ECLI:NL:RBSGR:2004:AR8705

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/037686-03
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • A. Donker
  • M. van de Kar
  • J. Beudeker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarigen door zorgdrager

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 17 december 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die in oktober 2003 de zorg had toevertrouwd gekregen over een minderjarige, [slachtoffer], wiens moeder kort daarvoor was overleden. Vrijwel direct na de komst van [slachtoffer] in zijn woning heeft de verdachte ontuchtige handelingen met haar gepleegd. Daarnaast heeft hij zich ook ontuchtig vergrepen aan vijf vriendinnen van [slachtoffer], die bij hem logeerden om haar te steunen in deze moeilijke periode. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn handelen ernstig inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie van vertrouwen.

Tijdens de terechtzitting op 3 december 2004 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringscontact en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 337 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Tevens is de verdachte verplicht om een ambulante behandeling bij De Waag te volgen en geen contact te zoeken met de slachtoffers.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld. De vorderingen van enkele benadeelde partijen zijn toegewezen, terwijl andere partijen gedeeltelijk ontvankelijk zijn verklaard in hun vorderingen. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, en heeft de kosten van de vorderingen begroot op nihil. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. Dit vonnis is gewezen door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/037686-03
rolnummer 0001
's-Gravenhage, 17 december 2004.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorte[woonplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 3 december 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, mr Balkenende, advocaat te Katwijk aan Zee, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich vijf benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr Mos heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair en 6 primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact, ook indien dat inhoudt het volgen van een behandeling bij De Waag, en voorts een contactverbod met de slachtoffers.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair en 6 primair telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in oktober 2003 de zorg toevertrouwd gekregen over [slachtoffer], een minderjarige wier moeder (een vriendin van verdachte) kort daarvoor was komen te overlijden. Vrijwel direct nadat [slachtoffer] bij hem is komen wonen, derhalve in een periode dat zij uiterst kwetsbaar was, heeft verdachte ontuchtige handelingen met haar gepleegd. Voorts heeft verdachte zich ontuchtig vergrepen aan vijf vriendinnen van [slachtoffer] die, ook om haar bij te staan in de moeilijke tijd die zij doormaakte, bij haar in de woning van verdachte bleven logeren. Verdachte heeft door zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers en heeft daarbij alleen oog gehad voor zijn eigen seksuele behoeftes en gevoelens. Hij heeft misbruik gemaakt van het natuurlijke overwicht dat hij op de meisjes had, zowel qua leeftijd als ook wat betreft zijn fysieke kracht, alsmede van de situatie waarin [slachtoffer] zich bevond. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk. Verdachte heeft hiermee het vertrouwen dat [slachtoffer], haar vriendinnen en hun ouders in hem hebben gesteld ernstig geschonden. Dergelijke ontuchtige handelingen kunnen leiden tot langdurige psychische schade bij de slachtoffers. Het handelen van verdachte heeft er in ieder geval toe geleid dat de slachtoffers zich daardoor ook nu nog ernstig aangetast voelen en de negatieve gevolgen op hun gevoelsleven ervaren. Verdachte had zich van deze mogelijke gevolgen bewust moeten zijn.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het rapport d.d. 17 februari 2004 van G.M. Jansen, psycholoog. Door de psycholoog wordt geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van de telastgelegde feiten geen sprake was van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, waardoor verdachte naar het oordeel van de psycholoog als volledig toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare. De psycholoog acht, gelet op de aard van de telastgelegde feiten en de persoonlijkheid van verdachte (behoefte aan affectie, gestagneerde seksuele ontwikkeling, weinig contact hebben met zijn gevoelens en grenzeloosheid) een ambulante daderbehandeling in De Waag geïndiceerd. Geadviseerd wordt deze behandeling op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een verplicht reclasseringscontact.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het voorlichtingsrapport van de reclassering d.d. 2 juni 2004 dat betreffende verdachte is opgemaakt. In dit rapport adviseert de reclassering de verdachte een verplicht reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Ter voorkoming van recidive acht ook de reclassering een behandeling bij De Waag, onder toezicht van de reclassering, geïndiceerd.
De door verdachte begane feiten zijn ernstig en rechtvaardigen in beginsel een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur zoals door de officier van justitie is geëist. De rechtbank is echter van oordeel dat het belang van de samenleving het meest gebaat is bij de voorzetting van de door verdachte thans gevolgde behandeling bij De Waag, ter voorkoming van herhaling van dergelijke feiten in de toekomst. Verdachte heeft zich ter zitting gemotiveerd getoond voor deze behandeling. Gelet op het voorgaande en op de omstandigheid dat verdachte blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het algemeen documentatieregister niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, zal de rechtbank na te melden straffen opleggen.
Teneinde verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom soortgelijke feiten te plegen en met het oog op de omstandigheid dat verdachte een langdurige behandeling dient te ondergaan, zal de rechtbank naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een werkstraf voor de maximale duur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur en met een proeftijd van 3 jaar opleggen, met als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringstoezicht, ook indien dat inhoudt het voortzetten van de behandeling bij De Waag alsmede dat verdachte op geen enkele wijze contact zoekt met de slachtoffers dan wel met hun familie.
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], [benadeelde[benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], [benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats], [benadeelde partij 4], wonende te [woonplaats] en [benadeelde partij 5], wonende te [woonplaats], hebben zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding respectievelijk groot ? 500,00 (als voorschot), ? 200,00 (als voorschot),
? 200,00 (als voorschot), ? 1.000,00 en een bedrag van ? 1.567,50.
De vorderingen van [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en Pardoen zijn door de verdediging niet weersproken, en zijn door de bij de Voegingsformulieren gevoegde overgelegde bescheiden gestaafd, terwijl de vordering van Pardoen eenvoudig van aard is en de vorderingen van [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] voorzover het een voorschotbedrag van respectievelijk ? 500,00, ? 200,00 en ? 200,00 betreft deels eenvoudig van aard zijn. Allevier de vorderingen vinden rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - hun grondslag in de bij dagvaarding onder respectievelijk 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij Pardoen geheel ontvankelijk is in haar vordering en de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] gedeeltelijk ontvankelijk zijn in hun vordering en zal deze vorderingen geheel respectievelijk deels toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] voor het overige niet ontvankelijk verklaren in hun vordering tot schadevergoeding, aangezien
de vordering voor dat deel niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De vordering van [benadeelde partij 5] is door de bij het Voegingsformulier gevoegde overgelegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 5 primair aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering en zal deze vordering toewijzen.
Namens de ouders van de slachtoffers heeft [benadeelde partij 6] zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding groot ? 6.460,00.
Deze vordering is door de verdediging weersproken.
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde partij 6] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering ziet op eventueel in de toekomst te maken kosten door [voornaam] [benadeelde partij 2] en daarmee niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding danwel betrekking heeft op minderjarigen waarvoor R. [benadeelde partij 2] niet in rechte als wettelijk vertegenwoordiger kan optreden.
Het vorenoverwogene brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot:
? 500,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde [benadeelde partij 1],
? 200,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde[benadeelde partij 2];
? 200,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 3];
? 1.000,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 4] en
? 1.567,50 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 5].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair en 6 primair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
t.a.v. feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair en 6 primair:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 337 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 3 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens Stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, ook indien dit inhoudt het blijven volgen van een ambulante behandeling bij De Waag, zolang die instelling dat nodig acht;
- dat de veroordeelde op geen enkele wijze contact zoekt met de slachtoffers of hun familie;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 1 december 2003,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 4 december 2003,
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van : 24 december 2003,
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 240 uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 120 DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen (deels) toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan :
- [benadeelde [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], een bedrag van ? 500,00;
- [benadeelde[benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], een bedrag van ? 200,00;
- [benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats], een bedrag van ? 200,00;
- [benadeelde partij 4], wonende te [woonplaats], een bedrag van ? 1.000,00;
- [benadeelde partij 5], wonende te [woonplaats], een bedrag van ? 1.567,50;
met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] voor het overige niet ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding, en dat zij de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
? 500,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde [benadeelde partij 1],
? 200,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde[benadeelde partij 2],
? 200,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 3];
? 1.000,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 4],
? 1.567,50 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 5];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van respectievelijk 10, 4, 4, 20 en 31 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Donker, voorzitter,
Van de Kar en Beudeker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Van der Kleijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 december 2004.