Rechtbank ’s-Gravenhage
nevenzittingsplaats Haarlem
voorzieningenrechter
artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
artikel 71 Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
reg.nr: AWB 04 / 42125 BEPTDN F
inzake: A, geboren op [...] 1977, van Bulgaarse nationaliteit, verzoekster,
gemachtigde: mr. M. Tjebbes, advocaat te Amsterdam,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
gemachtigde: mr. J.A.C. Verbeek, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1. GEGEVENS INZAKE HET GEDING
1.1 Verzoekster heeft bij brief van 25 augustus 2004 gevraagd om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel arbeid als zelfstandige. Bij de brief was gevoegd een volledig ingevuld formulier “Aanvraag verblijfsvergunning met mvv” (model M35-A-1).Verweerder heeft bij brief van 10 september 2004 deze stukken teruggezonden. Op 20 september 2004 heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen deze brief, die zij aanmerkt als een weigering te beslissen op haar aanvraag.
1.2 Bij verzoekschrift van 20 september 2004 (aangevuld op 11 oktober 2004) heeft verzoekster - samengevat - verzocht verweerder op te dragen haar aanvraag alsnog per 25 augustus 2004 in behandeling te nemen en een verblijfsaantekening in haar paspoort te plaatsen, waaruit blijkt dat zij arbeid als zelfstandige mag verrichten.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2004. Verzoekster is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde.
2.1 Ingevolge artikel 8:81 Awb kan – onder meer –, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten. Verzoekster beschikt over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor arbeid als zelfstandig werkzaam prostituee. De brief van 25 augustus 2004 met het aanvraagformulier voor het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft zij verzonden naar het Immigratiekantoor B, dat in B voor burgemeester en wethouders de uitvoering verzorgt van aan het college opgedragen taken in het kader van verlening van verblijfsvergunningen. In de praktijk van het Immigratiekantoor wordt na indiening van een aanvraag eerst op een termijn van enkele maanden een afspraak gemaakt voor persoonlijke verschijning ter toelichting en zo nodig aanvulling van de aanvraag.
2.3 Verweerder stelt zich in de brief van 10 september 2004 op het standpunt dat verzoekster haar aanvraag in persoon moet indienen bij burgemeester en wethouders, waartoe zij zich moet wenden tot de Afdeling Burgerzaken of Afdeling Publiekszaken. In de praktijk zal de aanvraag daar in ontvangst worden genomen.
2.4 De voorzieningenrechter leidt hier, met verzoekster, uit af dat verweerder weigert op de per post door verzoekster ingediende brief te beslissen.
2.5 De brief van verzoekster van 25 augustus 2004 moet als een op rechtens geldige wijze ingediende aanvraag worden aangemerkt. In de Algemene wet bestuursrecht noch in de Vreemdelingenwet is een wettelijke bepaling te vinden die voorschrijft dat een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier als de onderhavige uitsluitend in persoon kan worden ingediend, in die zin dat de aanvraag uitsluitend kan worden ingediend door persoonlijke afgifte en inontvangstname door burgemeester en wethouders. Artikel 4:1 Awb stelt als hoofdregel niet méér dan de eis van schriftelijkheid. In artikel 23 Vw is niet méér voorgeschreven dan dat de aanvraag wordt ingediend door de vreemdeling of zijn wettelijke vertegenwoordiger. Het uitvoeringsartikel artikel 3.102 Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) onderscheidt blijkens het eerste en tweede lid de mogelijkheid van indiening van de aanvraag door de vreemdeling in persoon en de mogelijkheid dat de vreemdeling de aanvraag niet in persoon heeft ingediend. Blijkens het tweede lid van artikel 3.102 Vb legt de vreemdeling in het laatstgenoemde geval afschriften over van zijn gegevens en bescheiden. Uit de bepaling kan geen verbod op het per post indienen van aanvragen worden afgeleid. Een andere (wettelijke) grondslag voor zijn andersluidende stelling heeft verweerder ter zitting desgevraagd niet kunnen geven.
2.6 De brief van verweerder van 10 september 2004 als antwoord op de indiening van de aanvraag per post op 25 augustus 2004 is derhalve een schriftelijke weigering een besluit te nemen in de zin van artikel 6:2, eerste lid aanhef en onder a Awb, zodat daartegen bezwaar kan worden gemaakt.
2.7 Haar belang bij het treffen van de gevraagde voorziening heeft verzoekster onderbouwd door er op te wijzen dat zij niet kan aantonen dat zij rechtmatig in Nederland verblijft op grond van artikel 8, aanhef en onder f, Vw, zolang de aanvraag niet in behandeling is genomen en haar een bewijs van dat rechtmatig verblijf en de daaruit voortvloeiende rechten is verstrekt. Zij wil in staat worden gesteld de arbeid te verrichten waarvoor zij op grond van de mvv zal worden toegelaten. Ingevolge de Associatieovereenkomst EG - Bulgarije mag verweerder verzoekster niet belemmeren haar werkzaamheden uit te oefenen, aldus verzoekster.
2.8 Verzoekster heeft gevraagd verweerder op te dragen haar aanvraag alsnog per 25 augustus 2004 in behandeling te nemen. Dit verzoek komt niet voor inwilliging in aanmerking voor zover daarmee wordt beoogd een rechtsoordeel te verkrijgen over datum van ingang van de geldigheidsduur van een te verlenen vergunning, omdat zodanig verzoek geen voorlopig karakter heeft. De vraag met ingang van welke datum een vergunning kan worden verleend, dient in de bodemzaak te worden uitgemaakt. Verweerder heeft geen argumenten aangedragen, die zich overigens verzetten tegen toewijzing van het verzoek. De voorzieningenrechter zal volstaan met toewijzing van het verzoek de aanvraag alsnog in behandeling te nemen.
2.9 Verzoekster heeft gevraagd verweerder op te dragen, in afwachting van de beslissing van verweerder op haar aanvraag, een document of schriftelijke verklaring ingevolge artikel 9 Vw te verschaffen, waaruit haar rechtmatig verblijf blijkt en waaruit blijkt dat zij de arbeid waarvoor zij is toegelaten, kan verrichten. Zij verwijst naar de mvv die de Minister van Buitenlandse Zaken heeft verstrekt voor toelating voor het uitoefenen van werkzaamheden als zelfstandige op grond van de Associatieovereenkomst EG-Bulgarije.
2.10 Ingevolge artikel 9, eerste lid, Vw verschaft verweerder aan de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder f, Vw een document of schriftelijke verklaring waaruit het rechtmatig verblijf blijkt. Hiervoor is overwogen dat verzoekster een aanvraag heeft ingediend, zodat zij rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, aanhef en onder f Vw. Verzoekster heeft haar belang bij het onmiddellijk verkrijgen van een document of verklaring waaruit dat rechtmatig verblijf blijkt en het rechtmatig kunnen uitoefenen van haar werkzaamheden toereikend onderbouwd. Zij is immers afhankelijk van inkomsten om haar verblijf hier in afwachting van de beslissing op de aanvraag te financieren. Verweerder heeft daartegenover niet aangegeven waarom zijn belang bij het thans niet mogelijk maken aan verzoekster om werkzaamheden in afwachting van de beslissing op haar aanvraag te verrichten groter is en zich tegen toewijzing van het verzoek verzet. De voorzieningenrechter zal daarom verweerder opdragen een verblijfsaantekening conform artikel 9, eerste lid, Vw in het paspoort van verzoekster te plaatsen. Uit deze aantekening zal moeten blijken dat verzoekster rechtmatig verblijf heeft omdat zij de beslissing op haar aanvraag in Nederland mag afwachten en dat zij de werkzaamheden mag verrichten waarvoor zij hier te lande toelating heeft verzocht en waarvoor haar reeds een mvv is verstrekt.
2.11 In dit geval ziet de voorzieningenrechter aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten, zulks met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten zijn op voet van het bepaalde in het bovengenoemde Besluit vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
2.12 De voorzieningenrechter ziet tevens aanleiding om met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, Awb, te bepalen dat verweerder aan verzoekster het voor het verzoek om voorlopige voorziening betaalde griffierecht ad € 136,-- zal vergoeden.
3.1 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
3.2 draagt verweerder op de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier alsnog onmiddellijk in behandeling te nemen;
3.3 draagt verweerder op aan verzoekster binnen drie dagen na verzending van deze uitspraak een document of schriftelijke verklaring conform artikel 9, eerste lid, Vw te verschaffen, waaruit het rechtmatig verblijf van verzoekster blijkt en waaruit bovendien blijkt dat verzoekster in afwachting op de beslissing op de aanvraag de werkzaamheden mag verrichten waarvoor zij heeft verzocht om toelating tot Nederland en waarvoor aan haar een mvv is verstrekt;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan verzoekster moet voldoen;
3.5 wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht ad € 136,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M Bruin, voorzieningenrechter, en uitgesproken in het openbaar op 1 november 2004, in tegenwoordigheid van mr. H.A. de Graaf als griffier.
afschrift verzonden op: 3 november 2004
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.