ECLI:NL:RBSGR:2004:AR2126

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/6908
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van de kennisname van stukken in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage zich gebogen over de beperking van de kennisname van stukken in een asielprocedure. Eiser, een Sierraleoonse nationaliteit, heeft een groot belang bij kennisname van de stukken die ten grondslag liggen aan het individueel ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken. De rechtbank oordeelt dat de beperking van de kennisname zo beperkt mogelijk moet zijn, gezien de inbreuk op het beginsel van hoor en wederhoor. De verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, heeft aangevoerd dat openbaarmaking van bepaalde informatie toekomstige asielzoekers zou kunnen schaden. Echter, de rechtbank is van mening dat de motivering van de verweerder onvoldoende is om de beperking van de kennisname te rechtvaardigen. De rechtbank stelt dat de informatie die is gebonden aan de specifieke feitelijke omgeving van de vreemdeling, niet waarschijnlijk zal leiden tot een onjuist asielrelaas door toekomstige asielzoekers. De rechtbank heeft de verzoeken om beperking van de kennisname gedeeltelijk afgewezen en bepaald dat de eiser recht heeft op kennisname van de relevante stukken. De beslissing is genomen op 30 augustus 2004 door mr. A.A.T. van Rens, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en is opgemaakt door mr. C.M. Bertels als griffier.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gra-venhage
nevenvestigingsplaats Haarlem
enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
B E S L I S S I N G
artikel 8:29, derde lid, Algemene Wet Bestuursrecht (Awb)
reg.nr: AWB 04 / 6908 BEPTDN H
inzake: A, geboren op [...] 1985, van Sierraleoonse nationaliteit, eiser,
gemachtigde: mr. M.E. Muller, advocaat te Gouda,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
1. OVERWEGINGEN
1.1 In opgemelde procedure heeft verweerder gerefereerd aan het individueel ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 13 oktober 2003 met kenmerk DPV/AM-U021212.2071. De conclusies van dit ambtsbericht zijn namens eiser betwist. Op verzoek van de rechtbank heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bij brief van 14 april 2004 de onderliggende stukken van het ambtsbericht aan de rechtbank verzonden, te weten:
- een memorandum van 19 december 2002 van de afdeling Asiel- en Migratiezaken aan de Nederlandse Ambassade te Abidjan;
- een memorandum van 18 september 2003 van de Nederlandse Ambassade te Abidjan aan de afdeling Asiel- en Migratiezaken, met als bijlage een rapport van de vertrouwenspersoon van 2 juli 2003;
1.2 De Minister van Buitenlandse Zaken heeft met een beroep op artikel 8:29 Awb de rechtbank meegedeeld dat er naar zijn mening gewichtige redenen bestaan die rechtvaardigen dat kennisneming van bepaalde gedeelten in de onder 1.1. genoemde documenten tot de rechtbank beperkt dient te blijven. De redenen voor de beperking van de kennisname heeft de Minister van Buitenlandse Zaken in de gemaskeerde versie aangegeven met cijfers bij de desbetreffende passages. Met het cijfer 1 beoogt de Minister van Buitenlandse Zaken beperking van de kennisname vanwege de bescherming van bronnen; met het cijfer 2 wordt beoogd de bescherming van de bij het onderzoek gebruikte methoden en technieken.
1.3 Bij brief van 11 maart 2004 heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld te reageren op de door de Minister van Buitenlandse Zaken verzochte vertrouwelijkheid.
Bij brief van 1 april 2004 heeft verweerder meegedeeld dat hij toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, Awb verleent.
De gemachtigde van eiser heeft geen reactie aan de rechtbank doen toekomen, doch heeft reeds in de gronden van beroep van 10 maart 2004 aangegeven dat het van groot belang is voor eiser dat de wijze van onderzoek en de bronnen bekend worden, zodat eiser kan nagaan hoe het onderzoek daadwerkelijk is gebeurd en of er sprake is van zorgvuldig onderzoek.
1.4 Naar aanleiding van door de rechtbank bij brief van 19 mei 2004 gestelde vragen omtrent de vertrouwelijkheid van bepaalde passages, heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bij brief 7 juni 2004 een nadere motivering gegeven.
1.5 De Minister van Buitenlandse Zaken heeft ten aanzien van hetgeen is opgenomen in het memorandum van 18 september 2003 op de tweede bladzijde ‘Overige informatie’ en hetgeen is opgenomen in het verslag van de vertrouwenspersoon op pagina 13, tweede alinea, verzocht om beperking van de kennisname, aangezien dit ‘het kennisniveau betreft. Na openbaarmaking kan deze beschrijving in de toekomst worden gebruikt om een volgend asielrelaas in een andere zaak door dergelijke detaillering meer geloofwaardig te maken.’
Ten aanzien van hetgeen is opgenomen in het verslag van de vertrouwenspersoon op bladzijde 13 onder ‘And other information’ is beperkte kennisname verzocht eveneens vanwege ‘het kennisniveau’, ‘omdat deze lezing van de informatie niet eerder in deze vorm is openbaar gemaakt en bovendien niet ten grondslag is gelegd aan het individueel ambtsbericht.’
Voorts heeft de Minister van Buitenlandse Zaken het betreffende memorandum met openbaarmaking van het gedeelte waarvan het beroep op beperkte kennisname niet langer is gehandhaafd, andermaal aan de gemachtigden van eiser en verweerder doen toekomen.
1.6 In algemene zin dient beperking van de kennisname van stukken zo beperkt mogelijk te worden gehouden, gegeven de inbreuk die dat oplevert op het beginsel van hoor en wederhoor. Nu het onderhavige ambtsbericht (mede) ten grondslag is gelegd aan de voor eiser negatieve beslissing van verweerder, heeft eiser een groot belang bij kennisname van de stukken die ten grondslag liggen aan het ambtsbericht, teneinde zich zo concreet mogelijk te kunnen verweren tegen de daarop gebaseerde conclusies. Eiser heeft zich ook gemotiveerd verzet tegen beperking van de kennisname.
Verweerder kan belang hebben bij beperking van de kennisname onder meer om te voorkomen dat toekomstig onderzoek wordt bemoeilijkt, doordat toekomstige asielzoekers op basis van de feiten die in onderliggende stukken naar voren komen, een onjuiste identiteit of een onwaar verblijf kunnen onderbouwen.
1.7 Ten aanzien van hetgeen is opgenomen in het verslag van de vertrouwenspersoon op bladzijde 13 onder ‘And other information’ acht de rechtbank beperkte kennisname niet gerechtvaardigd. Het betreft hier algemene informatie over de situatie in Kabala in 1998 en over de naam A. Dat deze informatie niet eerder in deze vorm openbaar is gemaakt, kan op zichzelf genomen geen reden zijn om het niet openbaar te maken. Ook de motivering dat dit onderdeel van het verslag van de vertrouwenspersoon niet is gebruikt als onderbouwing voor het ambtsbericht, is daarvoor onvoldoende. Nog afgezien van het feit dat het voor eiser van belang kan zijn om ook kennis te nemen van onderdelen van de onderliggende stukken die voor het ambtbericht verder niet zijn gebruikt, al is het maar om dat zelf te kunnen vaststellen, kan dergelijke informatie ook een ondersteuning zijn voor (onderdelen van) zijn relaas. De algemene motivering met de term ‘kennisniveau’ dat met deze informatie onderzoek naar toekomstige asielverzoeken zou kunnen worden bemoeilijkt, acht de rechtbank in dit geval onvoldoende om de beperking van de kennisname gerechtvaardigd te achten. Daarvoor is de dreigende schending van het door de Minister naar voren gebrachte belang te weinig concreet en substantieel.
1.8 Voor zover het betreft hetgeen is opgenomen in het memorandum van 18 september 2003 op bladzijde twee onder ‘Overige informatie’ en hetgeen is opgenomen in het verslag van de vertrouwenspersoon op bladzijde 13, tweede alinea, voor zover beperking van de kennisname is verzocht met het cijfer ‘2’, alsmede hetgeen is opgenomen in dit verslag op bladzijde 13, eerste alinea, is de rechtbank eveneens van oordeel dat de verzochte beperkte kennisname niet is gerechtvaardigd. Daartoe is het volgende redengevend.
De onderdelen waarvan beperkte kennisgeving wordt verzocht, betreft informatie over de lengte van en het aantal huisnummers in de [...]street, alsmede over het uiterlijk van de door de vertrouwenspersoon bezochte school en de tijd die het kost om van de [...]straat naar de betreffende school te rijden. Deze informatie is zo gebonden aan deze specifieke feitelijke omgeving, dat weinig voor de hand ligt dat een toekomstige asielzoeker (mede) op basis daarvan een onjuist asielrelaas opstelt, althans een op basis daarvan samengesteld asielrelaas door derden krijgt aangereikt. Daarnaast is het ook informatie over omstandigheden die met het verstrijken van de tijd kunnen wijzigen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat in het onderhavige geval het belang van eiser - zoals onder 1.6 is verwoord - om kennis te nemen van zoveel mogelijk informatie die ten grondslag ligt aan het individuele ambtsbericht, zodat hij ertoe in staat wordt gesteld om zich tegen de conclusie vervat in dat ambtsbericht te verweren, dient te prevaleren boven het belang van verweerder om deze informatie niet te openbaren.
1.9 In het licht van het vorenstaande is er ook geen aanleiding de kennisname te beperken van de brief van de rechtbank aan de Minister d.d. 19 mei 2004 en de reactie van de Minister d.d. 7 juni 2004.
1.10 De rechtbank is van oordeel dat de door de Minister van Buitenlandse Zaken verzochte beperkte kennisname van de overige in de overgelegde stukken aangegeven passages wel gerechtvaardigd is op de door de Minister weergegeven gronden.
2. BESLISSING
De rechtbank:
2.1 bepaalt dat de beperking van de kennisneming niet gerechtvaardigd is ten aanzien van
- hetgeen is vermeld in het memorandum van 18 september 2003 op bladzijde twee onder ‘Overige informatie’;
- hetgeen is opgenomen in het verslag van de vertrouwenspersoon op bladzijde 13, tweede alinea, voor zover beperking van de kennisname is verzocht met de cijfer ‘2’,
- hetgeen is opgenomen in het verslag van de vertrouwenspersoon op bladzijde 13, eerste alinea;
- hetgeen is opgenomen in het verslag van de vertrouwenspersoon op bladzijde 13 onder ‘And other information’; - de brief van de rechtbank aan de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 mei 2004;
- de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken aan de rechtbank d.d. 7 juni 2004;
2.2 bepaalt dat de beperking van de kennisneming voor het overige gerechtvaardigd is.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.A.T. van Rens, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, op 30 augustus 2004, opgemaakt door mr. C.M. Bertels als griffier.
afschrift verzonden op: 1 september 2004