ECLI:NL:RBSGR:2004:AR5230

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/925692-04
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Verkleij
  • A. Kroft
  • J. Lely
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarigen door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 22 oktober 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met twee jongens die beide nog geen zestien jaar oud waren. De verdachte had regelmatig jongens uit de buurt over de vloer voor gezelligheid, maar heeft daarbij ernstige inbreuken op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust had moeten zijn van de gevolgen van zijn daden en dat hij het vertrouwen van de slachtoffers ernstig had beschaamd. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een verplicht reclasseringscontact en een wijkverbod. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de hoge kans op recidive, zoals aangegeven in rapporten van Reclassering Nederland. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet in de wijk mag begeven waar de slachtoffers wonen, om hen te beschermen tegen verdere confrontatie. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. Verkleij, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/925692-04
rolnummer 0002
's-Gravenhage, 22 oktober 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geb[woonplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 oktober 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr P.J. Hoogendam, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr J.J.I. de Jong heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder de feiten 1 primair en 2 primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden:
- een verplicht reclasseringscontact, ook indien dat inhoudt een behandeling bij de Waag of voor zijn alcoholproblematiek;
- dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal begeven of ophouden in de wijk, zoals weergegeven op de aan dit vonnis gehechte plattegrond.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder feiten 1 primair en 2 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 subsidiair en 2 subsidiair vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Bij verdachte kwamen regelmatig jongens uit de buurt voor de gezelligheid bij hem thuis. Bij twee van deze jongens heeft verdachte ontuchtige handelingen verricht. Deze jongens hadden beiden de leeftijd van zestien jaren nog niet bereikt en één van hen had een matige verstandelijke handicap. Van één slachtoffer heeft hij het geslachtsdeel in zijn mond gestopt. Bij het andere slachtoffer heeft hij aan het geslachtsdeel gezeten. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde gedragingen ernstige strafbare feiten zijn. Ontuchtige handelingen vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van kinderen en kunnen leiden tot psychische schade. Verdachte had zich daarvan bewust moeten zijn. Hij heeft het vertrouwen dat de slachtoffers in hem stelden ernstig beschaamd. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen gevoelens en genoegens.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat uit een op naam van verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 19 juli 2004 blijkt, dat hij geen eerdere justitiecontacten heeft, alsmede met de gevorderde leeftijd van verdachte.
De rechtbank heeft kennis genomen van twee rapporten d.d. 21 september 2004 en 27 september 2004 van Reclassering Nederland betreffende verdachte, opgemaakt en ondertekend door H.J.M. Blaisse, reclasseringswerker, en R.C.M. van Diemen, unitmanager. Zij schatten de kans op recidive hoog in. Zij adviseren als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact op te leggen, ook indien dat inhoudt een behandeling bij De Waag en/of een behandeling voor alcoholproblematiek. Gelet op laatstgenoemd probleem adviseren zij het reclasseringstoezicht door Parnassia verslavingszorg te laten uitvoeren. De rechtbank onderschrijft de gronden waarop het advies berust en zal dit opvolgen.
De rechtbank zal in haar vonnis ook als bijzondere voorwaarde het door de officier van justitie gevorderde wijkverbod voor verdachte opnemen, zoals aangegeven op de aan dit vonnis gehechte plattegrond, zijnde het gearceerde gedeelte. Verdachte zal zich gedurende de proeftijd niet in dit gebied mogen begeven. De rechtbank overweegt daartoe dat de kans op herhaling bij verdachte hoog is. De rechtbank baart dit zorgen, nu hij de ontuchtige handelingen heeft gepleegd met jongens uit zijn wijk die voor de gezelligheid bij hem over de vloer kwamen. Hoewel de woning van verdachte ook in het gebied van het wijkverbod valt, wegen de belangen van de slachtoffers naar het oordeel van de rechtbank zwaarder dan het recht van verdachte in zijn eigen woning te kunnen verblijven. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, waardoor zij beschermd moeten worden tegen iedere confrontatie met verdachte. Daarbij komt dat verdachte tijdens de zitting heeft verklaard in verband met zijn gedrag te willen verhuizen uit de wijk.
De rechtbank is, gelet op al het hiervoor overwogene, van oordeel dat een gevangenisstraf, waarvan het grootste deel voorwaardelijk, en een werkstraf passend en geboden is. Een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd teneinde te trachten te voorkomen dat verdachte wederom soortgelijke feiten zal plegen. De rechtbank zal daarbij ook nog als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact opleggen, ook indien dat inhoudt een behandeling bij De Waag en/of een behandeling voor alcoholproblematiek alsmede een wijkverbod.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 primair telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 subsidiair en 2 subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Feit 1 subsidiair:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
Feit 2 subsidiair:
Met iemand van wie hij weet dat hij aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt ontuchtige handelingen plegen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 282 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 3 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, i.c. de Sector justitiële verslavingszorg van Psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien dat inhoudt een behandeling bij De Waag en/of een behandeling voor alcoholproblematiek;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
- dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal begeven in de wijk zoals gearceerd aangegeven op de aan dit vonnis gehechte plattegrond.
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 18 juli 2004,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 20 juli 2004,
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van : 9 oktober 2004,
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 240 uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 120 dagen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Verkleij, voorzitter,
Kroft en Lely, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Jansen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 oktober 2004.
mr Verkleij is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.