ECLI:NL:RBSGR:2004:AR2797

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/037422-04
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Elkerbout
  • M. Sentrop
  • J. van Maurik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 september 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen twee kilo cocaïne in een auto vervoerde. De rechtbank oordeelde dat de handel in harddrugs de volksgezondheid ernstig bedreigt en leidt tot vermogensdelicten onder gebruikers, wat aanzienlijke schade en onrust in de samenleving veroorzaakt. De verdachte was bekend met de aankoop van de cocaïne door zijn mededaders in Rotterdam, maar er was onvoldoende bewijs dat hij wist dat de cocaïne bestemd was voor een afnemer die deze naar Duitsland zou vervoeren. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het tweede telastgelegde feit.

De rechtbank achtte het eerste telastgelegde feit, namelijk het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking was gekomen en dat zijn betrokkenheid bij het vervoer van de cocaïne relatief gering was. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het gepleegde feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals naar voren gekomen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/037422-04
rolnummer 0009
's-Gravenhage, 27 september 2004.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 september 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr J.I. Echteld, advocaat te Gouda, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Knobbout heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 2 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Vaststaat dat verdachte ermee bekend was dat zijn mededaders een hoeveelheid cocaïne hadden gekocht in Rotterdam en dat deze cocaïne vervolgens in de auto waarin ook verdachte reed naar Gouda werd vervoerd. Er is echter onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden om als vaststaand aan te nemen dat verdachte wist dat de cocaïne bestemd was voor een afnemer die van plan was deze naar Duitsland mee te nemen.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding onder 1 telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met anderen twee kilo cocaïne in een auto vervoerd.
Door de handel in harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd en wordt het plegen van vermogensdelicten onder de gebruikers bevorderd, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 7 september 2004, opgesteld door M.M. Vegt, reclasseringswerker. Er wordt in het rapport geen strafadvies gegeven aangezien betrokkene een ontkennende verdachte is.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder terzake van overtreding van de Opiumwet met justitie in aanraking is gekomen en dat zijn betrokkenheid bij (het vervoer van) de twee kilo cocaïne relatief gering is geweest.
Alles overziende, acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur een passende strafrechtelijke reactie op het door verdachte gepleegde feit. Een deel van de straf zal voorwaardelijk worden opgelegd, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden strafbare feiten te plegen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 2 telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder 1 telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 5 juni 2004,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 8 juni 2004;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Sentrop en Van Maurik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Brekelmans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2004.