ECLI:NL:RBSGR:2004:AR3325

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/40523
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 september 2004 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de rechtmatigheid van een maatregel van bewaring opgelegd aan een Iraakse vreemdeling. De vreemdeling, geboren in 1977, had beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die op 8 september 2004 was opgelegd door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld in het licht van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Minister stelde dat het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk moest worden verklaard wegens misbruik van procesrecht, omdat de vreemdeling slechts één dag na de oplegging van de maatregel beroep had ingesteld zonder specifieke gronden te geven. De rechtbank verwierp dit standpunt en oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht. De rechtbank benadrukte dat de vreemdeling het recht heeft om de rechtmatigheid van zijn vrijheidsontneming snel ter toetsing voor te leggen aan een bevoegde rechter, zonder dat hier bijzondere restricties aan verbonden zijn. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de bewaring nog steeds bestonden en verklaarde het beroep ongegrond. Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open, dat binnen een week na verzending van de uitspraak ingediend moet worden.

Uitspraak

RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zitting houdende te Leeuwarden
Vreemdelingenkamer
Uitspraak: 27 september 2004
Regnr.: AWB 04/40523
U I T S P R A A K
inzake de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
A,
geboren [...] 1977,
van Iraakse nationaliteit,
IND-dossiernummer: 0311.26.0087,
eiser,
gemachtigde: mr. M. Noot, advocaat te Deventer,
tegen:
DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde: mr. drs. C.L.W. van Dort, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. PROCESVERLOOP
1.1. Verweerder heeft met het oog op de uitzetting van eiser bij besluit van 8 september 2004 de maatregel van bewaring opgelegd, nu naar het oordeel van verweerder de vreemdeling geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland en de voor terugkeer van de vreemdeling noodzakelijke bescheiden voorhanden zijn, dan wel binnen korte termijn voorhanden zullen zijn, zodat het belang van de openbare orde geacht wordt de bewaring van de vreemdeling te vorderen (artikel 59, tweede lid, Vw 2000).
1.2. Namens eiser is op 9 september 2004 beroep ingesteld tegen voornoemd besluit.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank en aan eiser toegestuurd. Eiser is in de gelegenheid gesteld om op de inlichtingen te reageren.
Bij faxbericht van 20 september 2004 heeft verweerder aan de rechtbank en eiser een aanvullend stuk doen toekomen.
Eiser is, bijgestaan door zijn gemachtigde, op 21 september 2004 ter zitting gehoord. Ter zitting was een tolk in de Arabische taal aanwezig.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. MOTIVERING
2.1. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat eiser door de politie uit de regio IJsselland op 8 september 2004 om 9.30 uur staande is gehouden in het AZC te B omdat hij in het kader van een zogenoemde Dublinclaim vóór 25 september 2004 dient te worden overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten.
2.2. Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu eiser misbruik van procesrecht heeft gemaakt door één dag na het opleggen van de maatregel van bewaring, beroep daartegen in te stellen. Volgens verweerder is de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 per 1 september 2004 ingegeven door overbelasting van verweerders organisatie alsmede het rechterlijk apparaat. Door één dag na het opleggen van de maatregel van bewaring ongemotiveerd beroep in te stellen, maakt eiser misbruik van procesrecht.
De gemachtigde van eiser heeft hiertegen ingebracht dat reeds uit het feit dat er in bewaringszaken nog informatie van verweerder naar voren kan komen, blijkt dat het niet aanvoeren van specifieke gronden voor de zitting niet kan worden tegengeworpen. Voorts heeft gemachtigde van eiser aangevoerd dat de maatregel van bewaring te zwaar is om de mogelijkheid om de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming zo snel mogelijk ter toetsing aan een rechter voor te leggen, voorbij te laten gaan.
2.3. De rechtbank oordeelt als volgt. Nog daargelaten of de enkele grond "misbruik van procesrecht" tot niet-ontvankelijkverklaring van een beroep kan leiden, zoals verweerder verzoekt, is de rechtbank van oordeel dat er in casu geen enkele sprake is van misbruik van recht of procesrecht. Eenieder van wie de vrijheid is ontnomen, heeft, kort samengevat, op grond van artikel 5 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)., het recht de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming spoedig te laten toetsen door een bevoegde rechter. Ook de gewijzigde wetgeving inzake vreemdelingenbewaring geeft de, niet aan bijzondere restricties gebonden, mogelijkheid om beroep in te stellen tegen de oplegging van de maatregel van vreemdelingenbewaring vóór het moment waarop verweerder de rechtbank door middel van een kennisgeving op de hoogte stelt van die maatregel.
Eiser heeft, door beroep in te stellen tegen de oplegging van de maatregel, derhalve gebruik gemaakt van zijn, in wet en verdrag vastgelegde, recht om zich tot de -in casu- vreemdelingenrechter te wenden.
2.4. Beoordeeld dient derhalve te worden of de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de wet dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2.5. De rechtbank is van oordeel dat de procedure leidend tot het besluit tot oplegging van de maatregel in overeenstemming is met de wettelijke vereisten. De bewaring is niet op die grond onrechtmatig.
2.6. De rechtbank stelt vast dat eiser niet rechtmatig in Nederland verblijft en dat, voor zover ter zitting bekend was, ten behoeve van hem een vlucht is geboekt op 23 september 2004 teneinde hem over te dragen aan de Italiaanse autoriteiten, zodat eiser valt onder de in artikel 59, tweede lid, Vw 2000 genoemde categorie vreemdelingen. De maatregel berust op de juiste grondslag. Gelet op genoemde voorgenomen datum van overdracht is de rechtbank voorts van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting werkt.
2.7. Voldoende is gebleken dat de gronden voor de bewaring nog steeds bestaan. Ook overigens zijn de rechtbank geen feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht.
2.8. Het hiervoor overwogene brengt mee dat de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring niet in strijd zijn met de Vw 2000 noch bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd zijn.
2.9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring als bedoeld in artikel 59 Vw 2000 niet onrechtmatig is. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.E. van der Heijden als griffier en uitgesproken op 27 september 2004.
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken, dient u binnen één week na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (het hoger beroepschrift) en een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State,
hoger beroep vreemdelingenzaken
Postbus 16113
2500 BC 's-Gravenhage
In het hoger beroepschrift dient u te vermelden waarom u de uitspraak niet juist vindt (de grieven). Er is geen mogelijkheid tot herstel verzuim indien het hoger beroepschrift geen grieven bevat.
Afschrift verzonden: 28 september 2004