RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/925254-04
rolnummer 0008
's-Gravenhage, 10 september 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, Penitentiair Complex Scheveningen, Unit 2.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 augustus 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.E. Brink, advocaat te Amsterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. Meissen heeft gevorderd dat het openbaar ministerie ter zake van het verdachte bij gewijzigde dagvaarding ten aanzien van feit 2 derde alternatief/cumulatief, feit 3 primair derde alternatief/cumulatief en feit 3 subsidiair derde alternatief/cumulatief telastegelegde, niet ontvankelijk wordt verklaard.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij gewijzigde dagvaarding ten aanzien van het onder feit 1 eerste alternatief/cumulatief, tweede alternatief/cumulatief, derde alternatief/cumulatief, vierde alternatief/cumulatief, feit 2 eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief, feit 3 primair eerste alternatief/cumulatief en tweede alternatief/cumulatief telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] als voorschot tot het gevorderde bedrag van € 44.766,88.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 35.237,80, subsidiair 311 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] als voorschot tot het gevorderde bedrag van € 31.498,80.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 30.648,30, subsidiair 288 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] als voorschot tot het gevorderde bedrag van € 35.179,180.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 34.673,22, subsidiair 308 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 3].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] als voorschot tot het gevorderde bedrag van € 27.969,09.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 26.841,94, subsidiair 269 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 4].
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden teruggegeven aan [benadeelde partij 1].
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Niet ontvankelijkheid openbaar ministerie.
De rechtbank zal het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaren wegens verjaring van de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 2 derde alternatief/cumulatief, 3 primair derde alternatief/cumulatief en 3 subsidiair derde alternatief/cumulatief telastgelegde feiten (allen betrekking hebbend op aangeefster [benadeelde partij 2]).
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding onder feit 1 tweede alternatief/cumulatief, feit 1 vierde alternatief/cumulatief en feit 2 eerste alternatief/cumulatief is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de vrijspraak voor het onder feit 1 tweede alternatief/cumulatief ([benadeelde partij 2]) en feit 1 vierde alternatief/cumulatief ([benadeelde partij 4]) overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is ervan overtuigd dat verdachte zijn psychisch en/of geestelijk overwicht heeft gebruikt om een afhankelijkheidsrelatie te creëren tussen hem en de slachtoffers [benadeelde partij 2] respectievelijk [benadeelde partij 4]. Uit het onderzoek ter terechtzitting is echter niet komen vast te staan dat door bepaalde gedragingen van verdachte een zodanig bedreigende sfeer is ontstaan, dat beide slachtoffers daardoor zijn gedwongen seksuele handelingen te ondergaan of te plegen. De rechtbank dient verdachte daarom van deze feiten vrij te spreken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de - gewijzigde - dagvaarding onder 1 eerste alternatief/cumulatief, 1 derde alternatief/cumulatief, 2 tweede alternatief/cumulatief, 3 primair eerste alternatief/cumulatief en 3 primair tweede alternatief/cumulatief telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar behoudens het bij - gewijzigde - dagvaarding onder feit 1 derde alternatief/cumulatief en 3 primair tweede alternatief/cumulatief telastgelegde (betrekking hebbend op [benadeelde partij 3]) ten aanzien van de periode 1 januari 1991 tot en met 30 november 1991 aangezien die feiten in die periode niet strafbaar waren. Dit houdt verband met de wetswijziging met ingang van 1 december 1991. Vanaf dat moment vallen, naast geweld en bedreiging met geweld, tevens (bedreiging met) een feitelijkheid onder artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht en is de term "vleselijke gemeenschap" in de artikelen 242 en 245 van het Wetboek van Strafrecht vervangen door het nieuwe begrip "seksueel binnendringen" respectievelijk ontuchtige handelingen.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich gedurende vele jaren schuldig gemaakt aan - kort gezegd - seksueel misbruik van een tweetal leerlingen aan wie hij les gaf. De leerlingen waren pubers toen hij met zijn ontuchtige handelingen begon. Pas na jaren van misbruik hebben de slachtoffers zich kunnen ontworstelen aan de afhankelijke relatie die verdachte op zeer zorgwekkende wijze met zijn slachtoffers binnen een leraar-leerling verhouding had weten te bewerkstelligen. Verdachte heeft zijn slachtoffers meermalen gedurende een langere periode niet alleen betast en bedreigd maar ook verkracht. Verdachte zorgde dat er een wig werd geslagen tussen de slachtoffers en hun ouders. Verdachte creëerde een afhankelijkheidsrelatie met de (voormalige) leerlingen waarin verdachte een groot overwicht op hen had. Die afhankelijkheid werd door verdachte nog versterkt door te dreigen dat hij bijvoorbeeld zichzelf iets aan zou doen of dat zij allerlei ziektes zouden krijgen indien hij geen seks met hen zou krijgen.
Door aldus te handelen heeft verdachte een zeer grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van zijn slachtoffers hetgeen voor laatstgenoemden ook grote nadelige psychische gevolgen met zich heeft gebracht waar zij, mogelijk, de rest van hun leven last van zullen hebben. Verdachte heeft niet alleen bij de slachtoffers zelf maar ook bij hun familieleden veel leed veroorzaakt.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen en overwicht dat hij als volwassene en als leraar op deze slachtoffers had en dit juist terwijl de slachtoffers zich in een belangrijke vormende en kwetsbare fase van hun leven bevonden.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de pro justitia rapportage opgemaakt en ondertekend door drs. G.M. Jansen, psycholoog, d.d. 18 juni 2004. De psycholoog constateert dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, namelijk een narcistische persoonlijkheidsstoornis met schizotypische kenmerken. Derhalve wordt geadviseerd betrokkene als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Om het recidiverisico te verkleinen wordt een ambulante daderbehandeling wenselijk geacht.
Omtrent verdachte is tevens door C. Peters, stagiaire onder begeleiding van J. Baldewsingh, reclasseringswerker, een voorlichtingsrapport uitgebracht d.d.16 juni 2004. De rechtbank heeft acht geslagen op voornoemd rapport waarin, evenals het advies van de psycholoog voornoemd, wordt geadviseerd aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact ten einde verdachte ambulante daderbehandeling te laten volgen om de kans op recidive te verkleinen.
De rechtbank neemt de conclusies van vermelde rapporten over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft acht geslagen op een op naam van verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d.19 maart 2004 waaruit blijkt dat verdachte nooit eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
De rechtbank is, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. De rechtbank zal een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan dergelijke strafbare feiten. Hieraan zal de rechtbank, conform de adviezen van de deskundigen, verplicht reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde verbinden met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank acht een stok achter de deur voor langere tijd noodzakelijk.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
[benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 44.766,88.
Deze vordering is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die gedeeltelijk eenvoudig van aard is en rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in de bij gewijzigde dagvaarding onder feit 1 eerste alternatief/cumulatief en feit 3 primair eerste alternatief/cumulatief aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal een deel van de vordering bij wijze van voorschot toewijzen.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in haar vordering en zal deze vordering tot een bedrag van € 5.000,= bij wijze van voorschot toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 31.498,80.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien het openbaar ministerie niet ontvankelijk zal worden verklaard in verband met de verjaring van de telastgelegde feiten.
[benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 35.179,18.
Deze vordering is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die gedeeltelijk eenvoudig van aard is en rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in de bij gewijzigde dagvaarding onder feit 1 derde alternatief/cumulatief, feit 2 tweede alternatief/cumulatief en feit 3 primair tweede alternatief/cumulatief aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal een deel van de vordering bij wijze van voorschot toewijzen.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in haar vordering en zal deze vordering tot een bedrag van € 5000,= bij wijze van voorschot toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[benadeelde partij 4], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 27.969,09.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte wordt vrijgesproken van de telastgelegde feiten, eerste alternatief/cumulatief, derde alternatief/cumulatief, 2 tweede alternatief/cumulatief, 3 primair eerste alternatief/cumulatief en 3 primair tweede alternatief/cumulatief, die betrekking hebben op de benadeelde partij.
Schadevergoedingsmaatregelen.
Nu verdachte jegens twee slachtoffers, te weten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3], naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 eerste alternatief/cumulatief, 1 derde alternatief/cumulatief, 2 tweede alternatief/cumulatief, 3 primair eerste alternatief/cumulatief en 3 primair tweede alternatief/cumulatief bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 5.000,= ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] genaamd alsmede een bedrag groot € 5.000,= ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3] genaamd.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave aan [benadeelde partij 1] gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 tot en met 12.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 5 (oud), 5, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 55, 57, 242, 245 (oud), 245 en 249 (oud), 249 van het Wetboek van Strafrecht;
- 177 (oud) Strafgesetzbuch.
verklaart het openbaar ministerie niet ontvankelijk ten aanzien van feit 2 derde alternatief/cumulatief, feit 3 primair derde alternatief/cumulatief en feit 3 subsidiair derde alternatief/cumulatief telastgelegde;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1 tweede alternatief/cumulatief, 1 vierde alternatief/cumulatief en 2 eerste alternatief/cumulatief telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1 eerste alternatief/cumulatief, 1 derde alternatief/cumulatief, 2 tweede alternatief/cumulatief, 3 primair eerste alternatief/cumulatief en 3 primair tweede alternatief/cumulatief telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 eerste alternatief/cumulatief en
feit 1 derde alternatief/cumulatief ten aanzien van de periode 1 december 1991 tot en met
6 augustus 2000:
verkrachting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 tweede alternatief/cumulatief:
ontucht plegen met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 1 derde alternatief/cumulatief ten aanzien van de periode 1 januari 1991 tot en met 30 november 1991 en ten aanzien van feit 3 primair tweede alternatief/cumulatief ten aanzien van de periode 1 januari 1991 tot en met 30 november 1991:
ontslag van alle rechtsvervolging;
ten aanzien van feit 3 primair tweede alternatief/cumulatief ten aanzien van de periode 1 december 1991 tot en met 29 juli 1992:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van [benadeelde partij 1]:
In de periode van 1 februari 1993 tot en met 9 februari 1994 is het bovenstaande gekwalificeerde seksueel binnendringen bij iemand beneden de leeftijd van zestien jaar begaan in eendaadse samenloop met de bovenstaande gekwalificeerde verkrachting, meermalen gepleegd;.
Ten aanzien van [benadeelde partij 3]:
In de periode van 1 december 1991 tot en met 29 juli 1994 is de bovenstaande gekwalificeerde ontucht met misbruik van vertrouwen begaan in eendaadse samenloop met de bovenstaande gekwalificeerde verkrachting, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar voor zover de feiten hierboven zijn gekwalificeerd;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) JAREN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 1 (ÉÉN) JAAR niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 3 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als zulks inhoudt ambulante daderbehandeling;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 8 maart 2004,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 11 maart 2004;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] deels toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
- [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], bij wijze van voorschot, een bedrag van € 5.000,=,
- [benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats], bij wijze van voorschot, een bedrag van € 5.000,=,
met veroordeling tevens in de proceskosten door deze benadeelde partijen gemaakt, tot deze
uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat deze benadeelde partijen voor het overige niet ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en dat dezen de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 5.000,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1] en een bedrag groot
€ 5.000,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 respectievelijk 100 dagen;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de staat doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen doet vervallen;
verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk in hun vorderingen met veroordeling van deze benadeelde partijen in de proceskosten door verdachte gemaakt, tot op deze uitspraak begroot op nihil;
gelast de teruggave aan [benadeelde partij 1] van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 tot en met 12;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Van Rossum, voorzitter,
Van den Boom en Van der Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van Doorne, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 september 2004.