ECLI:NL:RBSGR:2004:AR4119
Rechtbank 's-Gravenhage
- Raadkamer
- A.H.Th. de Boer
- W.H. Ng
- Rechtspraak.nl
Beoordeling verzoek tot opheffing en schorsing van voorlopige hechtenis
Op 23 september 2004 heeft de rechtbank de gevangenhouding van de verdachte bevolen. De verdachte heeft op 28 september 2004 hoger beroep ingesteld tegen dit bevel. Vervolgens is op 8 oktober 2004 een verzoek tot opheffing, subsidiair schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend. Tijdens de zitting in raadkamer op 14 oktober 2004 bevestigde de raadsman dat er sinds de eerdere beslissing op 23 september 2004 geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gebleken. Het verzoek was bedoeld als een verkapt hoger beroep op de eerdere beslissing van de raadkamer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis, omdat dit niet strookt met het wettelijk stelsel. De rechtbank weegt de persoonlijke belangen van de verdachte niet zwaarder dan de belangen van de strafvordering en wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af. De beschikking is gegeven in raadkamer op 14 oktober 2004 door mr. A.H.Th. de Boer, vice-president, in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier.