ECLI:NL:RBSGR:2004:AR4705

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/30073
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting in asielprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 14 juli 2004, staat de voortduring van de vrijheidsontneming van eiser centraal. Eiser, van Tanzaniaanse nationaliteit, is op 8 april 2004 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eerder, op 4 juni 2004, had de rechtbank een beroep tegen de bewaring ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 9 juli 2004 de zaak behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Eiser betwistte dat verweerder hem op basis van een authentiek Tanzaniaans paspoort kon uitzetten, omdat hij stelde dat dit paspoort vervalst was. Hij voerde aan dat er geen zicht op uitzetting naar Somalië was, gezien de uitspraak van de Raad van State van 28 mei 2004. Verweerder daarentegen stelde dat het toegestaan was om in verschillende procedures van verschillende nationaliteiten uit te gaan, en dat de asielprocedure en de bewaringsprocedure verschillende doelen dienden. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet verplicht was om alle omstandigheden die de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser konden ondermijnen in de afwijzende beschikking op te nemen. De rechtbank concludeerde dat er nog steeds een reëel perspectief op uitzetting was, ondanks de bezwaren van eiser. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel niet in strijd was met de Vreemdelingenwet 2000. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.S. Reid, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van de griffier mr. J.T.M. de Haan-Bergisch.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage nevenzittingsplaats Alkmaar enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
Artikel 8:70 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 96 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg.nr: AWB 04 / 30073 VRONTN
inzake: A, geboren [...] 1979, van Tanzaniaanse nationaliteit alias A, geboren op [...] 1985, gesteld afkomstig te zijn uit Somalië,
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te Tilburg, eiser,
gemachtigde: mr.drs. A. Hol, advocaat te Haarlem,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde: mr. drs. A. Hol, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. Ontstaan en loop van het geding
1. Op 8 april 2004 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000 in bewaring gesteld. Laatstelijk bij uitspraak van 4 juni 2004 met nummers AWB 04 /23265 VRONTN en AWB 04/23655 VRONTN heeft deze rechtbank een eerder beroep tegen de bewaring ongegrond verklaard.
2. Bij kennisgeving ex artikel 96 Vw 2000 van 2 juli 2004, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 2 juli 2004, heeft verweerder de rechtbank in kennis gesteld van het voortduren van de vrijheidsontneming. Hiermee wordt eiser geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel.
3. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 9 juli 2004. Eiser is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
II. Overwegingen
1. Eiser heeft bij schrijven van 7 juli 2004 – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiser stelt zich primair op het standpunt dat verweerder voornemens is om eiser uit Nederland te verwijderen met een document dat hem niet rechtens toebehoort, voorzien is van valse stempels, vervalst is door middel van het aanbrengen van valse stempels en dat conform wet- en regelgeving door de Kmar in beslag dient te worden genomen. Ter zitting heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat het verweerder niet is toegestaan om in de asielprocedure uit te gaan van de Somalische nationaliteit van eiser en in de bewaringsprocedure van de Tanzaniaanse nationaliteit. Dit klemt temeer nu verweerder de Tanzaniaanse nationaliteit baseert op een weliswaar echt paspoort, maar voorzien van valse stempels. Voorts stelt eiser dat, gelet op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 28 mei 2004, nummer 200403186, uitzetting naar Noord-Somalië niet meer mogelijk is, waardoor er geen zicht op uitzetting is naar Somalië.
2. Verweerder heeft ter zitting -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd. Het is verweerder toegestaan om in de verschillende procedures van verschillende nationaliteiten uit te gaan. In de asielprocedure staat immers het asielrelaas van eiser centraal en bij de bewaring wordt gekeken naar de feitelijke mogelijkheden tot uitzetting. Voorts merkt verweerder op dat de wijze van uitzetting niet in deze procedure aan de orde is, daartegen staat de mogelijkheid van bezwaar open op grond van artikel 72, derde lid, Vw 2000. Verweerder heeft voorts toegezegd dat eiser de uitspraak in voorlopige voorziening van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam in Nederland mag afwachten. De behandeling van de voorlopige voorziening heeft op 24 juni 2004 plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt het volgende.
3. Ter beoordeling staat of verweerder sinds de uitspraak van deze rechtbank van 4 juni 2004 het onderzoek inzake de vaststelling van de identiteit en nationaliteit van eiser met voldoende voortvarendheid heeft voortgezet en of er zicht is op uitzetting van eiser binnen een redelijke termijn.
4. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verweerder in de asielprocedure aan eiser een andere nationaliteit mag toekennen dan in de bewaringsprocedure. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht in de asielprocedure uitgaat van het asielrelaas van eiser. Verweerder is niet gehouden om in de asielprocedure alle omstandigheden die kunnen afdoen aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas uitputtend in de afwijzende beschikking op te nemen. Dat verweerder er om hem moverende redenen kennelijk voor gekozen heeft eiser in de asielprocedure de aanwezigheid van een authentiek Tanzaniaans paspoort niet tegen te werpen, doet niet af aan het feit dat verweerder bij de uitzettingsprocedure alle omstandigheden kan betrekken die kunnen leiden tot uitzetting, derhalve ook de aanwezigheid van het authentieke Tanzaniaanse paspoort. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat niet is uit te sluiten dat eiser twee nationaliteiten heeft. De rechtbank is zich, evenals verweerder, ervan bewust dat de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening van eiser in de asielprocedure een ander licht kan werpen op de mogelijkheden tot uitzetting van eiser. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank thans een reëel perspectief op uitzetting evenwel (nog) aanwezig.
5. Uit het voorgaande volgt dat de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel niet in strijd is te achten met de Vw 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. Het beroep wordt derhalve ongegrond verklaard.
III. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2004 door mr. J.S. Reid, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.T.M. de Haan-Bergisch, als griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op: 14 juli 2004
Conc: jh
Bp:
D: B