Rechtbank 's-Gravenhage
Nevenzittingsplaats Arnhem
Vreemdelingenkamer
Registratienummer: AWB 03/46830
Datum uitspraak: 24 juni 2004
ingevolge artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
A,
geboren op [...] 1984,
van Burundese nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde mr. A.J. Dost,
DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE,
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND),
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. J. Kasdorp,
ambtenaar in dienst van de IND.
Bij besluit van 28 juli 2003 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 15 februari 2002 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Op 28 augustus 2003 heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit.
Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 17 mei 2004. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. A.M.H.W. van Heerebeek.
1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient de rechtbank het bestreden besluit — de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen — te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden.
2. Gezien de gronden van het beroep heeft de rechtsstrijd betrekking op de vraag of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres haar gestelde nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt.
3. Verweerder heeft zich op het volgende standpunt gesteld. Eiseres heeft toerekenbaar geen documenten overgelegd ter staving van haar nationaliteit en identiteit, zodat op voorhand afbreuk is gedaan aan de geloofwaardigheid van het relaas. Voorts heeft verweerder de nationaliteit en identiteit van eiseres niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft daartoe drie taalanalyses laten uitvoeren, waaruit is gebleken dat eiseres eenduidig niet is te herleiden tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Burundi. Naar het oordeel van verweerder bestaat geen aanleiding om aan de uitkomst van de taalanalyses te twijfelen. Verweerder heeft voorts bij zijn standpunt betrokken dat eiseres het Kirundi -de nationale taal van Burundi- niet kan spreken. Gelet op het voorgaande komt verweerder niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de in artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 genoemde inwilligingsgronden.
4. Eiseres heeft daartegen het volgende aangevoerd. Naar aanleiding van de eerste taalanalyse heeft eiseres een contra-expertise laten verrichten, waaruit blijkt dat zij afkomstig kan zijn uit Burundi. Verweerder heeft in strijd met de goede procesorde gehandeld door eiseres niet in de gelegenheid te stellen te reageren op de twee laatste taalanalyses. Voorts heeft eiseres aangevoerd dat niet gesteld kan worden dat zij niet uit Burundi afkomstig is, omdat zij het Kirundi niet beheerst. Zij is opgegroeid in de internationale wijk [...] van Bujumbura, waar als eerste taal het Swahili wordt gesproken. Naar de mening van eiseres zijn de taalanalyses bovendien onderling tegenstrijdig en niet met voldoende zorgvuldigheid tot stand gekomen. Eiseres komt dan ook tot de conclusie dat het bestreden besluit vernietigd dient te worden.
5. De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier drie taalanalyses en één contra-expertise bevinden. De eerste taalanalyse van 29 november 2002 is ten grondslag gelegd aan het voornemen. Bij de zienswijze van 31 maart 2003 heeft eiseres een contra-expertise overgelegd. Verweerder heeft vervolgens nog twee taalanalyses laten verrichten op respectievelijk 25 april 2003 en 9 mei 2003, die ten grondslag zijn gelegd aan het bestreden besluit.
6. Voorts stelt de rechtbank vast dat eiseres niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op de twee laatste taalanalyses. Ingevolge artikel 4:7, eerste lid, van de Awb stelt het bestuursorgaan, voordat een aanvraag tot het geven van een beschikking geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen, de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien de afwijzing zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de aanvrager betreffen en die gegevens afwijken van eerdere gegevens die de aanvrager ter zake zelf heeft verstrekt.
7. Nu de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning van eiseres (mede) steunt op de twee laatste taalanalyses, die gegevens over feiten en belangen van eiseres bevatten, heeft verweerder door eiseres niet in de gelegenheid te stellen haar zienswijze op deze taalanalyses naar voren te brengen in strijd gehandeld met voornoemd artikel. Het bestreden besluit komt reeds daarom voor vernietiging in aanmerking. Verweerders standpunt ter zitting dat eiseres in beroep kan reageren op de laatste twee taalanalyses is eveneens in strijd met genoemd artikel en wordt derhalve niet gevolgd. Bovendien voert verweerder, blijkens IND-Werkinstructie nr. 227, het beleid dat indien is vastgesteld dat de vreemdeling “eenduidig niet” uit het gestelde land of gebied van herkomst komt, hij, alvorens de beslissing op de aanvraag wordt genomen, in het kader van artikel 4:7 van de Awb wordt uitgenodigd om (bij voorkeur schriftelijk) te reageren op de onderzoeksgegevens.
Voorts overweegt de rechtbank als volgt.
8. Verweerder heeft gemotiveerd uiteengezet dat hij aan eiseres toere-kent dat ter staving van haar aanvraag geen documenten zijn overgelegd als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder f, van de Vw 2000. Eiseres heeft dit niet betwist. Mitsdien bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 niet in redelijkheid aan eiseres heeft kunnen tegenwerpen, zodat de oprechtheid van het asielrelaas op voorhand is aangetast en afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van dat relaas.
9. Het voorgaande laat evenwel onverlet dat verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de Burundese nationaliteit bezit. Hiertoe is het volgende redengevend.
10. Indien verweerder in het kader van de beoordeling van een asielaanvraag een taalanalyse laat verrichten, dient hij zich ingevolge artikel 3:2 van de Awb ervan te vergewissen dat het rapport niet zodanige gebreken vertoont dat hij daarop zijn besluitvorming niet mede kan baseren. Omdat voor het verrichten van een taalanalyse bijzondere deskundigheid is vereist, strekt de vergewisplicht er mede toe dat verweerder nagaat of de taalanalyse door een ter zake kundige taalanalist is verricht.
11. Ingevolge het door verweerder gevoerde beleid, zoals opgenomen in het Beleidskader Taalanalisten van het Bureau Taalanalyse, voeren de taalanalisten de analyses uit in de moedertaal of in een andere taal, mits voor deze andere taal een academische studie met goed resultaat is gevolgd. In de in de onderhavige zaak opgemaakte rapporten taalanalyse van respectievelijk 29 november 2002 en 9 mei 2003 zijn geen gegevens opgenomen over de deskundigheid van de taalanalisten. Zo blijkt niet dat de taalanalisten het Swahili en/of Kirundi als moedertaal hebben of dat de taalanalisten op het gebied van deze talen een academische studie met goed resultaat hebben gevolgd. Gelet op het door verweerder gevoerde beleid had het op de weg van verweerder gelegen om na te gaan of de taalanalyses door ter zake kundige taalanalisten waren verricht. De enkele vermelding in de rapporten dat de taalanalisten het Swahili en het Kirundi spreken acht de rechtbank onvoldoende voor het oordeel dat verweerder zich voldoende van zijn vergewisplicht heeft gekweten. Dat het Bureau Taalanalyse een ter zake deskundig bureau is en onder voortdurende kwaliteitscontrole staat, doet voorts niet af aan het feit dat verweerder in het onderhavige geval niet is nagegaan of de taalanalyses door ter zake kundige taalanalisten zijn verricht. De omstandigheid dat in het rapport taalanalyse van 25 april 2003 wel enige informatie over de taalanalist is verschaft, leidt niet tot een ander oordeel. Nu in dit rapport enkel is geconcludeerd dat eiseres eenduidig niet is te herleiden tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Tanzania/Kenia, kan dit rapport niet dienen ter onderbouwing van verweerders standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij uit Burundi afkomstig is.
Uit het voorgaande volgt dat de rapporten taalanalyse van respectievelijk 29 november 2002 en 9 mei 2003 een zodanig gebrek vertonen dat verweerder zijn besluitvorming daarop niet heeft kunnen baseren. Mitsdien heeft verweerder het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid.
12. Het belang van voornoemde vergewisplicht van verweerder wordt benadrukt door het feit dat de informatie in de voorliggende taalanalyses niet (geheel) met elkaar overeenstemmen. Zo is in de taalanalyse van 29 november 2002 vermeld dat eiseres engelse woorden in het Swahili gebruikt, zoals dat gangbaar is in Oeganda, Kenia en Tanzania, alsmede dat haar uitspraak van het Swahili die van het standaard-Swahili is, zoals dat wordt gesproken in Oeganda, Kenia en Tanzania. In de taalanalyse van 25 april 2003 is daarentegen vermeld dat de uitspraak van eiseres niet is te plaatsen in Tanzania of Kenia en dat eiseres mogelijk afkomstig is uit een Franstalig land waar Swahili wordt gesproken. In de taalanalyse van 9 mei 2003 is, eveneens in tegenstelling tot de taalanalyse van 29 november 2002, vermeld dat eiseres mogelijk te plaatsen is in de (Franstalige) Democratische Republiek Congo.
13. Aan het feit dat eiseres niet of nauwelijks Kirundi spreekt heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voorts niet de conclusie mogen verbinden dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij uit Burundi afkomstig is. Eiseres heeft haar stelling dat in de internationale wijk [...], waar zij woonachtig was, als eerste taal het Swahili wordt gesproken gestaafd met informatie van de internetsite www.ethnologue.com en met informatie uit de contra-expertise. Dat in de contra-expertise is vermeld dat opmerkelijk blijft dat eiseres niet meer Kirundi kent, acht de rechtbank onvoldoende grond voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid de gestelde nationaliteit van eiseres niet aannemelijk heeft kunnen achten. Het bestreden besluit is op dit onderdeel derhalve onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd.
14. Het beroep is derhalve gegrond wegens schending van het bepaalde in artikel 4:7, eerste lid, van de Awb (horen van aanvrager vóór afwijzende beschikking), het vereiste van een zorgvuldige voorbereiding (artikel 3:2 van de Awb) en het motiveringsvereiste (artikel 3:46 van de Awb). Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Er bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het besluit van 28 juli 2003;
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644,00, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die deze kosten dient te voldoen aan de griffier van deze nevenzittingsplaats.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2004 in tegenwoordigheid van mr. A.T. Boerema als griffier.
Voor eensluidend afschrift, de griffier van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem,