RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/754276-00
rolnummer 0002
's-Gravenhage, 27 september 2004.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 december 2003, 26 april 2004 en 13 september 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr J. Gravesteyn, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Paulides heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 3 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, 2 en 3 subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is in de jaren 1998 en 1999 een aantal verplichtingen van de Coördinatiewet Sociale Verzekering niet nagekomen. Zo heeft hij, als feitelijk leidinggevende van het bedrijf, onvolledig opgave gedaan van het door de werknemers van VOF "[naam bedrijf]" genoten loon over die jaren en zijn de manurenstaten en de daarin berustende loonstaten (van gewerkte uren per werknemer) niet in de loonadministratie opgenomen.
Voorts heeft verdachte een aantal valse facturen opgenomen in de bedrijfsadministratie om te maskeren dat loonbetalingen aan werknemers waren gedaan welke niet verantwoord waren.
Door deze fraude is een aantal instellingen, zoals de fiscus en de uitvoeringsinstelling Cadans, ernstig benadeeld. Hiermee worden niet alleen deze instellingen, maar via deze ook de gehele Nederlandse maatschappij benadeeld. Dergelijke feiten moeten daarom streng worden bestraft.
Het spreekt in het voordeel van verdachte dat hij bezig is de achterstallige premies en belasting te voldoen. Blijkens zijn verklaring ter terechtzitting heeft verdachte lering getrokken uit deze zaak. Hij draagt er nu zorg voor dat hij zijn zaken beter op orde heeft en heeft zijn bedrijfsadministratie uitbesteed aan een gerenommeerde accountant. Om verdachte er voor te behoeden om in de toekomst weer in de fout te gaan, zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Voorts is reeds ter terechtzitting van 8 december 2003 bepaald dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM met een jaar is overschreden, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank moet leiden tot strafvermindering.
De rechtbank heeft kennis genomen van een, verdachte betreffend, uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 12 juni 2001, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Alles overziende acht de rechtbank een combinatie van de eerder genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf een passende en geboden reactie op de door verdachte gepleegde strafbare feiten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht;
- 10 en 18 (oud) van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 3 primair telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en 2:
opzettelijk een der in artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering bedoelde verplichtingen niet volledig nakomen, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
opzettelijk een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 240 uren;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 220 uren resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 110 dagen;
in verzekering gesteld op : 11 juni 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 13 juni 2001,
in vrijheid gesteld op : 21 juni 2001;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Sentrop en Van Maurik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Brekelmans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2004.