechter stelde vast dat de verweerder bij het besluit van 24 juli 2004 ook ambtshalve had beslist om verzoeker geen verblijfsvergunning regulier te verlenen. Verzoeker had de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen dit ambtshalve besluit, wat schorsende werking zou hebben. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat hij de beslissing op zijn beroep van 2 augustus 2004 in Nederland mocht afwachten. De uitspraak werd gedaan door mr. R.A.V. Boxem, in aanwezigheid van griffier mr. R.R. Eijsten.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
Nevenzittingsplaats Arnhem
Vreemdelingenkamer
Voorzieningenrechter
Registratienummer: 04/33501
Datum uitspraak: 12 augustus 2004
Uitspraak
ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
in de zaak van
A,
geboren op [...] 1983,
gesteld Statenloos,
verzoeker,
gemachtigde mr.J.A.W. Enoch,
tegen
DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE,
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND),
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. R.P.A.M. van der Zanden,
ambtenaar in dienst van de IND.
Het procesverloop
Op 21 juli 2004 heeft verzoeker een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gedaan. Bij besluit van 24 juli 2004 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Dit besluit is bekendgemaakt in het Aanmeldcentrum te Ter Apel. Verzoeker heeft daartegen op 24 juli 2004 beroep ingesteld. Verzoeker is medegedeeld dat hij de behandeling van het beroep niet in Nederland mag afwachten. Bij verzoekschrift van 24 juli 2004 heeft verzoeker verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het beroep is beslist. Openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 6 augustus 2004. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. Tevens is een tolk verschenen.
De beoordeling
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
3. Vastgesteld wordt dat verweerder bij besluit van 24 juli 2004 tevens ambtshalve heeft beslist verzoeker geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van het beleid inzake staatlozen die buiten hun schuld Nederland niet kunnen verlaten, te verlenen. Voorts wordt vastgesteld dat verweerder heeft aangegeven dat verzoeker tegen dit ambtshalve besluit binnen vier weken bezwaar kan maken en dat dit bezwaar, mits tijdig ingediend, schorsende werking zal hebben. Eveneens wordt vastgesteld dat verzoeker op 2 augustus 2004, op nader aan te voeren gronden, bezwaar heeft gemaakt tegen het ambtshalve besluit van verweerder.
4. In artikel 79, derde lid, van de Vw 2000 is bepaald dat afdeling 3 (Asiel) van hoofdstuk 7 (rechtsmiddelen) van overeenkomstige toepassing is indien in de voornemenprocedure, bedoeld in de artikelen 39 en 41 van de Vw 2000, de vreemdeling tevens in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze te geven over het voornemen niet ambtshalve een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 te verlenen. Vastgesteld wordt dat verweerder in het voornemen van 24 juli 2004 kenbaar heeft gemaakt voornemens te zijn verzoeker ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van het beleid inzake staatlozen die buiten hun schuld Nederland niet kunnen verlaten, te weigeren en dat verzoeker in de gelegenheid is gesteld hierover zijn zienswijze te geven. Dit betekent dat het bepaalde in artikel 80 van de Vw 2000 in dit geval van overeenkomstige toepassing is en dat tegen het ambtshalve besluit van verweerder geen bezwaar kan worden gemaakt, maar direct beroep dient te worden ingesteld. Het door verzoeker op 2 augustus 2004 ingediende bezwaar dient dan ook, gelet op het bepaalde in artikel 6:15, eerste en tweede lid, van de Awb, door verweerder te worden doorgezonden als beroep naar de bevoegde rechter.
5. Voorts is van belang dat het beroep, dat is ingesteld tegen het ambtshalve besluit van verweerder, ingevolge het bepaalde in artikel 82, eerste lid van de Vw 2000, de werking van het ambtshalve besluit opschort tot op het beroep is beslist. In dit verband wordt nog overwogen dat de uitzonderingsbepaling van artikel 82, tweede lid, aanhef en onder a van de Vw 2000, waarin is bepaald dat het eerste lid niet van toepassing is indien het besluit inhoudt de afwijzing van de aanvraag binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal uren, niet van (overeenkomstige) toepassing is ten aanzien van het beroep, dat is ingesteld tegen het ambtshalve besluit van verweerder, aangezien dit niet is ingesteld tegen de afwijzing van een aanvraag.
6. Gezien het voorgaande heeft verzoeker geen spoedeisend belang bij zijn verzoek de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het beroep van 24 juli 2004 is beslist. Verzoeker mag immers de beslissing op zijn beroep van 2 augustus 2004 hier te lande afwachten.
7. Het verzoek is derhalve niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
verklaart het verzoek een voorlopige voorziening te treffen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2004 in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten als griffier.
de griffier? de voorzieningenrechter
w.g. Eijsten w.g. Boxem
Verzonden: 12 augustus 2004
Voor eensluidend afschrift,
de griffier van de rechtbank 's-Gravenhage,
nevenzittingsplaats Arnhem