ECLI:NL:RBSGR:2004:AR5705

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/89132
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van minderjarige met Burundese nationaliteit en geloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van eiseres, een minderjarige van Burundese nationaliteit, die op 21 april 2000 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De aanvraag werd op 30 oktober 2002 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) afgewezen, omdat verweerder twijfels had over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres. De rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 30 september 2004 geoordeeld dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden van eiseres als minderjarige, die niet naar een reguliere school is geweest en wiens deelname aan het maatschappelijk leven onduidelijk is. De rechtbank concludeert dat de argumenten van verweerder om het relaas van eiseres ongeloofwaardig te achten niet voldoende zijn onderbouwd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de IND zich niet rekenschap heeft gegeven van het feit dat eiseres een minderjarige is en dat de beoordeling van haar asielaanvraag niet in overeenstemming is met de geldende richtlijnen voor minderjarige asielzoekers. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen van minderjarigen, waarbij rekening moet worden gehouden met hun persoonlijke, familie- en culturele achtergrond. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de geloofwaardigheid van het asielrelaas niet enkel kan worden beoordeeld op basis van de antwoorden op specifieke vragen, maar dat er een breder perspectief moet worden gehanteerd, vooral in het licht van de kwetsbaarheid van minderjarige asielzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zitting houdende te Assen
Vreemdelingenkamer
Regnr.: AWB 02/89132 BEPTDN A S2
uitspraak: 30 september 2004
U I T S P R A A K
inzake: A,
geboren op [...] 1983,
verblijvende te B,
van gestelde Burundese nationaliteit,
IND dossiernummer: 0004.19.4027,
eiseres,
gemachtigde: mr. I.M. Hidding, advocaat te Zwolle,
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.P. Guérain, werkzaam bij de IND.
PROCESVERLOOP
Op 21 april 2000 heeft eiseres een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet 2000.
Bij beschikking van 30 oktober 2002, diezelfde dag bekend gemaakt, heeft verweerder de aanvraag niet ingewilligd.
Bij beroepschrift van 26 november 2002 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikking. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres gezonden en haar in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 8 juli 2004. Eiseres is daarbij verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
MOTIVERING
Standpunten van partijen
Eiseres heeft ter ondersteuning van haar aanvraag, samengevat, het volgende naar voren gebracht. Eiseres heeft Burundi verlaten vanwege de oorlog en de verkrachting van vrouwen in Burundi.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Verweerder stelt dat eiseres een vervalst identiteitsdocument heeft overgelegd. Op grond hiervan werpt verweerder eiseres artikel 31, tweede lid onder d tegen. Voorts heeft eiseres toerekenbaar geen documenten omtrent haar identiteit, nationaliteit en reisroute overgelegd. Evenmin heeft eiseres coherente en verifieerbare verklaringen omtrent haar reis afgelegd. De oprechtheid van het asielrelaas van eiseres is hiermee op voorhand aangetast. Verweerder acht het relaas van eiseres ongeloofwaardig, aangezien eiseres tegenstrijdige en ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd. Omtrent haar nationaliteit heeft eiseres slechts summiere verklaringen afgelegd, zodat verweerder eveneens aan de gestelde Burundese nationaliteit twijfelt. Op grond hiervan komt eiseres niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat vanwege haar afhankelijkheid van de reisagent niet gesteld kan worden dat er sprake is van toerekenbaarheid inzake het ontbreken van documenten. De rapportage van Bureau Documenten inzake het documentenonderzoek stelt slechts dat het identiteitsdocument hoogstwaarschijnlijk vals is. Door de oorlogssituatie zou het mogelijk kunnen zijn dat documenten niet op een juiste manier verschaft worden. Dit alles in aanmerking nemend moet worden uitgegaan van de authenticiteit van het document. Eiseres verwijst naar rapportage van de Koninklijke Marechaussee, waarin wordt gesteld dat zij op een authentiek Burundees paspoort Schiphol is binnengekomen. Bij het nationaliteitsonderzoek is geen rekening gehouden met het feit dat eiseres nimmer naar school, anders dan de Koran-school, is geweest, dat zij enkel Swahili spreekt en wel degelijk dingen omtrent Bujumbura heeft verteld. Eiseres is van mening dat onderzoek in het land van herkomst, danwel een taalanalyse, geïndiceerd is teneinde vast te kunnen stellen of eiseres uit Burundi afkomstig is. Nu dit niet is gebeurd, is het onderzoek onvoldoende zorgvuldig geweest.
Verweerder heeft aan de hand van een verweerschrift gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het beroep
In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
Ter zitting is door eiseres bevestigd dat het beroep zich enkel richt tegen de weigering aan eiseres een vergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, Vw 2000 te verlenen. De rechtbank zal zich bij de toetsing van het geschil tot dat onderdeel beperken.
Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de vreemdeling voor wie terugkeer naar het land van herkomst naar het oordeel van Onze Minister van bijzondere hardheid zou zijn in verband met de algehele situatie aldaar.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen in de uitspraak van 27 januari 2003 (in zaak nr. 200206297/1; JV 2003/103 en NAV 2003/100) pleegt de minister het relaas van de asielzoeker en de daarin gestelde feiten voor waar aan te nemen, indien de asielzoeker alle hem gestelde vragen zo volledig mogelijk heeft beantwoord en het relaas op hoofdlijnen innerlijk consistent en niet-onaannemelijk is en strookt met wat over de algemene situatie in het land van herkomst bekend is. Bovendien geldt daarvoor als vereiste dat zich geen van de in artikel 31, tweede lid, onder a tot en met f, van de Vw 2000 opgesomde omstandigheden die afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van de asielzoeker voordoen. Wordt aan dat laatste vereiste niet voldaan, dan mogen ingevolge artikel 31 Vw 2000 in het relaas ook geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen; van het asielrelaas moet dan een positieve overtuigingskracht uitgaan.
Uit onderzoek door het Bureau Documenten van de IND is gebleken dat de basisbedrukking van het door eiseres overgelegde identiteitsdocument door middel van een reproductietechniek is aangebracht, de lay-out van het document slecht is en dat op een aantal plaatsen sprake is van mechanische radering bij de ingevulde gegevens. Hieruit is de conclusie getrokken dat het document, mede gelet op het aanwezige referentiemateriaal, hoogstwaarschijnlijk vals is. Door eiseres is hier slechts de algemene, niet nader onderbouwde stelling, tegen ingebracht dat dit veroorzaakt kan zijn door de oorlogssituatie in Burundi. Verweerder heeft in redelijkheid, op grond van de onvoldoende weerlegde conclusie van het Bureau Documenten, tot het oordeel kunnen komen dat het overgelegde document vals is.
Eiseres heeft geen reis- of identiteitspapieren overgelegd. Zij heeft hiervoor als reden opgegeven dat zij nimmer reispapieren in haar handen heeft gehad en afhankelijk was van de reisagent. Verweerder heeft in redelijkheid dit als onvoldoende aanleiding om het ontbreken van documenten verschoonbaar te achten, kunnen aanmerken. Volgens vaste jurisprudentie is afhankelijkheid van de reisagent onvoldoende aanleiding om vreemdelingen van hun eigen verantwoordelijkheid in deze te ontslaan. Voorts heeft verweerder in redelijkheid de verklaringen van eiseres omtrent de reis en de reisroute als ontoereikend kunnen aanmerken.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank artikel 31, tweede lid onder d en f aan eiseres kunnen tegenwerpen.
De rechtbank is niettemin van oordeel dat verweerder redelijkerwijs de aanvraag niet heeft kunnen afwijzen op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas.
Zoals hierboven is weergegeven is slechts de vraag aan de orde of aan eiseres terecht een verblijfsvergunning ingevolge artikel 29 eerste lid onder d is onthouden. Paragraaf C1/4.5.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) bepaalt omtrent de beoordeling van deze inwilligingsgrond als volgt: “Bij de beoordeling of een verblijfsvergunning op deze grond moet worden verleend, wordt niet in de eerste plaats gekeken of de verklaringen van de asielzoeker die de inhoud van het asielrelaas betreffen, geloofwaardig zijn. Het gaat hier in beginsel immers om de vraag of de asielzoeker behoort tot een categorie die in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning op deze grond.”
Bij de beoordeling van de aanvraag zijn derhalve relevant de overwegingen op grond waarvan de nationaliteit en identiteit van eiseres in twijfel wordt getrokken.
Voorts wordt in paragraaf C2/7.3.2. Vc 2000 ten aanzien van de asielaanvraag van minderjarige verzoekers bepaald: “De asielaanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de gebruikelijke maatstaven. (…) Het Vluchtelingenverdrag bevat geen bijzondere bepalingen over minderjarige asielzoekers. Het Handbook van de UNHCR met betrekking tot procedures en criteria voor de bepaling van de vluchtelingenstatus bevat in de paragrafen 213 tot en met 219 wel specifieke aandachtspunten over de bepaling van vluchtelingschap van alleenstaande minderjarige asielzoekers. Hierin staat onder meer dat bij de beoordeling of er sprake is van vluchtelingschap rekening moet worden gehouden met de mate van geestelijke ontwikkeling en volwassenheid van de alleenstaande minderjarige.” Deze verwijzing naar het Handbook wordt in voornoemde paragraaf gedaan zonder onderscheid te maken naar de inwilligingsgronden en is kennelijk ook aan de orde indien het gaat om de beoordeling van de d grond. In paragraaf 216 van het Handbook is aangegeven dat de geestelijke ontwikkeling moet worden bepaald in het licht van de persoonlijke, familie en culturele achtergrond. Met andere woorden, bij het onderzoek naar de inwilligbaarheid van de aanvraag moet rekening worden gehouden met de persoonlijke, familie en culturele achtergrond van de minderjarige asielzoeker.
Met betrekking tot de als ongeloofwaardig gekwalificeerde verklaringen betreffende de nationaliteit van eiseres, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder verwijt eiseres dat ze vragen verkeerd heeft beantwoord of een antwoord schuldig moest blijven. Zo zou eiseres niet weten waar het presidentieel paleis is gelegen. Eiseres heeft hieromtrent echter verklaard dat deze in de wijk Kiriri zou liggen. Ten aanzien van een markt in Bujumbura noemt eiseres de markt Mfire, deze is gelegen in het centrum van de stad, vlak bij het postkantoor. Als bekende straat noemt eiseres de autoroute. Het feit dat eiseres slechts een klein beetje Kirundi spreekt wordt volgens eiseres verklaard door de omstandigheid dat zij afkomstig is uit de wijk [...], daar wordt enkel Swahili gesproken. De rechtbank is van oordeel dat, nu ten aanzien van de door verweerder genoemde gebreken enerzijds enig referentiemateriaal ontbreekt en eiseres anderzijds de nodige vragen wel juist heeft beantwoord, het besluit op dit punt ontoereikend is gemotiveerd.
Voorts is van belang dat door eiseres is aangevoerd dat zij enkel naar de Koranschool is geweest en na 1994 thuis les kreeg van haar oom. Noch uit het bestreden besluit, noch uit de rapporten van eerste en nader gehoor blijkt dat verweerder zich rekenschap heeft gegeven van het feit dat eiseres een minderjarige is, die niet naar een reguliere school is geweest en van wie verder onduidelijk is in hoeverre zij, als jong meisje, heeft deelgenomen aan het maatschappelijk leven. Verweerder heeft in het besluit eiseres verweten dat zij de markt Mfire noemt in plaats van een andere, waarschijnlijk bekendere, markt. Uit het rapport van nader gehoor blijkt echter dat haar vader daar als handelaar zou hebben gewerkt. Verweerder verwijt eiseres dat zij enkel Hutu’s en Tutsi’s kan noemen als bevolkingsgroepen in Burundi. Beide groepen vormen samen ongeveer 99% van de bevolking, de Twa vormen de overige 1%, een relatief kleine groep derhalve. Voorts heeft verweerder gevraagd waar het presidentieel paleis ligt, wat bekende straten zijn in Bujumbura en waar men tickets voor de boot kan kopen. Dit zijn vragen waarvan het aannemelijk is dat eiseres deze gezien haar achtergrond niet kan beantwoorden.
Mede in het licht van het genoemde beleid is de rechtbank van oordeel dat verweerder op grond van de door hem gebezigde argumenten in redelijkheid niet tot het oordeel heeft kunnen komen dat het relaas van eiseres met betrekking tot haar nationaliteit en identiteit ongeloofwaardig is te achten.
Het beroep is gelet op bovenstaande gegrond.
De bestreden beschikking dient wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 Awb te worden vernietigd.
Voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat aanleiding.
BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad EUR 644,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier moet voldoen.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC te ‘s-Gravenhage Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing.
Aldus gegeven door mr. B.I. Klaassens, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A.M. Veenstra als griffier op 30 september 2004.
Afschrift verzonden op: 12 oktober 2004