ECLI:NL:RBSGR:2004:AR2132

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/21749
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingangsdatum verblijfsvergunning asiel en herhaalde aanvraag

In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van een verblijfsvergunning asiel voor eiser, een Iraakse nationaliteit, die een herhaalde aanvraag heeft ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op 10 maart 2003 is ingediend, toen eiser het model M35-H ondertekende. Eiser had eerder op 20 januari 2003 aangegeven een herhaald verzoek te willen indienen, maar de rechtbank oordeelt dat deze datum niet kan worden aangemerkt als een formele aanvraag. De verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, heeft de aanvraag op de juiste wijze behandeld en de verblijfsvergunning asiel verleend met ingang van de datum van ontvangst van de aanvraag, zijnde 10 maart 2003.

Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de verblijfsvergunning eerder verleend had moeten worden, met name met terugwerkende kracht naar 20 januari 2003, en dat het beleid van categoriale bescherming voor Centraal-Iraakse asielzoekers eerder had moeten ingaan. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning correct is vastgesteld, omdat de schriftelijke aanvraag pas op 10 maart 2003 is ingediend. De rechtbank heeft de grieven van eiser verworpen, omdat deze niet konden leiden tot een eerdere ingangsdatum van de verblijfsvergunning.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskosten toegewezen, aangezien er geen omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin en openbaar uitgesproken op 9 september 2004.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage
nevenvestigingsplaats Haarlem
enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
U I T S P R A A K
artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
artikel 71 Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
reg.nr: AWB 03 / 21749 BEPTDN H
inzake: A, geboren op [...] 1976, van Iraakse nationaliteit,
eiser,
gemachtigde: mr. M.C. Zuidweg, advocaat te Delft,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde: mr. L.T. Bregman, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1. GEGEVENS INZAKE HET GEDING
1.1 Bij besluit van 27 maart 2003 is de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd. Aan eiser is op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, Vw 2000 een verblijfsvergunning asiel verleend, met ingang van 10 maart 2003 en geldig tot 10 maart 2006. Tegen dit besluit heeft eiser op 9 april 2003 beroep ingesteld.
1.2 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en in zijn verweerschrift geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2004. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht niet ter zitting verschenen. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde.
2. OVERWEGINGEN
2.1 Bij de beoordeling van het geschil gaat de rechtbank uit van de volgende feiten. Op 20 januari 2003 heeft eiser te kennen gegeven dat hij een herhaald verzoek om toelating als vluchteling wilde indienen. Bij brief van 22 januari 2003 heeft verweerder eiser verzocht om zich op 10 maart 2003 om 14:00 uur aan te melden bij Aanmeldcentrum Rijsbergen voor feitelijke indiening van het verzoek. Op 10 maart 2003 heeft eiser het model M35-H (aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd) ondertekend.
2.2 Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte de verblijfsvergunning eerst met ingang van 10 maart 2003 heeft verleend. Eiser heeft zijn aanvraag reeds op 20 januari 2003 ingediend. Eiser stelt zich voorts op het standpunt dat verweerder het beleid van categoriale bescherming voor Centraal-Iraakse asielzoekers ten onrechte in november 1998 heeft beëindigd dan wel dat verweerder eerder dan 25 november 2002 een beleid van categoriale bescherming voor Irak had moeten invoeren. Ten slotte heeft eiser aangevoerd dat in vergelijkbare gevallen, wel een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, Vw is verleend met ingang van 25 november 2002.
2.3 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verblijfsvergunning vanaf de juiste datum is verleend, nu eiser eerst op 10 maart 2003 de schriftelijke aanvraag volgens het model M35-H heeft getekend.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.4 Ingevolge artikel 4:1 Awb wordt, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen.
2.5 Ingevolge artikel 44, tweede lid, Vw wordt de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend met ingang van de datum waarop de vreemdeling heeft aangetoond dat hij aan alle voorwaarden voldoet, maar niet eerder dan met ingang van de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
2.6 De rechtbank dient gelet op deze bepalingen de vraag te beantwoorden op welke datum verweerder de aanvraag heeft ontvangen, die heeft geleid tot de vergunningverlening.
2.7 In de brief van verweerder van 22 januari 2003 heeft verweerder, zoals eiser terecht heeft opgemerkt, weliswaar 20 januari 2003 als datum van de aanvraag vermeld, maar eiser heeft niet gesteld of onderbouwd, dat hij zich op 20 januari 2003 daadwerkelijk in enigerlei vorm schriftelijk tot verweerder heeft gewend in verband met de (herhaalde) aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Daarnaast is niet in geschil dat er geen eerdere aanvraag van eiser meer open stond. Nu vast staat dat het model M35-H de eerste maal is geweest dat eiser zich schriftelijk tot verweerder heeft gewend in verband met de aanvraag en hij dat stuk op 10 maart 2003 heeft ondertekend, heeft verweerder, in het licht van artikel 4:1 Awb en artikel 44, tweede lid, Vw, die datum terecht als datum van ontvangst van de aanvraag aangemerkt. Derhalve heeft verweerder, gelet op artikel 44, tweede lid, Vw, terecht de verblijfsvergunning asiel eerst verleend met ingang van 10 maart 2003.
2.8 Eiser heeft daarnaast geen belang bij de beoordeling van de grief dat verweerder het beleid van categoriale bescherming ten aanzien van asielzoekers afkomstig uit Centraal-Irak eerder had dienen te laten ingaan dan 25 november 2002, omdat deze grief, zoals uit het hiervoor overwogene volgt, in zijn geval niet kan leiden tot een eerdere ingangsdatum van de verblijfsvergunning.
2.9 De grief, dat in vergelijkbare gevallen wel een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend met ingang van 25 november 2002, is niet feitelijk onderbouwd dan wel geconcretiseerd, zodat aan deze grief voorbij moet worden gegaan.
2.10 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
2.11 Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is niet gebleken.
3. BESLISSING
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 9 september 2004, in tegenwoordigheid van mr. C.M. Bertels als griffier.
afschrift verzonden op:
Coll:
RECHTSMIDDEL
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.