ECLI:NL:RBSGR:2004:AR2979
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.H.Th. de Boer
- M. Moussault
- M.B.Th.G. Steeghs
- Rechtspraak.nl
Verklaring van de rechtbank over oplichting en overtreding van de Wet bescherming persoonsgegevens door een rechtspersoon
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 september 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, vertegenwoordigd door de directeur. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van oplichting en het opzettelijk overtreden van de Wet bescherming persoonsgegevens. De officier van justitie, mr. L.M.E. van der Wees, heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 30.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte andere personen tegen financiële vergoeding opdrachten heeft gegeven om vertrouwelijke informatie te vergaren vanuit niet-openbare bronnen. Deze informatie werd op slinkse wijze verkregen door zich voor te doen als medewerkers van soortgelijke instellingen en gebruik te maken van valse namen. Dit gedrag heeft geleid tot ernstig misbruik van het vertrouwen van betrokkenen en de maatschappij in het beheer van vertrouwelijke gegevens.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, aangezien er geen strafuitsluitingsgronden zijn aangetoond. De rechtbank heeft rekening gehouden met de financiële positie van de verdachte bij het vaststellen van de geldboete. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een derde telastgelegde feit, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen en heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 30.000,- voor de bewezenverklaarde feiten, die zijn gepleegd door een rechtspersoon. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 23, 24, 47, 51, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 75 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens.