ECLI:NL:RBSGR:2004:AR2799

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/037473-04
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Elkerbout
  • M. Sentrop
  • J. van Maurik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake drugshandel met cocaïne en heroïne

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 september 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die gedurende een periode van bijna een half jaar heeft gehandeld in drugs, specifiek cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de handel in harddrugs de volksgezondheid ernstig bedreigt en leidt tot vermogensdelicten onder gebruikers, die op zoek zijn naar middelen om hun verslaving te bekostigen. Dit heeft geleid tot aanzienlijke schade en onrust in de samenleving. De verdachte is op 21 juni 2004 in verzekering gesteld en op 23 juni 2004 in voorlopige hechtenis genomen. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, meermalen gepleegd. De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de inhoud van de dagvaarding en de bewijsstukken. De verdachte is eerder veroordeeld voor opiumdelicten, wat meegewogen is in de strafmotivering. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met de verplichting tot reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de onvoorwaardelijke straf. De rechtbank heeft daarnaast verklaard dat niet bewezen is wat de verdachte verder is telastgelegd en heeft hem daarvan vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/037473-04
rolnummer 0006
's-Gravenhage, 27 september 2004.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] in [geboortedatum],
adres: [adres],
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 september 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr B.J. de Deugd, advocaat te Nieuwerkerk aan den IJssel, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Knobbout heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact.
De officier van justitie heeft medegedeeld dat hij voornemens is te gelegener tijd een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van bijna een half jaar gehandeld in drugs, te weten cocaïne en heroïne.
Door de handel in harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd en wordt het plegen van vermogensdelicten onder de gebruikers bevorderd, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op een voorlichtingsrapport van Reclassering Parnassia van 7 september 2004, opgesteld door P. Glissenaar, reclasseringswerker. Er wordt in het rapport geen strafadvies gegeven aangezien betrokkene een ontkennende verdachte is. Betrokkene zegt zich wel te kunnen vinden in reclasseringstoezicht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een, verdachte betreffend, uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 25 augustus 2004, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor opiumdelicten.
Alles overziende, acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur een passende strafrechtelijke reactie op het door verdachte gepleegde feit. Een deel van de straf zal voorwaardelijk worden opgelegd, om verdachte, met hulp van de reclassering, er in de toekomst van te weerhouden strafbare feiten te plegen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 5 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, i.c. de sector justitiële verslavingszorg van psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 21 juni 2004,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 23 juni 2004;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Sentrop en Van Maurik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Brekelmans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2004.