DE VORDERINGEN, DE GRONDSLAGEN DAARVOOR EN DE VERWEREN
2. Merck c.s. vorderen (na vermeerdering respectievelijk vermindering van eis) dat de rechtbank de octrooien nietig verklaart respectievelijk vernietigt (de rechtbank begrijpt telkens: "vernietigt") voor wat betreft Nederland, met kosten. Merck c.s. stellen daartoe - kort gezegd - dat de octrooien niet nawerkbaar zijn, toegevoegde materie bevatten, dat de prioriteit ten onrechte is ingeroepen alsmede dat zij nieuwheid en inventiviteit ontberen. Hiertegen voert AstraZeneca gemotiveerd verweer, waarop - voor zover van belang - in het navolgende zal worden ingegaan.
3. In reconventie (niet jegens Arrow Generics Ltd.) vordert AstraZeneca (na vermeerdering van eis) dat de rechtbank Merck c.s. verbiedt inbreuk te maken op het octrooi, op straffe van een dwangsom, met nevenvorderingen, en Merck c.s. veroordeelt tot vergoeding van de door AstraZeneca geleden schade, nader op te maken bij staat, alles met veroordeling van Merck c.s. in de proceskosten. AstraZeneca stelt daartoe dat Merck c.s. met de verhandeling van hun omeprazol houdende geneesmiddellen inbreuk maken op de octrooien. Hiertegen voert Merck c.s. gemotiveerd verweer, waarop - eveneens voor zover van belang - in het navolgende in zal worden gegaan.
BEOORDELING VAN HET GESCHIL
Verder in conventie:
4. De rechtbank kan de door Merck c.s. opgeworpen vragen of de octrooien nieuw zijn, of de prioriteit terecht is ingeroepen, of zij nawerkbaar zijn danwel of zij toegevoegde materie bevatten in het midden laten. Zij acht de maatregelen in de conclusies van de octrooien namelijk niet inventief, waartoe als volgt wordt overwogen. Met partijen zal de rechtbank er hierbij van uitgaan dat voor de beantwoording van deze vraag geen relevant onderscheid behoeft te worden gemaakt tussen beide octrooien, zodat de inventiviteit van slechts EP '983 is onderzocht.
5. AstraZeneca heeft gesteld dat in deze zaak de probleem-oplossing methode de aangewezen weg is voor de beoordeling van de inventiviteit. Merck c.s. hebben hierover bedenkingen geuit, doch zij hebben aangegeven dat ook volgens die aanpak het octrooi niet inventief is te achten. De rechtbank zal mede op die grond eveneens uitgaan van de probleem-oplossing methode.
6. Volgens de probleem-oplossing methode worden de volgende stappen onderscheiden:
(i) Vaststelling van de meest nabije stand van de techniek,
(ii) Vaststelling van het op te lossen objectieve technische probleem aan de hand van de verschillen tussen die meest nabije stand van de techniek, en
(iii) Beoordeling of de beweerdelijke uitvinding, uitgaande van de meest nabije stand van de techniek en het objectieve technische probleem, voor de gemiddelde vakman voor de hand lag.
(i) Meest nabije stand van de techniek
7. Conclusie 1 van EP '983 omvat - kort gezegd - twee mogelijkheden:
a. Omeprazol met een alkalische reagerende verbinding in het kernmateriaal, een subcoating en een enterische coating; of
b. Alkalisch zout van omeprazol met (optioneel) een alkalisch reagerende verbinding in het kernmateriaal, een subcoating en een enterische coating;
Met (de octrooigemachtigden van) partijen zal de rechtbank ervan uitgaan dat voor optie a hierboven de meest nabije stand van de techniek wordt gevormd door het artikel van Å. Pilbrant en C. Cederberg (Scandinavian Journal of Gastroenterology 1985, Vol. 20, Suppl. 108, p. 113-120, hierna "Pilbrant"). Dit artikel openbaart een farmaceutische formulering van omeprazol die is voorzien van een enterische coating om het probleem te ondervangen dat omeprazol bij orale toediening in de maag wordt afgebroken. Voor optie b wordt door beide (octrooigemachtigden van) partijen EP 0124 495 A2 (hierna: "EP '495"), een octrooiaanvraag eveneens ingediend door AstraZeneca en openbaar gemaakt op 7 november 1984, als meest nabije stand van de techniek beschouwd. In EP '495 worden alkalische zouten van omeprazol onder bescherming gesteld, terwijl beschreven wordt dat farmaceutische formuleringen daarvan voor orale toediening bij voorkeur worden voorzien van een enterische coating om de actieve stof te beschermen tegen zure afbraak in de maag (pagina 6, regels 23-28). De rechtbank zal er overigens bij hetgeen hierna is te overwegen veronderstellenderwijs vanuit gaan dat de enterisch beklede gelatine capsules van pagina's 6 en 7 uit EP '495 geen tussenlaag openbaren in de zin van het octrooi.
(ii) Objectieve technische probleem
8. Het kenmerkende verschil tussen het octrooi en de meest nabije stand van de techniek bij optie a is tweeërlei. Enerzijds is dat de toepassing van een alkalische verbinding in het kernmateriaal en anderzijds het gebruik van een (inerte, wateroplosbare) subcoating. Bij optie b is het verschil enkel het gebruik van een dergelijke subcoating. Aldus is het op te lossen technische probleem bij het octrooi te voorzien in een orale formulering van omeprazol die een langduriger stabiliteit heeft en een verbeterde weerstand kent tegen maagsappen die toch doordringen tot de kern.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is het onjuist hieraan toe te voegen dat de formulering de maag ongeschonden kan passeren en op de juiste plek (in de dunne darm) vrijkomt, zoals AstraZeneca doet. In Pilbrant wordt dit immers al geopenbaard, omdat daarin is aangegeven dat een enterische gecoate vorm, die de actieve stof pas vrijgeeft zodra het is getransporteerd naar het "neutral reacting part of the small intestine, offers the best possibilities. The dosage form - a tablet, a capsule or granules - is coated with a polymer, which is insoluble in acid media but soluble in neutral to alkaline media." (p. 115, linkerkolom, bovenaan). Even verderop stelt Pilbrant dan dat het praktisch gezien onmogelijk is om iedere pil te voorzien van een gave enterische coating, zodat het probleem kan ontstaan dat de patiënt een pil inneemt die (gedeeltelijk) te vroeg wordt afgebroken. De door Pilbrant voorziene oplossing is dan een capsule gevuld met een grote hoeveelheid kleine granules, die elk voor zich voorzien zijn van een enterische coating om de maag te kunnen passeren. Per capsule wordt dan het verlies van enkele van deze granules vanwege een imperfecte coating acceptabel geacht. Pilbrant zorgt er derhalve ook reeds voor dat de omeprazol de maag kan passeren en pas vrijkomt op de juiste plek.
10. Overigens zou toevoeging aan voornoemd objectieve technische probleem dat de omeprazol de maag ongeschonden kan passeren en op de juiste plek vrijkomt niet tot een ander oordeel leiden zoals blijkt uit hetgeen hierna is te overwegen.
(iii) Beoordeling van de inventiviteit
11. Voor zowel optie a als optie b dient vervolgens de vraag te worden beantwoord of het gebruik van een inerte, wateroplosbare subcoating voor de vakman voor de hand lag, indien hij voornoemd probleem dat is verbonden aan de stand van de techniek wil oplossen. Deze vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend, waartoe als volgt wordt overwogen. De rechtbank acht voldoende duidelijk geworden dat de gemiddelde vakman (een formuleringsdeskundige) die zoekt naar verdere stabilisering van de enterisch gecoate orale toedieningsvorm van omeprazol zonder inventieve denkarbeid zal begrijpen dat de oorzaak van de verminderde stabiliteit van de Pilbrant of EP '495 formulering schuilt in een incompatibiliteit tussen de enterische coating en de omeprazol. Ziet hij dit al niet dadelijk zodra hij het omeprazol bevattende kernmateriaal voorziet van een enterische coating (volgens het octrooi, p. 5, tabel 5, tweede voetnoot, treedt immers reeds verkleuring op "during the enteric coating process"), dan zal hij dit vaststellen met eenvoudige, standaard proefnemingen, die tot de algemene vakkennis moeten worden gerekend.
12. De rechtbank acht het niet conform de van hem te verwachten werkwijze dat de vakman wel de overige bestanddelen van de formulering (de hulpstoffen of zogenaamde excipiënten) zou betrekken bij deze standaard proefnemingen betreffende incompatibiliteiten, maar niet de enterische coating, zoals AstraZeneca heeft gesteld. Dat en waarom nu juist de enterische coating uit deze standaard (in)compatibiliteitsproefnemingen zou worden geweerd, in feite dus dat en waarom daartegen een vooroordeel zou bestaan (vgl. ook de hierna aangehaalde uitspraak van één van de uitvinders), is niet komen vast te staan. Integendeel, uit bijvoorbeeld Ullmann's Encyclopädie der technischen Chemie uit 1975 (p. 237) volgt reeds dat cellulose acetaat ftalaat (de enterische coating uit voorbeeld 12 van EP '495) vrije carbonzuurgroepen bevat en aldus logischerwijs incompatibel kan zijn met de kern van een geneesmiddel dat bekend zuurgevoelig is, zoals omeprazol. Zelfs één van de uitvinders uit het octrooi heeft toegegeven dat reeds bekend was dat enterische coatings vrije caboxylgroepen bevatten (zie verklaring K. Lövgren, nr. 95):
At the time that we started working with enteric coatings, while we were of course aware that such coatings included free carboxylic groups, we simply did not consider the possibility of any negative effect between the enteric coat and the omeprazole core.