ECLI:NL:RBSGR:2004:AR7261
Rechtbank 's-Gravenhage
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit inzake aanvraag om toelating als vluchteling en verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 november 2004 uitspraak gedaan in een bodemprocedure met zaaknummer AWB 01/68792. Eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G.E.M. Later, had een aanvraag ingediend om toelating als vluchteling en om een vergunning tot verblijf op basis van klemmende redenen van humanitaire aard. De aanvraag dateert van 8 juli 1997, maar het besluit op deze aanvraag werd pas onder de Vreemdelingenwet 2000 genomen. Eiser stelde dat verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, een voornemenprocedure had moeten volgen, wat niet is gebeurd. Dit zou hebben geleid tot schending van zijn processuele belangen.
De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit, dat het bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag ongegrond verklaarde, in strijd was met de zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen. De rechtbank concludeerde dat eiser in zijn belangen was geschaad door het niet volgen van de voornemenprocedure. Daarom werd het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank gaf verweerder de opdracht om een nieuw besluit te nemen en veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten van € 805,-- aan eiser.
De rechtbank benadrukte dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift vier weken na verzending van de uitspraak bedraagt en dat een kopie van de uitspraak bij het beroepschrift moet worden gevoegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.