RECHTBANK te 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Almelo
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer
voorzieningenrechter
regnr.: Awb 04/22561 BEPTDN/VO
inzake: [vreemdeling] ,
geboren op [geboortedatum] 1974,
nationaliteit: burger van Nigeria,
V-nummer [v-nummer] ,
verzoeker,
gemachtigde: onbekend;
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder.
1. Bij verzoekschrift van 27 maart 2004, ontvangen op 13 mei 2004, is verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoekschrift gaat vergezeld van een briefje gedateerd 7 mei 2004, van het type dat hieronder nader wordt beschreven.
2.1 Het verzoekschrift is gesteld op briefpapier dat als opschrift heeft: Stichting Catsi multiculturele instituut,maatschapelijkwerk en advies. Het is gefaxt vanaf een faxmachine die als vermelding van de afzender CATSI noteert en die is aangesloten aan een telefoonnummer in Den Haag. Het verzoekschrift bevat niet het adres en de woonplaats van verzoeker. De handtekening onder aan het verzoekschrift, naast een stempel met een Spaanstalige tekst, de datum en de vermelding
’s-Gravnehage, is een kleine, onleesbare krabbel.
2.2 Er is in het voorbije jaar een groot aantal verzoekschriften door deze rechtbank ontvangen die overeenkomen met het onderhavige in die zin dat zij hetzelfde briefhoofd hebben en een bijna eensluidende tekst met spelfouten en niet ingevulde “velden”. Evenmin bevatten die verzoekschriften een adres van de indiener en de belanghebbende en ze hebben bijna allemaal betrekking op belanghebbenden van Colombiaanse of Nigeriaanse nationaliteit. Dikwijls wordt de belanghebbende als “hij” en “meneer” aangeduid ofschoon het blijkens de naam van de belanghebbende en blijkens het van de IND verkregen dossier daarbij soms gaat om een belanghebbende van het vrouwelijk geslacht. Het tegengestelde komt ook voor. Verder zijn er altijd verschillende, onleesbare handtekeningen in de vorm van een krabbel naast het genoemde stempel en evenzeer gaan zij dikwijls vergezeld van een begeleidend briefje waarop het adres [adres] voorkomt en de Stichting Catsi, mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] genoemd worden als mogelijke afzenders. Slechts bij hoge uitzondering wordt griffierecht betaald. Er blijkt ook nooit uit het verzoekschrift of de bijlagen daarbij expliciet van enige machtiging om namens de belanghebbende als gemachtigde op te treden.
2.3 Niet anders kan geconcludeerd worden dan dat aan de Beeklaan 107 te Den Haag een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, een organisatie, is gevestigd, die procedures voor vreemdelingen aanhangig maakt bij deze rechtbank.
2.4 In het onderhavige verzoekschrift wordt niet de naam en het adres van de feitelijk indiener of het adres van belanghebbende vermeld. Evenmin bevat het verzoekschrift duidelijke gronden, is niets gesteld omtrent een connex bezwaar- of beroepschrift en is geen afschrift van een gerelateerd besluit overgelegd en is geen griffierecht betaald. Dit zijn alle gebreken die op grond van de wet tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek leiden. Ook overigens bevat het verzoekschrift enige van de hierboven genoemde slordigheden.
2.5 De in onderhavige procedure genoemde wettelijke en buitenwettelijke gebreken kleven doorgaans ook aan al die andere door deze indiener aanhangig gemaakte procedures en wanneer de rechtbank daarover aan [adres] een “standaard herstelverzuim-brief” stuurt en aangetekend aanmaant tot betaling van griffierecht, dan krijgt de rechtbank in de regel geen enkele reactie. De voorzieningenrechter heeft daardoor de indruk gekregen dat de persoon of organisatie die het verzoekschrift van verzoeker heeft ingediend, niet werkelijk de intentie heeft om als gemachtigde te fungeren.
2.6 In die situatie en gelet op de vereisten die artikel 6:5 jo 8:81 Awb aan inleidende verzoekschriften voor een voorlopige voorziening stelt, alsmede gelet op de plicht om gelegenheid te bieden voor herstel van verzuimen, kwam het de voorzieningenrechter raadzaam voor om in de onderhavige procedure en een zeventiental soortgelijke zaken met dezelfde indiener die hij tegelijkertijd ter behandeling voor zich had, zelf een niets aan duidelijkheid te wensen overlatende brief met vragen te sturen aan diegenen die met het adres Beeklaan 107 te Den Haag geassocieerd konden worden. Het doel daarvan was onder meer om duidelijkheid te krijgen over de identiteit en intenties van de indiener indien een van de betreffende personen of organisaties zich nadrukkelijk als indiener of gemachtigde beschouwt, een bruikbaar adres van de belanghebbende te krijgen voor het geval dat geen van de aangeschrevenen zich als gemachtigde aangesproken voelt, zodat de rechtbank eventueel de belanghebbende zelf in gelegenheid zou kunnen stellen om voor zijn belang op te komen, en om de gemachtigde danwel de belanghebbende zo nodig zelf alsnog in de gelegenheid te stellen verzuimen te herstellen. Per aparte, op 6 juli 2004 gedateerde, aangetekend verzonden brief met handtekening-retourkaart is zowel Stichting Catsi multiculturele instituut, maatschapelijkwerk en advies, Centro para atención para latino americanos, profesional, mevrouw [naam 1] als mevrouw [naam 2] gevraagd te reageren op de vragen, ook als zij zich niet als indiener/gemachtigde aangesproken voelen. De handtekening-retourkaarten zijn in goede orde terug ontvangen, zodat blijkt dat de vier brieven zijn uitgereikt op het adres [adres] . Aan wie is onduidelijk, omdat TPG Post BV dat niet laat invullen in de daartoe bestemde ruimte op de retourkaart en de (identieke) handtekeningen ook nu weer onleesbaar zijn. Mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] zijn per eveneens aangetekend met handtekening-retourkaart verzonden brief van 29 juli 2004 persoonlijk door deze voorzieningenrechter herinnerd aan de brief van 6 juli 2004 en aan zijn wens dat zij op die brief reageren. Opnieuw is geen enkele reactie verkregen, ofschoon uit de retourkaarten blijkt dat de brieven weer daadwerkelijk aan een niet genoemde persoon zijn uitgereikt. Een onleesbare handtekening en het woord Catsi staan op die retourkaarten.
2.7 De conclusie is dat verzoeker zijn verzoekschrift heeft laten indienen door iemand van wie of door een organisatie waarvan de naam niet overeenkomstig de wet in het verzoekschrift is vermeld, althans zonder zijn eigen adres te noemen, terwijl overigens ook vele andere hierboven genoemde gebreken kleven aan het verzoekschrift waardoor het niet voldoet aan de eisen gesteld in de artikelen 6:5 en jo 8:81 Awb terwijl ook niet voldaan is aan het vereiste van artikel 8:82 Awb met betrekking tot het griffierecht. De voorzieningenrechter heeft al het mogelijke gedaan om gelegenheid te geven tot herstel van de verzuimen door de indiener, en om verzoeker desnoods zelf in de gelegenheid te kunnen stellen om voor zijn belangen op te komen.
2.8 Dat dit niet tot verzuimherstel heeft geleid moet voor risico komen van verzoeker, die uiteindelijk zelf verantwoordelijk is voor de keuze van de persoon of organisatie die zijn verzoekschrift al of niet als gemachtigde indient en voor de informatie die in zijn verzoekschrift is opgenomen.
2.9 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, zodat aanleiding bestaat het onderzoek met toepassing van artikel 8:83, derde lid, Awb te sluiten en onmiddellijk uitspraak te doen, zoals ook is overwogen in een uitspraak van deze voorzieningenrechter van 11 oktober 2004 in een zaak onder nummer Awb 04/20750 die is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl., LJN-nummer AR3586.
2.10 Voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat geen aanleiding.
2.11 Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter nog het volgende op. Uit het handelsregister, door de voorzieningenrechter op het internet geraadpleegd in september 2004, blijkt niet van het staan ingeschreven van een stichting Catsi of van een stichting met een naam die ook maar enigszins overeenkomt met het briefhoofd. Opmerkelijk is in de onderhavige zaak is dat de aanmaning tot betaling van griffierecht, blijkens de handtekeningretourkaart, op 23 juni 2004 is aangenomen door een zekere John. Op andere handtekeningretourkaarten in procedures aanhangig gemaakt door de dezelfde feitelijke indiener komt overigens ook wel, bijvoorbeeld op 13 mei 2004, de naam Johnny voor met de vermelding (door de postbesteller) van de bedrijfsnaam IMM Gracion (imigración?, voorzieningenrechter). In het van de IND ontvangen dossier in de onderhavige zaak komt overigens ook nog correspondentie (van onder meer 8 maart 2004) voor tussen belanghebbende en ene mw [naam 3] aan de IND waaruit moet blijken dat belanghebbende ten aanzien van een ander verzoekschrift niet meer door Stichting Catsi maar door [naam 3] van GS Property Management, Van Essendijk 139 te Den Haag wordt vertegenwoordigd.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.C. Berg en in tegenwoordigheid van A.G.A. Velnaar als griffier in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2004
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.