ECLI:NL:RBSGR:2004:AR2802
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Elkerbout
- J. Sentrop
- M. van Maurik
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 september 2004 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die in de periode van 1 april 2004 tot en met 3 juni 2004 heeft gehandeld in cocaïne en heroïne. De veroordeelde heeft verklaard een wederrechtelijk voordeel van € 3.000,- te hebben verkregen uit deze activiteiten. De rechtbank heeft op basis van het rapport 'Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel' van 26 augustus 2004 vastgesteld dat het door de veroordeelde in een periode van 26 weken verkregen voordeel geschat kan worden op € 7.955,00. De officier van justitie heeft een vordering ingediend om dit bedrag vast te stellen en de veroordeelde te verplichten tot betaling aan de Staat.
Tijdens de zitting op 13 september 2004 heeft de officier van justitie de vordering toegelicht, waarbij de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. van den Boogert, aanwezig was. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de veroordeelde door zijn strafbare handelen wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op € 3.000,-. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de rechters A. Elkerbout (voorzitter), J. Sentrop en M. van Maurik, in tegenwoordigheid van griffier mr. Brekelmans. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 september 2004.