RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummers 09/037323-03, 09/110081-04 (ttz. gev.) en 09/110535-04 (t.b.gev.)
rolnummers 0002 en 0003
's-Gravenhage, 18 oktober 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 19 april 2004 en 4 oktober 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R.D. Kommer, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. Kramer heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij -gewijzigde - dagvaarding onder parketnummer 09/037323-03 onder feit 4 tweede alternatief/cumulatief, 5 onder e en onder f en onder 6 onder e telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder parketnummer 09/037323-03 onder feit 1, 2, 3, 4 eerste alternatief/cumulatief, 5 onder a, b, c, d, en onder 6 onder a, b, c, d, en f telastgelegde alsmede ter zake van het hem bij dagvaarding onder parketnummer 09/110081-04 onder feit 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de reclassering Nederland, ressort Den Haag, i.c. de sector justitiële verslavingszorg van psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht.
De officier van justitie vordert tevens de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis en gevangenneming van verdachte bij uitspraak op 18 oktober 2004.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3].
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding 09/037323-03 (hierna te noemen dagvaarding I), gemerkt A1, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A2 alsmede hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding 09/110081-04 (hierna te noemen dagvaarding II), gemerkt A3.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding I onder feit 5 onder e en f en feit 6 onder e is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte op dagvaarding I onder 1, 2, 3, 4 eerste alternatief/cumulatief, feit 4 tweede alternatief/cumulatief, 5 onder a, b, c, d, en onder 6 onder a, b, c, d, en f telastgelegde feiten alsmede de verdachte op dagvaarding II onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
Verdachte heeft ten aanzien van hetgeen bij dagvaarding II onder feit 1 telastgelegde aangevoerd dat hij op de scooter reed, waarvan hij wist dat deze gestolen was doordat het contactslot kapot was, teneinde een vriend die gewond was achter op deze scooter naar het ziekenhuis te vervoeren teneinde deze medisch te laten verzorgen. De rechtbank vat dit op als een beroep op overmacht in de zin van noodtoestand.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat verdachte verkeerde in een dusdanig ernstig belangenconflict dat hij geen andere mogelijkheid had dan op de gestolen brommer te rijden om zijn vriend naar het ziekenhuis te brengen. Daartoe overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat de gezondheidstoestand van de vriend van verdachte gevaar liep en dat onverwijlde overbrenging van die vriend naar het ziekenhuis door die vriend als passagier op een gestolen brommer mee te nemen noodzakelijk was.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt ten aanzien van de op te leggen gevangenisstraf in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vele diefstallen. Om snel aan geld te kunnen komen heeft verdachte samen met anderen ingebroken in vele auto's en woningen.
Diefstallen, autokraken en woninginbraken zijn zeer ergerlijke feiten die schade en hinder veroorzaken. Daarnaast veroorzaakt verdachte bij de slachtoffers in het bijzonder, maar ook in de samenleving in het algemeen, gevoelens van onrust en onveiligheid. Bovendien wordt door een woninginbraak een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Woninginbraken kunnen voor de slachtoffers nadelige psychische gevolgen met zich meebrengen, nu een woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig en beschermd waant. Verdachte en zijn medeverdachten zijn geheel hieraan voorbij gegaan en hebben alleen oog gehad voor hun eigen financieel gewin.
Vervolgens heeft verdachte, gedurende van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis ten aanzien van de bovengenoemde strafbare feiten, zich schuldig gemaakt aan nieuwe strafbare feiten te weten opzetheling en mishandeling. Door aldus te handelen heeft verdachte zijn schorsingsvoorwaarden overtreden hetgeen door de rechtbank bij bepaling van de hoogte van de straf ten nadele van verdachte zal worden meegewogen. Verdachte heeft op 26 april 2004 op een bromfiets gereden waarvan hij wist dat deze gestolen was. Daarnaast heeft verdachte op 21 augustus 2004 zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer] welke hierdoor pijn heeft ondervonden. Dergelijke feiten dienen krachtig bestreden te worden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een voorlichtingsrapport welke is opgemaakt omtrent de persoon van verdachte. Het rapport is door de reclassering, i.c. de sector justitiële verslavingszorg van psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, d.d. 9 oktober 2003 opgemaakt en ondertekend door M. Gernler, manager reclassering en J. de Nijs Bik, reclasseringswerker, welke is aangevuld op 24 september 2004. De reclassering heeft verdachte diverse uitnodigingen gestuurd waarop verdachte steeds niet is verschenen. Derhalve beschikt de reclassering niet over de benodigde informatie voor de invulling van eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een naam van verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 24 juni 2003 waaruit blijkt dat verdachte reeds vaker met politie en justitie in aanraking is geweest onder meer ter zake vermogensdelicten hetgeen verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden zich wederom schuldig te maken aan soortgelijke feiten. Uit het (criminele) gedrag van verdachte spreekt een grote mate van onverschilligheid jegens andermans eigendommen.
Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf. Het is op deze grond dat de rechtbank de hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij geen uitnodiging van de reclassering heeft ontvangen ongeloofwaardig nu de reclassering tot tweemaal toe een brief heeft gestuurd naar het bovenvermeld adres van verdachte. De rechtbank acht het onaannemelijk dat tot tweemaal toe een brief, welke per gewone post is verzonden, verloren is geraakt, temeer omdat verdachte, volgens eigen zeggen, samen met zijn vriendin de enigen zijn die toegang hebben tot de brievenbus. De rechtbank ziet gelet op het hoger overwogene waaronder de ernst van de feiten geen heil in de oplegging van een deels voorwaardelijke straf. De rechtbank is van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
De op dagvaarding I ad informandum gevoegde feiten zullen door de rechtbank niet worden opgenomen in dit vonnis aangezien verdachte deze feiten ter terechtzitting van 19 april 2004 heeft ontkend. De officier van justitie heeft verklaard de ad informandum gevoegde feiten als ingetrokken te beschouwen en heeft aangekondigd verdachte voor deze feiten apart te zullen dagvaarden.
De vordering van de benadeelde partij.
- [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.475,=.
- [benadeelde partij 2], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.787,=.
- [benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 450,95.
De rechtbank zal de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet ontvankelijk verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd en hierdoor niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien onduidelijk is gebleven wat thans nog de werkelijke schade is. De vordering is niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen deze vorderingen heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 300, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder feit 5 onder e en f en feit 6 onder e telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1, 2, 3, 4 eerste alternatief/cumulatief, feit 4 tweede alternatief/cumulatief, 5 onder a, b, c, d, en onder 6 onder a, b, c, d, en f telastgelegde feiten alsmede de verdachte op dagvaarding II onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I feit 1 en 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding I feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van dagvaarding I feit 4 eerste alternatief/cumulatief:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
ten aanzien van dagvaarding I feit 4 tweede alternatief/cumulatief:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van dagvaarding I feit 5 onder a, b, c en d:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding II feit 1:
medeplegen van opzetheling;
ten aanzien van dagvaarding II feit 2:
mishandeling;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ten aanzien van parketnummer 09/037323-03:
in verzekering gesteld op : 18 juni 2003,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 20 juni 2003,
welke voorlopige hechtenis werd geschorst op : 20 juni 2003,
welk geschorst bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven op : 4 oktober 2004,
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] niet ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding, en dat deze de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten die de verdachte in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft gemaakt, welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Bosma en Krekel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van Doorne, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 oktober 2004